zaterdag 29 december 2012

Atheïsten 66

 
 
Wat mij bij discussies over geloofszaken telkens weer opvalt is de heftigheid waarmee door veel atheïsten (gelukkig lang niet alle) wordt gereageerd op mensen die uitkomen voor hun christelijk geloof. Als je een onderwerp behandelt vanuit een politieke visie, kunnen anderen het ermee eens zijn of niet, maar er is dan niemand die beweert dat je dat niet zou mogen doen omdat je je mening aan anderen op zou dringen. Wie een religieuze visie ergens over geeft, krijgt dat verwijt vaak wel te horen. Bovendien worden er dan vaak allerlei dingen bijgesleept die met het onderwerp zelf helemaal niets te maken hebben.

Verder richt deze kritiek zich vaak niet alleen op de religie zelf, maar ook en vooral op de persoon van de gelovige. Het lijkt er daarom veel op alsof religie een thema is waar veel mensen hun persoonlijke frustraties bij voorkeur op botvieren. Ik vind dat hypocriet en een uiting van onverdraagzaamheid.

Opvallend is trouwens ook dat atheïsten hun pijlen vaak alleen maar richten op christenen; met boeddhisten, hindoes en joden hebben ze veel minder moeite. Zelfs moslims zijn bij hen veel minder vaak het mikpunt. Over selectieve verontwaardiging gesproken!

Het christendom is al meer dan duizend jaar één van de grote pijlers van de cultuur van de Lage Landen, naast de erfenis van de klassieke Oudheid. Niemand kan dat ontkennen. Literatuur, beeldende kunst en architectuur stonden eeuwen lang voor een groot deel in het teken van het christendom. Het Europa zoals we dat nu kennen is doordrenkt van christelijke tradities, begrippen en waarden. Het is daarom dwaas en wereldvreemd om dat verleden, deze erfenis, te ontkennen en er zelfs uit alle macht tegenaan te schoppen. Wie dat toch doet en alle uitingen van het christendom uit het openbare leven wil verbannen, is, om met Antoine Bodar te spreken, 'nooit volwassen geworden'.

Wat dat laatste betreft ontwikkelt D66 zich tot kampioen secularisering. Of het nu gaat om het intrekken van de subsidie aan de kleine levensbeschouwelijke omroepen, het verbod op weigerambtenaren, het afschaffen van de zondagsrust of het schrappen van het vloekverbod - altijd staat D66 vooraan. Alles, wat aan ons christelijke verleden herinnert, proberen politici van deze partij uit het openbare leven te bannen. Dat gebeurt ook nog met een haast en een gretigheid die grenzen aan fanatisme.

De partij zou haar naam daarom beter kunnen veranderen. Voortaan kunnen ze zich beter Atheïsten 66 noemen. Dat is wel zo duidelijk. En is transparantie niet één van de belangrijkste waarden die deze partij huldigt?



 

Is het einde der tijden nabij?


Veel mensen haalden opgelucht adem toen bleek dat 21 december een dag was als alle andere. Er landden geen aliens in Frankrijk om een handjevol eindtijdgelovigen in zilverig glanzende flottieljes te verhuizen naar het Delta Kwadrant. Ook zijn er, voor zover bekend, op die dag geen aardbevingen, tsunami’s of vulkaanuitbarstingen geweest. Niets van dat al. Maar betekent dat nu dat er helemaal geen kans bestaat dat de aarde ooit door een kosmisch ramp wordt getroffen? En hoe staat het met onze kansen om een botsing met een grote komeet of asteroïde te overleven? Erger nog: zijn zulke knapen misschien al in aantocht?
Om met de laatste vraag te beginnen: er ligt een asteroïde op ramkoers met de aarde. Op vrijdag 13 april 2036 zal hij ons rakelings passeren. De kans op een inslag van deze asteroïde die toepasselijk Apophis is gedoopt, naar de Oud-Egyptische god van de onderwereld, is maar klein – 1 op 250.000 – maar toch aanwezig. Toen men hem in juni 2004 ontdekte, schatte men de kans op een inslag nog op 1 op 40. Alle alarmbellen begonnen toen te rinkelen. NASA-whizkids maakten met het zweet onder de oksels overuren, koortsachtig werden ministeries ingeseind. Gelukkig zijn die berekeningen later bijgesteld. Waarschijnlijk vliegt hij de aarde op hoge snelheid voorbij. Maar stel dat dit enorme brok steen met een doorsnede van 320 meter op aarde inslaat, wat voor gevolgen zou dat dan hebben?
De consequenties van een botsing met een dergelijk object zouden gruwelijk zijn. Zo’n inslag heeft een kracht die 60.000 keer groter is dan de energie die vrijkwam door de atoombom op Hiroshima. Mocht hij neerkomen op Los Angeles of San Francisco, dan zal de hele stad erdoor worden verpulverd. Het eerste wat men van de nadering van zo’n asteroïde zal merken, is de enorme schokgolf die zich voortplant door de atmosfeer. De luchtmoleculen worden namelijk door het aanstormende object met een snelheid van tientallen kilometers per seconde samengeperst. Een zware schokgolf gaat daardoor aan de directe inslag vooraf. Alle ruiten van wolkenkrabbers zullen daardoor sneuvelen, bruggen en zwakker geconstrueerde gebouwen storten in. De stad begint op zijn grondvesten te schudden.
Dat is nog maar het voorspel. De eigenlijke klap is nog veel erger. In een paar seconden wordt een stedelijk gebied over tientallen vierkante kilometers volledig vernietigd. Bij een inslag in zee wordt bovendien nog een torenhoge tsunami opgewekt, die de hele kust zal overspoelen met een kracht die nog veel groter is dan de Kerst-tsunami van 2004. Kortom: dit is het ideale scenario voor een rampenfilm. Het enge is alleen dat dit echt kan gebeuren. Al is de kans daarop gelukkig maar klein.

Het kan nog veel gekker. Een slordige 65 miljoen jaar geleden werd een groot deel van het leven op aarde, waaronder de dinosauriërs, uitgeroeid door een enorme inslag voor de kust van het Mexicaanse schiereiland Yucatan. Geologen vonden in het flinterdunne laagje tussen het Krijt en het Tertiair (het tijdperk waar we nu in leven) een grote hoeveelheid iridium. Dat materiaal komt in de ruimte veel voor, op aarde is het heel zeldzaam. Bovendien vonden ze sporen van een grote krater die voor een deel door Yucatan liep. De onderzoekers waren eenduidig in hun oordeel: de dader moest wel een grote komeet of asteroïde zijn die aan het einde van het Krijt met donderend geraas was neergekomen.
Aan het einde van het Perm, zo’n 250 miljoen jaar geleden, stierf zelfs meer dan 90 procent van al het leven op aarde uit. Waarschijnlijk werd ook die massale uitroeiing door de inslag van een komeet of asteroïde veroorzaakt.

Inslagen door grote knapen uit de ruimte zijn godzijdank zeldzaam. Zo is de kans op de botsing met een asteroïde van enkele kilometers groot ongelofelijk klein. Veel groter is de kans op de inslag door een kleiner object van een paar honderd meter. Zulke krengen komen namelijk veel vaker voor. Als we al worden geraakt, dan zal dat waarschijnlijk gebeuren door een asteroïde van enkele tientallen of enkele honderden meters groot. Maar ook dan is de schade enorm.

Een mooi voorbeeld van dat laatste is de Toengoeska-meteoriet die in 1908 neerkwam in Siberië. Volgens berekeningen ontplofte een brok steen van hooguit  30 of 40 meter groot een paar kilometer boven de grond. Doordat hij met tientallen kilometers per seconde onze atmosfeer binnendrong, werd de lucht rondom de meteoriet zo samengeperst, dat het hele zaakje uit elkaar spatte. Daardoor knapten de bomen in dit gebied tot op een afstand van 40 km. als luciferhoutjes boven de grond af. Gelukkig woonden er bijna geen mensen in dit gebied.
Zulke inslagen zijn beslist geen zeldzaamheid. Elke eeuw is het wel een keer raak. De ruimte zit vol puin, Doomsday is coming. De vraag is alleen wanneer. Misschien kunnen we de baan van zo’n kreng nog afbuigen of hem laten ontploffen. Hopelijk wel. Maar vroeg of laat krijgen we weer bezoek. Onherroepelijk.
 

woensdag 19 december 2012

De oorzaken van de toenemende intolerantie t.a.v. religie (slot)

 
EEN BLIK IN DE TOEKOMST
Er zijn veel redenen te bedenken waarom de kerkelijke vormen van religiositeit het steeds moeilijker zullen krijgen. Aan de ene kant is er de druk vanuit een seculariserende omgeving, die religieuze taal, symbolen en gebruiken niet meer begrijpt en er zelfs aversie voor voelt. Een wereldbeeld, waarin plaats is voor een geestelijke werkelijkheid die als de bron en het eindpunt van het leven wordt beschouwd, staat haaks op het beeld dat de moderne mens van zichzelf heeft. Het idee dat er een God bestaat die sturend en regelend kan optreden in het alledaagse leven komt veel mensen tegenwoordig absurd voor. Wie zichzelf in de eerste plaats ziet als een modern, eigentijds individu dat uit is op zelfontplooiing en persoonlijke vrijheid, moet vaak niets hebben van een onzichtbare macht die op de achtergrond aan de touwtjes trekt.

In de tweede plaats is er de druk op de kerken vanuit de nieuwe spiritualiteit van New Age en vergelijkbare stromingen. Binnen deze bewegingen is het individualisme een stuk sterker dan binnen de kerken. De nadruk ligt er ook veel meer op de persoonlijke ervaring. Deze mensen willen God en de geestelijke wereld (engelen, zielen van overledenen enz.) direct ervaren, zonder tussenkomst van een traditie of een hiërarchie die zich tussen de mens en het geestelijke opstelt en voorschrijft hoe dat contact moet plaatsvinden. Daardoor hebben nieuwe spirituele bewegingen een grotere aantrekkingskracht dan de kerken. Binnen New Age gaat men zelf op onderzoek uit, zonder dat een autoriteit je iets voorschrijft of verbiedt. Door dat eigengereide, vrijgevochten karakter ervan is er een tutti-frutti ontstaan van alle mogelijke clubjes en groeperingen. Wat al deze bewegingen met de niet-gelovige, seculiere mens gemeen hebben, is de grote nadruk op individuele vrijheid en verantwoordelijkheid.
Zo worden de kerken van twee kanten in de tang genomen: aan de ene kant door de sterker wordende druk vanuit een seculariserende wereld, aan de andere kant doordat steeds meer mensen de kerk de rug toekeren en overlopen naar moderne vormen van spiritualiteit. Ter vergelijking: tegenwoordig is nog bijna 40 procent van de Nederlanders lid van een kerk, terwijl zo’n 26 procent wordt gerekend tot de ‘nieuwe’ of ‘ongebonden’ spirituelen. Ik denk dat in minder dan tien jaar tijd die verhoudingen precies omgekeerd zullen liggen. Dat de religiositeit over de hele linie af zal nemen, geloof ik niet. Daarvoor heeft de mens van nature een té grote behoefte aan geloof en zingeving. Wat zijn eigenlijk die factoren die ervoor zorgen dat de mens sterk geneigd is om te geloven?
WAAROM DE MENS RELIGIE NODIG HEEFT
Nuchter beschouwd zijn dat minstens twee dingen in het leven: het kwaad en de dood. Daar mag je nog aan toevoegen: ziekte, ouderdom en schuldbesef. Allemaal zijn het factoren die de mens doen beseffen hoe broos en kwetsbaar zijn leven is, en ook hoeveel beperkingen hem door zijn fysieke bestaan worden  opgelegd. Het is logisch dat mensen daardoor op zoek gaan naar een geestelijk of metafysisch houvast, en naar zingeving van vooral pijnlijke ervaringen.
In zijn boek “Het nieuw-religieuze verlangen” (Uitg. Kok, 2000) noemt prof. Van Harskamp ook nog de tijd en de verveling als factoren die de mens religieus maken. Ik denk dat je daar nog iets anders aan mag toevoegen. Doordat de mens steeds verder doordringt in de ruimte – zo zijn twee nog steeds functionerende ruimteschepen, de Voyager 1 en 2, al bezig ons zonnestelsel te verlaten – komt daar het besef bij dat onze wereld als geheel ongelofelijk klein en kwetsbaar is. Ruimtevaarders beschrijven de aarde bijv. als een prachtige blauw-witte wereld die door een heel dunne schil – de atmosfeer – omgeven wordt; verdwijnt dat dunne laagje, dan is het met al het leven op aarde gedaan. Die kosmische blik wordt, vermoed ik, steeds meer deel van de manier waarop we onszelf ervaren. Eén uitbarsting van een supervulkaan of botsing met een flinke asteroïde is al voldoende om aan onze beschaving voorgoed een einde te maken. Deze mogelijkheden zijn minder denkbeeldig dan veel mensen denken. Al twee keer is bijna al het leven op aarde uitgestorven. Dat zou zo maar weer kunnen gebeuren – of toch niet?
DE TOEKOMST VANUIT CHRISTELIJK PERSPECTIEF
Onder christenen leeft de eindtijdverwachting tegenwoordig vrij sterk – een gegeven dat ze met moslims gemeen hebben. Onder die eindtijd en de wederkomst verstaan ze een radicaal, goddelijk ingrijpen, waardoor de wereld voorgoed verandert. In feite betekent dat de radicale afrekening met al het kwaad. Dat is niet zo vreemd als je bedenkt dat het christendom deze wereld in het perspectief plaatst van een kosmisch gevecht tussen goddelijke en duivelse machten. Deze wereld is het domein bij uitstek van dat gevecht: hier vindt de eindstrijd plaats, de finale afrekening. Daar hangt nog iets anders mee samen, nl. de gedachte dat het morele handelen van de mens zijn weerslag heeft op de kosmische orde: hoe lager de mensheid zinkt, des te kwetsbaarder wordt zij voor kosmische rampen, ook op wereldschaal.

Eén ding moet ik nog noemen, en dat is dat de sterke opkomst van het atheïsme in het Westen – vooral in West-Europa – door veel christenen wordt geïnterpreteerd als een eindtijdverschijnsel dat direct aan dat goddelijke ingrijpen voorafgaat, en zelfs dat ingrijpen uitlokt. Dat verklaart ook de enorme heftigheid van de strijd die gaande is tussen het militante atheïsme, dat godsdienst uit de openbare ruimte wil weren, en christenen die die vrijheid willen behouden. Hopelijk wordt de hitte van dat gevecht wat getemperd door het idee dat ook het atheïsme uiteindelijk een kind is van de Verlichting, die autonomie, gewetensvrijheid en zelfbeschikking voorop stelt.  

zondag 16 december 2012

De oorzaken van de toenemende intolerantie t.a.v. religies (2)

 

DE BOTSING TUSSEN TWEE WERELDBEELDEN
In de zestiger jaren begonnen mensen massaal de kerken te verlaten. Allerlei nieuwe vormen van religiositeit kwamen op, vooral door een steeds sterker wordende hang om de eigen spirituele ervaring centraal te stellen. De kerken speelden daar nauwelijks op in. Men dacht dat de storm na verloop van tijd wel weer zou gaan liggen. Zeker: er traden af en toe popgroepjes op in de kerk. Er werden beatmissen gehouden. Ook ging men experimenteren met eredienst en liturgie. Maar inhoudelijk was er weinig echte ruimte om te luisteren naar de verhalen van mensen die geïnteresseerd waren in oosterse religie of bijzondere ervaringen hadden waar ze over wilden praten. Door dat benauwende, afgesloten karakter van de kerken zegden steeds meer – vooral jonge - mensen hun lidmaatschap op. Het gevolg daarvan was dat de kerkbankjes steeds meer werden bevolkt door geronten. Voortaan moesten dominees vooral preken voor een rollatorbrigade die door natuurlijk verloop steeds meer uitdunde. Voor sommige predikanten werd het zelfs heel gewoon dat ze een groot deel van hun tijd moesten besteden aan het voorbereiden en leiden van begrafenissen.

Die starheid heeft men heel lang volgehouden. Zo maakte ik het zo’n twintig jaar geleden nog mee dat een Nederlands-Hervormde predikant mij tijdens een groot huisbezoek duidelijk maakte dat Allah toch echt niet dezelfde was als de God van de Bijbel; als ik daar wel van overtuigd was, dan had ik er weinig van begrepen. Ik kan me nog herinneren hoe diep teleurgesteld ik was omdat deze man zo’n beperkt Godsbegrip had en dat ook nog in zijn gemeente uitdroeg.
Nog veel erger werd het toen de kerken de subsidie introkken van het studentenpastoraat waarvoor ik twintig uur per week in touw was: we waren te links en hielden ons te veel met politiek bezig. Weg met die linkse dramkonten: game over! Voor mij was dat de reden om mijn lidmaatschap van de kerk op te zeggen.

Nu staat de ontkerkelijking niet op zichzelf. In een breder verband is er, vooral door de invloed van de medische en de natuurwetenschappen, een sterke tendens voelbaar om alles, wat niet concreet en tastbaar is, te ridiculiseren. Samengevat luidt die grondhouding: “Er is alleen materie, de geest bestaat niet”. Zo zou ons bewustzijn niet meer zijn dan het product van de chemische en elektrische processen die zich in onze hersenpan afspelen. Voor zoiets zweverigs als een ‘geest’, die ook onafhankelijk van de hersenen kan bestaan, is binnen zo’n visie geen plaats. In feite is dat een reductionistische opvatting van wetenschap, een bewustzijnsvernauwing t.o.v. een benadering waarbij men open staat voor zaken als metafysica, parapsychologie en theologie.

In de media zien we dat bij de soms verhitte discussies die worden gevoerd tussen aanhangers van Pim van Lommel en Dick Swaab over de interpretatie van bijna-doodervaringen. Maar ook de druk, die vanuit de reguliere medische hoek wordt uitgeoefend om alternatieve geneesmiddelen te verbieden, is een voorbeeld van het mentale gevecht dat op allerlei fronten woedt. Inzet is daarbij de vraag welke visie prevaleert: een strikt materiële, die elke aanspraak op niet-fysieke bestaansniveaus uitsluit, of een alternatieve en spirituele, die van meer werkelijkheidsniveaus uit gaat.

Voor mijn gevoel is dit de kern van de zaak: er is een botsing gaande tussen twee wereldbeelden, twee manieren om naar de werkelijkheid te kijken en twee opvattingen over wat wetenschap is of hoort te zijn. Daar horen allerlei normen en waarden bij die met elkaar ‘vloeken’. En waar twee wereldbeelden frontaal op elkaar botsen, probeert vaak de ene visie de andere te verdringen. De toenemende intolerantie t.a.v. religie is daarvan één van de gevolgen.    
 
HOE ZIET DIE INTOLERANTIE ER UIT?
Wat ik vaak merk, is dat niet-gelovigen – al of niet atheïst – zich storen aan het feit dat er voor gelovigen een andere werkelijkheid bestaat, een geestelijke dimensie, die voor buitenstaanders volkomen ongrijpbaar is. Voor iemand die seculier denkt, bestaat die geestelijke wereld helemaal niet. Volgens de atheïstische visie is er immers alleen maar materie. De geest is voor zo iemand een relict uit een primitief verleden, een sta-in-de-weg om geestelijk ‘verlicht’ te raken, een duister spook uit een vorige ontwikkelingsfase. Termen als ‘zweverig’ en ‘occult’ worden daarom vaak gebruikt om de religieuze manier van denken aan te duiden. Wie zich desondanks van religieuze taal bedient, zou zich schuldig maken aan ‘zendingsdrang’. Logisch, want het wereldbeeld van de gelovige staat haaks op dat van iemand die alleen maar gelooft in het bestaan van een concrete, fysieke wereld.


In de politiek vertaalt die afkeer van religie zich als pogingen van vooral linkse partijen (maar ook de VVD) om ritueel slachten, weigerambtenaren en de kleine levensbeschouwelijke omroepen aan te pakken. Dit noemt men ook wel de ‘tirannie van de seculiere meerderheid’ – hoewel die meerderheid in feite helemaal niet bestaat, want slechts 1/7 deel van de Nederlandse bevolking is atheïst. Het probleem is alleen dat het geloof voor steeds minder mensen een doorslaggevende rol speelt bij hun stemgedrag. Seculiere standpunten worden daardoor steeds vaker in wetten vastgelegd – tot afgrijzen van gelovigen, hun vertegenwoordigers en organisaties.

Je kunt je afvragen hoe dit verder zal gaan, zeker nu steeds meer mensen moeite hebben om rond te komen en de samenleving steeds ingewikkelder wordt. Neemt het belang van religie af, of zal ze zich vernieuwen, tegen alle verdrukking in? Graag probeer ik in het derde en laatste deel iets te zeggen over de toekomst van de religies.



vrijdag 14 december 2012

De oorzaken van de toenemende intolerantie t.a.v. religies (1)

 
“Hoe komt het toch dat wij Nederlanders nog geen vijf decennia geleden als protestant of katholiek massaal iedere zondag naar de kerk gingen, speciaal onderwijs genoten en regelmatig de Bijbel lazen, terwijl we nu net zo massaal snoeihard tegen datzelfde geloof aantrappen?” Dat vraagt Mariska Orbán, journaliste en hoofdredacteur van het Katholiek Nieuwsblad, zich af in haar in 2011 verschenen boek “Blond, brutaal en bidden”. Orban, die regelmatig met de dood wordt bedreigd als de katholieke kerk weer eens ongunstig in het nieuws is, somt een aantal mogelijke oorzaken van kerkverlating op.
Zo noemt zij als factoren o.a. de dweperigheid, lichtgelovigheid en bijgelovigheid van kerkleden. Toch zinken die elementen in het niet bij de allerbelangrijkste oorzaak van allemaal: de verlichting. Deze krachtige stroming, die opkwam in de zeventiende eeuw, beschouwde het menselijke verstand als het enige middel om de waarheid te leren kennen. Als gevolg daarvan verloor de religie geleidelijk terrein in de ethiek, de politiek en de wetenschappen. Voortaan kon het menselijk verstand immers zelf wel bepalen wat goed en nuttig was, en wat niet. Daar had men geen Heilige Schrift of goddelijke openbaring voor nodig. De rol van de wetenschap nam daardoor toe. Sterker nog: zij werd in toenemende mate gezien als een tegenstrever van God, als het nieuwe Opperwezen dat de vorige godheid langzaam maar zeker verdrong.

Het socialisme en het liberalisme, allebei kinderen van de Verlichting, leggen grote nadruk op de waarde van het individu en op onderwijs als middel om het aardse geluk te bereiken. Want niet het eeuwige geluk in een leven over de drempel van dit bestaan, maar het aardse geluk in het hier en nu staat in de Verlichting centraal. De scheiding tussen kerk en staat is een gevolg van deze ontwikkeling. Een ander uitvloeisel hiervan is het ongelimiteerde vooruitgangsgeloof van de neo-liberalen en het socialistische geloof in ‘de maakbare samenleving’. 
Nu leiden de Verlichting en de uit haar ontstane stromingen niet altijd tot het bestrijden van religie. Bovendien hebben de kerken nog heel lang stand gehouden ondanks deze invloeden. De recente oorzaken van ontkerkelijking moeten dan ook ergens anders worden gezocht. Orbán kent de belangrijkste rol toe aan de ontzuiling, die eind jaren zestig begon. Steeds minder mensen wilden zich nog iets gelegen laten liggen aan traditionele verbanden zoals kerken en verenigingen met een confessionele kleur. Het verzet daartegen groeide. Het ‘gebrek aan verinnerlijking’ en de ‘te strakke interne discipline’ brachten volgens Orban deze ontwikkeling op gang.
Ik denk dat zij vooral met die twee elementen de kern heeft benoemd. Zo kwamen vanaf de zestiger jaren allerlei spirituele en New Age-achtige stromingen op. Een deel van de aanhang bestond aanvankelijk uit mensen die zich in de kerk niet thuis voelden omdat ze geen gehoor vonden voor hun opvattingen en ervaringen. Desondanks hebben de kerken een werkelijke dialoog met deze bewegingen heel lang uitgesteld. Toen men daar uiteindelijk toe overging - zo rond het jaar 2000 - was het al te laat. Zo was ik zelf een keer aanwezig bij een ontmoetingsdag tussen vertegenwoordigers van de PKN en leden van spirituele stichtingen. Uiteindelijk leverde dat, ondanks allerlei mooie praatjes, discussies en voordrachten helemaal niets op. Men eindigde dan ook in een sfeer van ‘agree tot disagree’. Zonder meer teleurstellend.

In diezelfde periode was ik als initiatiefnemer en bestuurslid betrokken bij de oprichting van verschillende spirituele stichtingen. De meeste stonden in het begin nog wel open voor het christendom en contracteerden voor hun avonden sprekers van authentiek-christelijke origine, maar geleidelijk dreven deze organisaties steeds meer weg naar de sfeer van esoterie en New Age. Dat kwam o.a. doordat de achterban steeds meer moeite begon te krijgen met sprekers die een authentiek-christelijk verhaal uitdroegen. De echte kern van New Age is namelijk behoorlijk ant-kerkelijk en anti-christelijk, hoewel ze Jezus niettemin als een ‘verlichte meester’ erkennen. Net als de hippiebeweging uit de zestiger en zeventiger jaren zijn deze mensen erg anti-autoritair en reageren ze vaak – terecht of onterecht – op christelijke sprekers alsof ze allemaal vertegenwoordigers zouden zijn van een streng, dogmatisch instituut dat hen wil voorschrijven wat ze wel en wat ze niet moeten geloven.
De weerzin tegen het christendom zit dus nogal diep, niet alleen bij mensen die vroeger ooit lid waren van een kerk, maar zelfs binnen een deel van de aanhang van New Age. Graag ga ik in het volgende deel in op de manieren waarop die weerzin en die intolerantie zich in de praktijk uiten. Als de oorzaken van de toenemende intolerantie bekend zijn, mag je er namelijk van uit gaan dat je er ook iets aan kunt doen.  Of is het misschien al te laat en is de kloof tussen christenen en de snel seculariserende wereld al te groot geworden?
- wordt vervolgd -

dinsdag 11 december 2012

Geen zonnig bestaan


 
Triomfantelijk keken Manu en Hori elkaar aan: de zon bestond dus toch! Het heldere, warme licht aan de hemel was méér dan een optische illusie, wat doctor Swabius en zijn wetenschappelijke kliek ook beweerden. Hun apensnuiten glommen van opwinding: eindelijk was bewezen dat de zon een echt hemellichaam was en geen gezichtsbedrog!
 
Maanden lang hadden ze in het diepste geheim gewerkt aan een zeil dat de warmte van de zon opving en omzette in energie. Daardoor kon het snel opstijgen en aan de zwaartekracht van hun apenplaneet ontsnappen. Het nietige scheepje, niet groter dan een flinke boekenkast, hadden ze op een zonovergoten ochtend opgelaten op een open plek in het bos. Pijlsnel won het hoogte. Na een dag ontsnapte het aan de zwaartekracht en zette koers naar het grote licht dat dagelijks aan de hemel te zien was. En eindelijk, na een half jaar, konden ze het in de telescoop zien verbranden terwijl het in een steeds sneller tempo naar de zon toe viel.
Ze gaven hun telescoop een zwieper. Wat voor bewijzen wilden die wetenschappelijke horken nog meer? Dat grote ding in de lucht was verdorie écht, het was rond, stevig en behoorlijk zwaar. Hoe had hun scheepje er anders op kunnen neerstorten? Weg met dat verrekte bijgeloof dat tegenwoordig voor wetenschap doorging! Dat alleen dingen die je vast kon pakken echt waren, was grote onzin. De zon en de lichtjes die je ’s nachts kon zien waren net zo goed materieel en hard als de klomp aarde waar ze op woonden. Wanneer begrepen die ellendelingen dat nu eens?
De volgende morgen stonden ze in alle vroegte op om het de andere bewoners van de stad te vertellen. Daardoor verspreidde het nieuws over de zon zich als een lopend vuurtje. De foto’s die Manu en Hori van het neerstortende scheepje hadden gemaakt, gingen van hand tot hand. Al snel werden er kopieën van gemaakt.

Jammer genoeg was niet iedereen blij met deze ontdekking. Zo werd er ’s nachts ingebroken in het huis van Manu; de opnamen die moesten bewijzen dat er dingen konden neerstorten op de zon, werden daarbij meegenomen. Bovendien kregen de vrienden de volgende dag bezoek van een ambtenaar van het Ministerie van Waarheid. Hij werd vergezeld door een paar geüniformeerde assistenten.
 “Jongelui, we hebben gehoord dat jullie zonder voorafgaande toestemming een eh… luchtschip hebben opgelaten met als doel de staatsdoctrine te ondermijnen. Toen dat vliegende voorwerp door onbekende oorzaak is verbrand, hebben jullie het gerucht verspreid dat het op de zon is gebotst, ook al beseften jullie dat zoiets onmogelijk is. Alleen dingen die tastbaar zijn, zijn echt; al het andere is een zinsbegoocheling en verwart slechts de geest! Wat is daarop jullie antwoord?!”

“We wilden bewijzen dat er buiten onze wereld nog andere hemellichamen zijn”, legde Manu uit, “en daarom hebben we het scheepje naar de zon laten vliegen totdat het erop neerstortte. Het is toch niet verboden om te kijken of iets, wat al heel lang voor waar is gehouden, wel klopt? Wie betwist ons het recht om in alle vrijheid te experimenteren? Staat er niet in het Boek van de Bouwer van de Kosmos geschreven dat elke aap vrij is, omdat hij geschapen is met een vrije geest die alles mag onderzoeken?”
“Dat recht hebben jullie niet!” brieste de ambtenaar. “Nog nooit heeft iemand kunnen bewijzen dat buiten onze wereld iets tastbaars in de vrije lucht rondvliegt, noch boven, noch beneden ons. Alleen wat we kunnen vastgrijpen, kneden, samenpersen en bewerken voor allerlei toepassingen is echt; al het andere is een illusie. Jullie zijn vijanden van de Grote Swaab, die ons heeft laten zien hoe we de Wet van de Bouwer van de Kosmos moeten uitleggen! Mannen, grijp deze wetsovertreders, waar wachten jullie nog op? Breng deze staatsvijanden ter dood!”
Vijf uur in de ochtend. Volgens de wetten van de apenplaneet moeten executies nog voor zonsopgang worden uitgevoerd. Geboeid aan handen en voeten bestijgen onze beide vrienden het schavot. Een menigte kijkt zwijgend toe. Enkele vrouwen huilen, sommige mannen ballen hun vuist. Zwijgend horen Manu en Hori hoe de rechter het vonnis voorleest. Daarna knielen ze op het schavot. Het zwaard van de beul blinkt onheilspellend in het ochtendgloren. Met twee snelle houwen van het zwaard wordt het vonnis voltrokken. De onthoofde gestalten stuiptrekken nog even na, een golf van ontzetting gaat door de rijen. Dan strijkt het eerste zonlicht door de verten: geel, purper, violet.

Zwijgend druipen de toeschouwers af. Angst staat in hun ogen te lezen. Wie durft zich te verzetten tegen de Grote Swaab? Maar anderen werpen woedende blikken naar de gerechtsdienaren. Hoe lang moet deze waanzin nog duren? Wordt het niet tijd voor een revolte?
Hoopvol kijken ze naar de zon, die zich steeds verder boven een verre bergkam in het oosten verheft. Ook de nacht van de geest zal verdwijnen, oplossen alsof hij er nooit is geweest. Nog even.