maandag 29 april 2013

De nacht van het ruimteschip (2)

 
Eén van de wezens kwam op me af. Indringend staarde hij mij aan en stak toen een hand op. Verbouwereerd bleef ik vlak voor hem staan. Wat wilde hij? Nu ik vlak bij hem was had ik alle gelegenheid om hem eens goed in mij op te nemen. Hij was hooguit 1.20 meter groot en had een tenger postuur. Zijn armen waren naar verhouding een stuk langer dan bij een mens en hingen slungelachtig langs zijn lijf. Zijn gezicht was ovaal, met twee grote, kogelronde ogen zonder wimpers en wenkbrauwen.  Een neus had hij wel, maar die verhief zich nauwelijks boven de rest van zijn gezicht. Vreemd genoeg was er nergens een mondopening te zien. Hoe spraken ze dan met elkaar?

Het antwoord op die vraag werd me al snel duidelijk, want terwijl hij mij onafgebroken bleef aanstaren begon het me te duizelen en vervaagde de omgeving. Het Noordzeestrand maakte plaats voor beelden van een andere wereld. Als in een droom zag ik een soort hangar op een reusachtig vliegveld. De lucht zag er rood uit, vergelijkbaar met de rode lucht die je ziet op foto’s die vanaf Mars zijn genomen. Voor de hangar stonden tientallen zilverkleurige ruimteschepen opgesteld. Ze hadden allemaal de vorm van een schotel met een flinke verdikking in het midden. In elk toestel klommen drie wezentjes die niet groter waren dan kinderen van een jaar of acht. Ze hadden apparaten bij zich die ze in de ruimteschepen droegen.
En opeens hoorde ik het weer: het melodietje. Op dit buitenaardse vliegveld klonken dezelfde diepe zoemtonen die me weken lang hadden geteisterd totdat ik helderzienden, hypnotherapeuten en zelfs een acupuncturist had bezocht om dat gejengel te laten stoppen. Kennelijk vormde dat melodieuze gezoem het afgesproken teken dat de zilverkleurige flottielje kon vertrekken. Moeiteloos verhieven ze zich tegelijkertijd in de lucht en wonnen pijlsnel hoogte. Nergens was een raketmotor te zien; het leek wel alsof ze simpelweg de zwaartekracht konden opheffen. Daarop verschoof het beeld. Ik bevond me nu in de cabine van het commandoschip.
Door de patrijspoorten zag ik de kleinere schepen die in formatie meevlogen, op weg naar de aarde. Dat ze onderweg waren naar onze planeet bleek uit de beelden die werden getoond op een groot scherm dat in het midden van de cabine stond opgesteld. Majestueus zag je de aarde in de ruimte hangen. Een paar andere planeten van ons zonnestelsel waren als kleine bolletjes in de verte zichtbaar. Achter het scherm zat het wezen dat nu voor me stond. Hij pakte een koperkleurig apparaat van de vloer en verbond het met een paar kabels met het scherm waarop de aarde zichtbaar was. Daarop begonnen op de aarde een paar puntjes op te lichten. Razendsnel werd nu ingezoomd op de plekken waar de lichtpuntjes zichtbaar waren. Tot mijn verbijstering bleek het om mensen te gaan waarmee contact werd gelegd. Telkens wanneer het beeld enkele seconden lang bij één van deze mensen bleef rusten, begon het eentonige melodietje, bestaande uit een vijftonig gezoem, te klinken. Opeens schrok ik: één van deze mensen was ik! Ze wilden ons verdorie meenemen naar hun thuisplaneet!
De trance, of wat daarvoor doorging, was plotseling uitgewerkt. Ik werd me weer van mijn omgeving bewust. Voor me stond het wezen dat ik in het ruimteschip gezien had. Hij was de leider van de expeditie die tot doel had om mensen van de aarde te ontvoeren. De adem stokte in mijn keel. Was er nog een ontsnapping mogelijk? Onbeweeglijk stonden we tegenover elkaar, daar op het strand, in het blauwzilveren licht van de volle maan.  Nooit klonk de branding van de Noordzee me angstaanjagender in de oren dan op dat moment. Opeens schoof er een deur open van het ruimteschip en zag ik het interieur. Hoe veel tijd had ik nog?

- wordt vervolgd -

maandag 22 april 2013

De nacht van het ruimteschip (1)


 
Achteraf kan ik niet meer precies zeggen wanneer het begonnen is, maar op een nacht was het er, zomaar, en nestelde het zich in mijn hoofd met een onverwoestbare kracht en een hardnekkigheid waardoor ik meteen wist dat het nooit meer weg zou gaan. Ik heb ertegen gevochten, geloof me, ik heb gedaan wat ik kon; ik heb geneesheren en therapeuten bezocht, zowel regulier als alternatief, kruidentheeën gedronken, oosterse en westerse meditatietechnieken beoefend, ja ik heb me zelfs van onder tot boven door een ondoorgrondelijk kijkende Chinees met spelden laten prikken om het weg te krijgen – maar het mocht allemaal niet baten: het melodietje dat nu al weken door mijn hoofd speelt gaat van zijn levensdagen niet meer weg. Het is echt om gek van te worden.

’s Nachts ben ik gaan zwerven, niet lopend, maar op mijn racefiets, om maar aan iets anders te denken. Dan heb ik een MP3-speler erbij aan, de oortelefoontjes diep in mijn oren gedrukt, en probeer ik me op de muziek te concentreren. Soms lukt dat, maar meestal niet, want dan krijgt dat verrekte melodietje weer de overhand en bekruipt mij soms de neiging om maar in de sloot te fietsen, want dan ben ik van al dat gedonder af. Maar ik mag daar niet aan toegeven, het leven is te kostbaar om me door dat getetter eronder te laten krijgen. Daarom haal ik alles uit de kast om nog zo veel mogelijk een normaal leven te leiden, of iets wat daarvoor doorgaat tenminste.
 
Gelukkig is nu het einde van de tunnel in zicht. Dat wil zeggen: ik hoop het vurig, maar helemaal zeker weten doe ik het niet. U moet weten dat ik een keer, toen ik ’s nachts aan het fietsen was, als in trance ben doorgereden naar de Noordzeekust. Daar wilde ik ongestoord naar de sterren kijken, ver weg van alle neonreclames en lichtmasten die het zicht op de sterrenhemel verpesten. Heerlijk vind ik dat, om in mijn eentje de Melkweg te zien die zich van horizon tot horizon door het firmament slingert, een tijdloze oase van rust en stilte in een knotsgekke wereld. Een rustig nachtje onder de sterren zou het echter niet worden. Daar zorgden die vreemde gasten wel voor die ik er tegenkwam. Wie het zijn en waar ze vandaan komen – Joost mag het weten. Ze komen in elk geval van ver, dat is zeker. Anders land je niet midden in de nacht in een UFO op een verlaten plekje op het Noordzeestrand. Sinds ik hen heb ontmoet is alles anders geworden.

Het moet tegen een uur of twee ’s nachts zijn geweest toen ik mijn fiets vastmaakte aan een hekje aan de voet van de duinen. Echt donker was het niet, want het was helder en hoog in het zuiden scheen de volle maan. Snel liep ik daarom het rulle zandpad op. Daarachter, zo wist ik, ruiste de Noordzee. Maar tot mijn stomme verbazing zag ik in die heldere sterrennacht niet alleen de branding, maar ook een groot, zilverkleurig voorwerp dat op het strand rustte. Het leek wel een ruimteschip. Ik schat dat het een doorsnee had van zo’n 25 meter. Het was rond, wat afgeplat en bezat een soort patrijspoorten die hel verlicht waren. Rondom het voorwerp liepen vier kleine wezentjes in zilverkleurige pakken. Ik kon niet zien wat ze aan het doen waren. Een beetje eng was het wel, want ze waren misschien wel gewapend, maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn angst. Daarom begon ik naar het ruimteschip toe te lopen. Dat ik mijn angst opzij zette had ook nog een andere reden: de ellendige melodie die mij nu al weken lang het leven zuur maakte, werd steeds zwakker naarmate ik dichter in de buurt van het vreemde voorwerp kwam. Zou dat gejengel misschien helemaal stoppen als ik ervoor stond? Toen ik het ruimteschip tot op een paar passen genaderd was, wachtte me echter een verrassing.
 
- wordt vervolgd -

zondag 7 april 2013

Trip naar Brabant

Kasteel Heeswijk bij Heeswijk-Dinter
 
Ons bezoek aan Noord-Brabant had een wat eigenaardige start. We wilden het kasteel Heeswijk bekijken, maar omdat je daar alleen onder begeleiding van een gids naar binnen mag - elk half uur  is er een rondleiding, zo luidde het opschrift - besloten we eerst een hapje te eten in het restaurant, dat in een bijgebouw gevestigd is. Een serveerster bracht mij een broodje gezond. Er kwam echter een eigenaardige geur van af. Onder het eten kreeg ik steeds meer argwaan. Toen mij door een bediende werd gevraagd of het eten me smaakte, besloot ik er iets van te zeggen: "Mevrouw, volgens mij zijn de eieren in mijn gerecht bedorven". Geschrokken snelde ze naar de keuken om navraag te doen, maar daar kon alleen maar worden vastgesteld dat er die morgen verse eieren waren geleverd. "Toch komt er een vieze geur van dit eten af, mevrouw, waarschijnlijk is de kaas dan bedorven". Na deze mededeling werd de chefkok erbij gehaald. Hij vermoedde dat de vieze geur werd afgescheiden door de dressing die hij over de kaas had gegoten en haalde er een schaaltje bij waarin hij wat van dat goedje had gekwakt, zodat ik zelf kon ruiken waar die stank vandaan kwam.
"Nee meneer, dat is het toch niet, ruikt u zelf maar." Ik duwde hem mijn bord onder de neus. Hij schrok en bood onmiddellijk aan om het gerecht te vervangen. Omdat mijn eetlust intussen was bedorven, namen we genoegen met een gratis kopje koffie als schadevergoeding voor de geleverde wanprestatie.
 
Daarna moesten we nog een uur wachten op de start van de rondleiding. Het was steenkoud - hooguit 5 graden - en er stond een stevige wind op de binnenplaats van het gebouw. Een groepje als middeleeuwse lansknechten uitgedoste jongelui vermaakte het publiek door over het kasteelplein en de binnenplaats te marcheren. Daarna duelleerden ze met hun lansen, maar niet echt overtuigend.
Pas na tweeën verscheen de gids die ons de ronleiding zou geven. Gelukkig was die heel gedegen. Zo kwamen we te weten dat Lodewijk XIV in 1672 een nacht op het kasteel heeft doorgebracht en dat de adellijke familie die het kasteel in de 19e eeuw bewoonde nauwe contacten had met de koninklijke familie. Eén kamer bevatte zelfs allerlei martelwerktuigen die ook echt in het kasteel schijnen te zijn gebruikt. Na de anderhalf uur durende rondleiding reden we door naar Den Bosch.
 
Oostzijde van de Sint-Jans kathedraal
 
Vanaf het station hebben we een rondwandeling van ongeveer een uur gemaakt door het centrum van Den Bosch. Vandaag was het er koopzondag. Daarom was het er behoorlijk druk. Morgen gaan we de stad uitgebreid verkennen.
 
 
Naschrift op 8 mei 2013: het lag in de bedoeling om 's anderendaags de Sint-Jan te bezoeken. Jammer genoeg was die kerk de volgende dag gesloten voor bezoekers. Hopelijk zijn we later nog in de gelegenheid om deel te nemen aan een rondleiding door die kathedraal.