dinsdag 21 december 2010

Hoe kritisch mogen we staan t.o.v. het Lorberwerk en t.o.v. doorgevingen in het algemeen?

Op 6 april dit jaar publiceerde ik op nieuweopenbaring.nl een artikel met de titel “De verschillen tussen de kosmologie van Lorber en de moderne sterrenkunde”. Het is te vinden op deze pagina. Verschillende mensen hebben mij hierover benaderd, zowel telefonisch als per email. Enkele reacties waren nogal kritisch, andere begripvol of neutraal. Omdat het sommigen niet duidelijk is waarom ik het heb geschreven en hoe ik nu tegenover het Lorberwerk sta, lijkt het mij goed nog eens uit te leggen wat mijn motieven waren om het te schrijven en welke overwegingen daarbij een rol hebben gespeeld. Om het thematisch te ordenen geef ik hieronder antwoord op enkele karakteristieke vragen die bij die contacten regelmatig aan mij werden gesteld.

Heeft Lorber zijn beschrijvingen over de kosmos zelf verzonnen?

In het artikel schrijf ik dat Lorber, die zelf amateurastronoom was, het verlangen moet hebben gehad om het heelal te ontdekken en te beschrijven. Dat lijkt me een redelijke aanname. Dat betekent niet automatisch dat hij de boeken en hoofdstukken over de kosmos zelf heeft verzonnen, maar wél dat door dat verlangen er vervormingen kunnen zijn opgetreden in de mededelingen die hij over de kosmos kreeg. Er kunnen zich andere geesten hebben gemeld toen hij een beschrijving gaf van het heelal, óf hij heeft misschien – zonder het te weten en te willen, dus te goeder trouw – ook af en toe dingen beschreven vanuit zijn eigen geest. Dat er variaties zijn in de zuiverheid en concentratiegraad tijdens het schrijven d.m.v. het innerlijke woord staat m.i. buiten kijf. Anders kan ik ook niet verklaren waarom Lorber in het ‘aanhangsel’ van Aarde & Maan zeer veroordelende uitspraken doet over enkele volkeren. Dergelijke teksten zijn voor mijn gevoel niet zuiver.
Verder krijg ik de indruk dat hij zich onvoldoende realiseerde dat het niet zijn taak was om een compleet beeld te schetsen van het heelal, maar dat het erom ging de essentie van het christendom, zoals Jezus ons leerde, weer te geven in het GJE. Dat heeft m.i. ook meegespeeld toen hij een beschrijving gaf van de kosmos die voor een deel onjuist was.

Ver voor Lorber waren er trouwens al mensen als de sterrenkundige William Herschel (zie de link naar de Wikipediapagina over hem) die beseften dat de zon onderdeel is van een groot sterrenstelsel. William Herschel publiceerde daarover een boek in 1785, “On the Construction of the Heavens”. Hij was het, die ook al ver vòòr Lorber veronderstelde dat er onder de fotosfeer van de zon leven mogelijk is. In die zin was Lorber dus niet uniek, hoewel dat – ten onrechte – in Lorberkringen vaak wel wordt verondersteld.

Kunnen de gevonden verschillen tussen het wereldbeeld van Lorber en dat van hedendaagse sterrenkundigen mischien verklaard worden doordat Lorber het heelal op een andere frequentie beschrijft?
Lorber beschrijft het leven op de andere planeten van ons zonnestelsel tot in detail, inclusief de flora en fauna. Problematisch is daarbij dat er nog nooit leven op die planeten is waargenomen, ook niet door Europese en Amerikaanse ruimteverkenners zoals de Spirit en de Opportunity die op Mars zijn geland en heel lang ter plaatse waarnemingen hebben verricht. Dat doet de vraag rijzen of dat leven er wel is. Volgens de huidige kennis van die planeten is het er niet en zijn er ook geen condities aanwezig die leven mogelijk maken. Merkwaardig genoeg vermoedt men dat in ons zonnestelsel alleen leven voorkomt op de Jupitermaan Europa en de Saturnusmaan Titan.
Lorber maakt echter melding van zo’n uitgebreide planten- en dierenwereld op de planeten, dat we er iets van hadden moeten merken, zeker op Mars. Een aanwijzing in het Lorberwerk zelf zou kunnen zijn dat de lichamen van de mensen en andere levende wezens op die werelden volgens hem van een fijnere substantie zijn dan op aarde, waar de materie haar grootste dichtheidsgraad heeft bereikt.
Materie van een ijlere samenstelling dan we nu kennen is zeker niet onmogelijk. Dat verklaart echter niet de vaak gigantische verschillen die we aantreffen als we de groottes en afstanden van planeten en sterren, zoals sterrenkundigen die kunnen meten, vergelijken met de waarden die Jakob Lorber daarvoor opgeeft. Als de afstand die Lorber bv. noemt voor de ster Sirius - enkele duizenden lichtjaren – betrekking heeft op de ster Sirius op een andere frequentie dan de grofstoffelijke, dan moet de grofstoffelijke gedaante van die ster óók op diezelfde afstand staan. We kunnen hemellichamen immers op verschillende golflengten waarnemen – t.w. het zichtbare licht, het infrarood, het ultraviolet, op de frequentie van gammastraling en van röntgenstralling – maar op alle golflengten staat het bewuste object op dezelfde afstand van de aarde.
Daaruit volgt dat de bewering die je in Lorberkringen vaak hoort, nl. dat de door Lorber genoemde groottes en afstanden van hemellichamen niet overeenkomen met de waarden die sterrenkundigen noemen omdat Lorber het heelal op een andere frequentie beschrijft, naar het rijk der fabelen kan worden verwezen. Het waarnemen van het heelal op andere frequenties heeft immer nooit tot gevolg dat daardoor opeens de groottes en afstanden van de waargenomen objecten veranderen. We kunnen dat dus volledig als verklaringsgrond voor de gevonden verschillen uitsluiten. Wie Sirius waarneemt in zichtbaar licht, ziet die ster op een afstand van 8,6 lichtjaren staan. Maar ook als we hem waarnemen in het infrarood of desnoods op radiogolflengten, blijft zijn afstand tot de aarde onveranderd 8,6 lichtjaren.

Een ander, aanvullend argument waaruit blijkt dat Lorber in zijn natuurkundige werken wel degelijk het materiële heelal beschrijft, is het feit dat hij het over concrete, stoffelijke planeten heeft waarop organisch leven voorkomt. De afstandsopgaven van Lorber moeten daarom overeenkomen met wat door sterrenkundigen in zichtbaar licht gemeten kan worden. Jammer genoeg blijkt dan vaak dat de waarden die Lorber noemt meestal niet kloppen. T.a.v. de groottes en afstanden van de sterren blijkt zelfs dat Lorber er gigantisch naast zit. Daaruit blijkt dat er structurele fouten kunnen worden aangewezen in het beeld, dat Lorber van het heelal schetst.

De Heer schrijft toch via Lorber dat geopenbaarde waarheden in de ogen van de wereld dwaas zijn?

Er bestaan verschillende hoofdstukken en alinea’s in het Lorberwerk waarin wordt geschreven dat het Lorberwerk dwaasheid is voor het wereldse verstand en dat je alles vanuit de geest moet bekijken. Dat neemt natuurlijk niet weg dat de hoofdstukken die Lorber wijdt aan de natuurlijke kosmos en de aarde – teksten die dus gaan over de fysieke natuur – wel degelijk op hun juistheid en betrouwbaarheid mogen worden getoest, zeker waar het gaat om de natuur waarvan wordt vermeld dat ze met fysieke ogen waarneembaar is. Als Lorber bv. in “Aarde en Maan” beweert, dat je vanuit het laagland (vanaf het zeeniveau) beter sterren kunt kijken dan in het hooggebergte omdat de atmosfeer zou werken als een lens, dan is dat gewoon onzin. De praktijk wijst immers anders uit. De atmosfeer werkt niet als een lens, maar als een krachtig filter dat beelden van objecten uit het heelal vertroebelt en verzwakt. Hoe dichter je je bij het zeeniveau bevindt, des te meer heb je last van lichtverzwakking.
Als Lorber aantoonbare onjuistheden vermeldt in zijn werk, voel ik me niet gehouden aan waarschuwingen waarin de lezer op het hart wordt gebonden om zijn verstand niet te gebruiken bij het lezen en beoordelen van die teksten. Dergelijke waarschuwingen in combinatie met beweringen, waarvan kan worden aangetoond dat ze feitelijke onjuistheden bevatten, roepen integendeel juist mijn wantrouwen op.

Het gebruik van de rede om het heelal te onderzoeken is m.i. niet verkeerd. Het heelal benader ik vaak heel intuïtief; ik heb er bv. ook korte verhalen over geschreven waarin ik het heelal beschrijf en ervaar als Gods schepping. Als we de structuur ervan willen kennen, is de astronomie echter een goed hulpmiddel. De afstandsbepaling tot sterren als bv. Sirius en Regulus (in het Lorberwerk ‘Urka’=oercentraalzon genoemd) met de beproefde methode van de parallaxmeting (zie de link) laat zien dat Lorber de afstand tot deze twee sterren volkomen verkeerd heeft ingeschat. Uit het Lorberwerk zelf vallen deze enorme verschillen tussen de reëel waargenomen en de door Lorber opgegeven waarden niet te verklaren. De opmerking dat we dit vooral ‘geestelijk’ moeten zien, verklaart op zichzelf helemaal niets.

Wat ontbreekt is een helder concept waarmee de gevonden verschillen tussen de door sterrenkundigen waargenomen en de door Lorber beschreven structuur van het heelal vanuit een geestelijk perspectief kunnen worden verklaard. Dat geldt temeer omdat Lorber hier de natuurlijke (= fysieke) kosmos beschrijft. Naar een dergelijke vertaalsleutel heb ik jaren gezocht, maar op geen enkele manier heb ik hem kunnen vinden. Hierover heb ik zelfs uitgebreid gecorrespondeerd met Duitse kenners op natuur- en sterrenkundig gebied; ook zij konden mij geen uitsluitsel geven. In feite kreeg ik van hen te horen dat ik allerlei dingen voetstoots, zonder kritische toetsing, moest aannemen – wat natuurlijk niets oplost en een zwaktebod is. Ik kan dan ook alleen maar concluderen dat Lorber er op verschillende punten in zijn beschrijving van de kosmos behoorlijk naast zat.

Zijn niet alleen de Lorberboeken over de kosmos fout, maar ook de mededelingen in het Grote Johannes Evangelie over de kosmos?

Ik geloof niet dat Lorber bewust op eigen houtje is gaan schrijven over de kosmos, maar wél dat zijn verlangen om het heelal te leren kennen er wellicht voor heeft gezorgd dat er vervormingen zijn opgetreden in de boodschappen die hij over het heelal en de aarde ontving. Andere geesten kunnen hem tijdens het schrijven hebben geïnspireerd. Dat is een vermoeden. Ik zoek naar verklaringen voor de gevonden onjuistheden in het Lorberwerk en opper dan o.a. dat zijn verlangen misschien te sterk was. Uit deel 2 van “Van de hel tot de hemel” is bekend dat Lorber zijn boodschappen niet van de Heer Zelf ontving, maar van een engel die hem dicteerde in opdracht van de Heer. Andere geesten kunnen hem misschien hebben gedicteerd toen hij over de kosmos schreef. Dat blijft uiteraard speculatief.
Het is waar dat ook in het GJE mededelingen over de kosmos staan, die in boeken als “De natuurlijke zon” nader worden uitgewerkt en door mij als foutief worden beoordeeld. Ook over Egypte heb ik verschillende onjuistheden aangetroffen, bv. over de ‘Shivinz’, de veronderstelde bouwer van de sfinx. Daarom heb ik in mijn artikel ook geschreven: “Het werk van deze mysticus en o­ntvanger van het innerlijke woord is m.i. van grote waarde, maar dan met name waar het gaat om het Grote Johannes Evangelie en andere werken waarin de essentie van het christendom wordt beschreven.”

De essentie van het christendom is volgens Lorber de weg tot geestelijke wedergeboorte, zoals Jezus ons in het GJE heeft uitgelegd: de mens moet tijdens dit leven leren om zijn ziel te verbinden met zijn geest, zodat ze een eenheid gaan vormen; de ziel moet zich niet richten op het lichaam en lichamelijke verlangens. Dat kan ik volledig onderschrijven. Dat houdt trouwens niet in dat de mens zijn verstand dan maar moet begraven, maar dat hoofd en hart moeten samenwerken volgens het principe “Onderzoek alles, maar behoud het goede”.
Volgens Mayerhofer (in “Predikingen van de Heer”) wordt de astronomie als wetenschap door de Heer Zelf gestimuleerd om de mens zijn nietigheid t.o.v. het enorme heelal te doen beseffen. Hoe verhoudt een dergelijke markante uitspraak zich tot uitspraken van Lorber, waarin het wereldse verstand (ook van geleerden) voortdurend als waardeloos en verwarrend wordt afgeschilderd?

Waarom de beschrijvingen van Lorber over verschillende onderwerpen opvallende fouten vertonen, is mij ook niet helemaal duidelijk, al heb ik mijn vermoedens hierover. In mijn artikel heb ik maar een deel van die onjuistheden vermeld; ik ben er veel meer op het spoor gekomen. Zo heeft Mars wel degelijk (twee) manen, nl. Phobos en Deimos, ook al beweert Lorber in “De Natuurlijke Zon” dat Mars geen manen bezit. Neptunus zou volgens Lorber ook ‘Mondsmonde’ (satellietmaantjes) hebben, maar die zijn nooit waargenomen, zelfs niet met camera’s aan boord van de Voyager die zeer scherpe opnamen konden maken. (Zie blz. 253-255 van “Die natürliche Sonne”, Duitse uitgave). De lijst is nog veel langer, maar ik moest me in mijn artikel beperken tot de meest in het oog lopende verschillen.

Twijfel ik hiermee nu aan de betrouwbaarheid van het hele Lorberwerk?

Ik onderschrijf de essentie van het christendom, zoals geformuleerd in het GJE, nl. dat het erom gaat tijdens dit leven ziel en geest met elkaar te verbinden. Ook de grondgedachte dat het fysieke heelal ontstaan is uit de ziel van Lucifer, onderschrijf ik; ik vind die gedachte magnifiek omdat ze het ontstaan van het fysieke heelal weergaloos helder verklaart.
Dat ik sommige elementen van het Lorberwerk niet wezenlijk of foutief vind, is juist. Een verkeerd beeld van de kosmos heeft m.i. echter geen invloed op die geestelijke kern. Per saldo maakt het niet zo veel uit hoe het heelal er exact uitziet; ik constateer alleen dat Lorber in sommige opzichten ernaast zit, meer niet. Dat dat sommige lezers aan het twijfelen kan brengen, is best mogelijk. Ik vind dat trouwens geen argument om die gevonden verschillen dan maar niet te vermelden en systematisch te belichten.

Heeft het verstandsdenken in deze kritiek de overhand gekregen boven het hart?

Voor mij is het Lorberwerk niet boven alle kritiek verheven, zeker niet als aangetoond kan worden dat sommige dingen niet kloppen met wat men op een controleerbare manier kan waarnemen. Een kritische toetsing van de Lorberteksten is per definitie nog geen uiting van ongeloof en plat verstandsdenken. Ook het Lorberwerk mag immers kritisch onderzocht worden. De integriteit van Lorber trek ik ook niet in twijfel. Ongetwijfeld heeft Lorber naar beste eer en geweten gehandeld. Ik constateer echter dat hij desondanks fouten heeft gemaakt. Ik handel ook naar beste eer en geweten. Wat ik wil voorkomen is, dat het hele Lorberwerk op den duur ongeloofwaardig wordt doordat evidente fouten worden verdonkeremaand en stelselmatig ontkend. Ik denk dat het goed is om die fouten aan te wijzen, zodat de kern van het Lorberwerk bewaard kan blijven.

Staan er meer fouten in het Lorberwerk dan alleen over de aarde en de kosmos?

Omdat dat land mij sterk interesseert, heb ik verschillende dingen, die Lorber beweert over de Oud-Egyptische cultuur en architectuur, gecontroleerd aan de hand van boeken van Egyptologen. Zo kreeg ik een paar jaar geleden het boek "De schatten van de piramiden" cadeau. Hoewel de ietwat glossy titel anders doet vermoeden, is het een boek dat helemaal door Egyptologen is geschreven. Dit boek, dat in het Engels verscheen in 2003 en een jaar later in een Nederlandse vertaling uitkwam, bevat de nieuwste inzichten over de Egyptische piramiden. Uiteraard is er ook een hoofdstuk ingeruimd voor een beschrijving van de sfinx.
Ik was benieuwd welke farao volgens Egyptologen de sfinx moet hebben gebouwd. De geleerden zijn hierin eenduidig: dat moet farao Chefren zijn geweest. Hij was één van de jongere zonen van farao Cheops, de bouwer van de grote piramide.
Op pag. 177 van "Schatten van de piramiden" staat in de 3e kolom:"Wie heeft de sfinx gebouwd? De stenen basis, de monumentale architectuur en de geschiedenis van de steengroeve op het terrein van de sfinx wijzen naar Chefren als de bouwer van de sfinx". Ter verduidelijking staat hier nog o.a. bij dat veel steenblokken van de sfinx van exact dezelfde makelij zijn als de steenblokken in de piramide van Chefren.
Nu is er etymologisch met dit woord niet zo veel aan de hand. 'Che - fren' heeft ongeveer dezelfde cadans als 'Shi - vinz'. De klinkers zijn voor de etymologie niet zo belangrijk, medeklinkers wel. Dan houden we als 'geraamte' over Ch - frn en Sh vnz. De Ch en de Sh worden op dezelfde manier uitgesproken, terwijl de f en de v heel nauw aan elkaar verwant zijn. Die twee namen zouden dus heel goed op dezelfde persoon kunnen slaan.
Problematisch is echter wel, dat in het Lorberwerk wordt gesteld dat Shivinz (aangenomen dat we hem mogen identificeren met Chrefren) de bouwer van de eerste piramide zou zijn, terwijl Chefren beslist niet de eerste Egyptische piramide bouwde. In feite komen piramiden ook niet zomaar uit de lucht vallen, maar was er al eeuwen een geleidelijke ontwikkeling gaande waarbij men steeds meer zgn. mastaba's op elkaar ging stapelen, totdat men er uiteindelijk dekplaten omheen bouwde. Ook met de hellingshoek heeft men een tijdlang geëxperimenteerd, waardoor sommige piramides instortten. Dat zijn algemeen bekende feiten die iedereen desgewenst kan controleren. Er bestaat m.i. dan ook geen reden om geloof te blijven hechten aan de doorgevingen die Lorber over de geschiedenis van het Oude Egypte ontving. Meer info hierover is op deze pagina te vinden.
Zowel in kosmisch als in geschiedkundig opzicht rammelt het Lorberwerk dus nogal. Dat neemt echter niet weg dat ik de kern van het Lorberwerk, nl. de leer van de liefde die God voor de mensen voelt, wél zuiver vind. Het GJE is voor mijn gevoel het meest zuivere deel van het Lorberwerk, hoewel ook daar al fouten en tegenstrijdigheden in voorkomen.
T.a.v. openbaringen geldt, dat je altijd zelf moet blijven nadenken en nooit en te nimmer iets klakkeloos moet aannemen alleen omdat het afkomstig is van een schrijver van wie wordt beweerd dat hij goddelijke openbaringen ontving. Persoonlijke en tijd- en cultuurgebonden elementen spelen altijd een rol mee in het werk van elke mysticus en religieuze auteur. Het is dus altijd oppassen geblazen bij het lezen van doorgegeven teksten. Ik heb ook wel 'es gedacht dat teksten, die ik persoonlijk ontving, uit een zuivere bron afkomstig waren - totdat ik tot de ontdekking kwam dat ik me had vergist. Je kunt dus niet alles zomaar geloven. Toets daarom alles aan je eigen hart en neem nóóit iets aan wat tegen je gevoel en je verstand indruist - dat is de veiligste en meest zeker manier om met dergelijke teksten om te gaan.

Brengt deze kritiek andere Lorberlezers van het geloof in de authenticiteit van deze boeken af?

Het Lorberwerk is niet boven alle kritiek verheven, maar mag vrijelijk en kritisch worden onderzocht. Het verstand mag daarbij worden gebruikt, zeker wanneer dat gebeurt door iemand die Jezus als Zijn redder erkent.

Het verwerpen van delen of zelfs het geheel van het Lorberwerk is niet identiek aan het verwerpen van het christendom. Ik accepteer bepaalde elementen van het Lorberwerk niet, maar dat heeft geen invloed op mijn geloof in Jezus. Bovendien zijn er veel meer mystici die ook authentieke doorgevingen hebben ontvangen. Zij geven het leven van Jezus en belangrijke personen uit de Bijbel vaak op een andere manier weer dan Jakob Lorber. Mogen we daarom zeggen dat zij geen echte christenen waren, of zelfs dat ze door de duivel werden beïnvloed? Zeker niet! Zo lang zij de kern van het christendom geen geweld aandoen en de kerk in het midden van het dorp laten, bestaat er geen reden om bij voorbaat aan hun authenticiteit te twijfelen, al zullen we ook dan hoofd en hart moeten gebruiken om hun werk te beoordelen.
Zelfs in het Swedenborgwerk komen mededelingen over de kosmos voor, die “De natuurlijke zon” tegenspreken. Wie dat wil, leest het boek “Over de aardbollen in ons zonnestelsel” van Swedenborg er maar eens op na. Daarom hecht ik ook niet zo’n absolute, unieke en allesovertreffende waarde aan het werk van één enkele profeet of mysticus. Per slot van rekening is het geloof een zaak van het eigen hart en is boekenkennis alleen maar een middel om Jezus via het eigen hart beter te leren kennen. Het ene boek is daarvoor wat geschikter dan het andere, maar ook niet meer dan dat.


Hendrik, 20 december 2010.

vrijdag 10 december 2010

Pas op voor fundamentalisme en dogmatisme in de omgang met doorgegeven teksten!

Volgens de mysticus Jakob Lorber is de sfinx gebouwd door dezelfde farao die ook de eerste Egyptische piramide heeft laten bouwen. Historisch gezien klopt dit niet. De sfinx is nl. tot stand gekomen in de regeringsperiode van Chefren, één van de zonen van farao Cheops, de bouwer van de grote piramide van Gizeh. Vòòr hem werden al generaties lang piramiden gebouwd. Dit is één van de vele missers in de passages van het Lorberwerk die over het Oude Egypte gaan.

Fundamentalisme, in die zin dat men alles wat de musicus en mysticus Jakob Lorber (1800-1864) heeft geschreven letterlijk als het woord van God beschouwt waaraan op geen enkele manier mag worden getornd, komt onder de lezers van zijn boeken beslist voor. Er zijn groepjes en individuen die zo met de Lorberboeken omgaan. Het gevaar bestaat natuurlijk dat men zijn werk daardoor verabsoluteert. Kritiek op Lorber wordt dan gelijkgesteld aan kritiek op God. Als je bv. twijfelt aan de juistheid van het beeld dat Lorber schetst van het heelal, zou je gewoon niet hard genoeg geloven, ook al staan er bv. dingen in "De Natuurlijke Zon" en "Aarde en Maan" waarvan glashard kan worden aangetoond dat ze niet kloppen.
Ik denk dat het goed is dat binnen Lorberkringen véél meer wordt nagedacht over het karakter van de goddelijke openbaring. Hoe komen doorgevingen en openbaringen d.m.v. het innerlijke woord tot stand? In hoeverre speelt de persoon van de schrijver die de openbaring ontvangt, een rol bij de vormgeving en totstandkoming van het werk? Hoe is het mogelijk dat mensen, die allemaal beweren dat ze hun openbaringen van God of van de engelen hebben ontvangen, vaak met heel tegenstrijdige verhalen naar buiten komen? Deugt de één dan wel en de ander niet, óf zijn er misschien gradaties in het gehalte en de zuiverheid van die openbaringen? Waaraan kunnen we herkennen of een doorgeving zuiver is of niet? Welke criteria zijn daarvoor?

Het is m.i. onmogelijk dat we de persoon van de schrijver volledig buiten beschouwing laten. Ook de tijd en de cultuur waarbinnen een openbaring wordt ontvangen, spelen beslist een rol. Zelfs de Duitse uitgever van de Lorberboeken, Manuel Zluhan, heeft al jaren geleden die conclusie getrokken. Hij gelooft dat er ook in het Lorberwerk verschillende dingen staan, die niet juist zijn en die we gerust kunnen negeren. Iedereen zal zélf moeten bepalen wat hij gelooft en wat niet voor hem of haar van toepassing is.

Om een paar dingen te noemen:
- Lorber beweert in "Aarde en Maan" dat er aan de noord- en de zuidpool een trechtervorminge opening zit van een paar honderd kilometer. Toch kun je gewoon met een onderzeeër onder de geografische noordpool doorvaren. Die opening is er dus gewoon niet.
- De door Jakob Lorber vermelde afstanden en groottes van hemellichamen in het zonnestelsel kloppen voor een heel groot deel niet. Dat kan gemakkelijk aangetoond worden.
- Volgens Jakob Lorber sterft een mens als zijn kleinste hartkamertje wordt vernietigd. Toch zijn er verschillende mensen die een harttransplantatie hebben ondergaan en van wie dus het hartkamertje is afgestorven; ze konden daarna nog jaren leven.
Zo kan ik nog wel een hele tijd doorgaan. De Lorberiaanse etymologie (de manier waarop woorden worden herleid tot de taal waarin ze het eerst werden gebruikt) rammelt voor mijn gevoel aan alle kanten. De geschiedenis van Egypte wordt ook niet goed weergegeven. Omdat dat land mij sterk interesseert, heb ik verschillende dingen, die Lorber beweert over de Oud-Egyptische cultuur en architectuur, gecontroleerd aan de hand van boeken van Egyptologen.
Een paar jaar geleden kreeg ik het boek "De schatten van de piramiden" cadeau. Hoewel de ietwat glossy titel anders doet vermoeden, is het een boek dat helemaal door Egyptologen is geschreven. Dit boek, dat in het Engels verscheen in 2003 en een jaar later in een Nederlandse vertaling uitkwam, bevat de nieuwste inzichten over de Egyptische piramiden. Uiteraard is er ook een hoofdstuk ingeruimd voor een beschrijving van de sfinx.
Ik was benieuwd welke farao volgens Egyptologen de sfinx moet hebben gebouwd. De geleerden zijn hierin eenduidig: dat moet farao Chefren zijn geweest. Hij was één van de jongere zonen van farao Cheops, de bouwer van de grote piramide.
Op pag. 177 van "Schatten van de piramiden" staat in de 3e kolom:

"Wie heeft de sfinx gebouwd? De stenen basis, de monumentale architectuur en de geschiedenis van de steengroeve op het terrein van de sfinx wijzen naar Chefren als de bouwer van de sfinx". Ter verduidelijking staat hier nog o.a. bij dat veel steenblokken van de sfinx van exact dezelfde makelij zijn als de steenblokken in de piramide van Chefren.

Nu is er etymologisch met dit woord niet zo veel aan de hand. 'Che - fren' heeft ongeveer dezelfde cadans als 'Shi - vinz'. De vocalen zijn voor de etymologie niet zo belangrijk, consonanten wel. Dan houden we als 'geraamte' over Ch - frn en Sh vnz. De Ch en de Sh worden op dezelfde manier uitgesproken, terwijl de f en de v heel nauw aan elkaar verwant zijn. Die twee namen zouden dus heel goed op dezelfde persoon kunnen slaan.

Problematisch is echter wel, dat in het Lorberwerk wordt gesteld dat Shivinz (aangenomen dat we hem mogen identificeren met Chrefren) de bouwer van de eerste piramide zou zijn, terwijl Chefren beslist niet de eerste Egyptische piramide bouwde. In feite komen piramiden ook niet zomaar uit de lucht vallen. Er was al eeuwen een geleidelijke ontwikkeling gaande, waarbij men steeds meer zgn. mastaba's op elkaar ging stapelen, totdat men er uiteindelijk dekplaten omheen bouwde. Ook met de hellingshoek heeft men een tijdlang geëxperimenteerd, waardoor sommige piramides instortten.

Zowel in kosmisch als in geschiedkundig opzicht rammelt het Lorberwerk dus nogal. Dat neemt echter niet weg dat ik de kern van het Lorberwerk, nl. de leer van de liefde die God voor de mensen voelt, wél zuiver vind. Het GJE is voor mijn gevoel het meest zuivere deel van het Lorberwerk, hoewel ook daar al fouten en tegenstrijdigheden in voorkomen.

Jammer genoeg bestaan er dogmatische Lorberlezers, die geneigd zijn om anderen met Lorberteksten om de oren te slaan. Een deel van de Lorbervrienden heeft daar inderdaad een handje van. Ik heb ook al verschillende keren Bijbel- en Lorberteksten in mijn mailbox aangetroffen omdat iemand het niet eens was met iets wat ik had geschreven of met een lezing die ik had georganiseerd. Het zijn met name zulke lezers die het Lorberwerk bij de buitenwacht een slechte naam bezorgen. Meestal zijn dat oudere Lorberlezers, die die boeken al 10 jaar of langer lezen en daaraan het recht ontlenen om anderen ermee om de oren te slaan.

Al met al vind ik het schrijnend dat er beslist fundamentalisme onder Lorberlezers voorkomt. Ik schat dat zo'n 20-30% van de lezers een fundamentalistische instelling heeft. De kern van het Lorberwerk, het Grote Johannes Evangelie, is voor mijn gevoel echter wel grotendeels zuiver omdat ik er de goddelijke liefde in herken.
T.a.v. openbaringen geldt, dat je altijd zelf moet blijven nadenken en nooit en te nimmer iets klakkeloos moet aannemen alleen omdat het afkomstig is van een schrijver van wie wordt beweerd dat hij goddelijke openbaringen ontving. Persoonlijke en tijd- en cultuurgebonden elementen spelen altijd een rol mee in het werk van elke mysticus en religieuze auteur. Het is dus altijd oppassen geblazen bij het lezen van doorgegeven teksten. Ik heb ook wel 'es gedacht dat teksten, die ik persoonlijk ontving, uit een zuivere bron afkomstig waren - totdat ik tot de ontdekking kwam dat ik me had vergist. Je kunt dus niet alles zomaar geloven. Toets daarom alles aan je eigen hart en neem nóóit iets aan wat tegen je gevoel en je verstand indruist - dat is de veiligste en meest zeker manier om met dergelijke teksten om te gaan.

donderdag 9 december 2010

HEEFT DE KERK ZICHZELF OVERLEEFD EN MOET ZE DAAROM OPGAAN IN NEW AGE?

Veel mensen vinden de kerkelijke leer niet meer passen bij deze tijd. Ook de kerkdiensten spreken de gemeenteleden absoluut niet meer aan. De preken vindt men ronduit saai en duren altijd te lang, tijdens het stille gebed begint het kerkvolk al gauw ongemakkelijk te draaien in de kerkbankjes en ook een incidenteel gospelgroepje of een in fleurige jurkjes gestoken koor vermag de lethargisch geworden gemeente niet meer te boeien. De kerkelijke bobo’s voelen dat ze de aansluiting met de geest van deze tijd hebben verloren. Het is dan ook geen wonder dat de kerken af en toe schuchtere pogingen ondernemen om in gesprek te gaan met New Age en andere spirituele stromingen. Maar hoe ver moeten de kerken gaan om de mensen weer aan te spreken en volle zalen te trekken? Moeten de kerken dan maar opgaan in New Age, omdat die beweging er wél in slaagt om veel mensen op de been te brengen?
Ik vind dat een interessante vraag. Het klopt dat de geestelijke dorheid van de kerken heeft bijgedragen aan het relishoppen dat je overal ziet. Die trend is trouwens niet zonder risico's. Een cursusje pendelen, een workshop ‘hoe leer je je beschermengel kennen’ en een spiritistisch avondje zijn misschien wel heel spannend, maar ze kunnen ook heel vervelend uitpakken. Er bestaat immers niet alleen een goede geestenwereld, maar ook een lagere sfeer van waaruit mensen negatief kunnen worden beïnvloed. Wie daar geen oog voor heeft, loopt het risico dat hij onder de invloed komt te staan van krachten die erop uit zijn om de mens geestelijk te ondermijnen. Een fikse dosis onderscheidingsvermogen is daarom nodig voordat je je met dit soort cursussen inlaat.
Tegenover die al te luchtige benadering van de geestelijke wereld staan de gedateerd aandoende leerstukken van de kerk. Ze zijn heel ouderwets en statisch geformuleerd, maar zijn ze daarom per definitie onwaar? Ik kan niet voor anderen spreken, maar dat Jezus de zoon van God is, staat voor mij vast en hoeft wat mij betreft niet overboord te worden gekieperd. De transsubstantiatieleer van de R.K. kerk is voor mijn gevoel echter een dwaalleer. Dat leerstuk komt er immers op neer dat door de magische handeling van de priester een stuk brood en een slokje wijn wérkelijk worden veranderd in het lichaam en het bloed van Christus. Zoiets zouden ze moeten afschaffen. Tussen die twee uitersten in zitten veel leerstellingen die voor mijn gevoel wel door de beugel kunnen. Verder is er een grijs gebied van grondbeginselen waar ik me niet zo snel achter zou scharen zonder dat ik ze trouwens fout vind.
Voor mijn gevoel weerspiegelen veel kerkelijke opvattingen de geestelijke werkelijkheid, maar spreken ze niet meer de taal van deze tijd. In die zin geloof ik niet dat je ze overboord zou moeten kieperen. Problematisch vind ik alleen wel, dat het steeds meer verstandelijk beleden waarheden zijn geworden. Wat eerst de uitdrukking was van een reële religieuze ervaring, versteende later tot een dogma dat aan anderen als een onbuigzaam leerstuk werd opgedrongen - én daar ging van alles mis!
Ik ben daarom niet zo extreem kritisch t.o.v. de kerk als veel mensen uit New Age-kringen. Hele volksstammen zijn geneigd om de complete erfenis van het christendom overboord te gooien met het argument dat de kerken er zo'n rommeltje van hebben gemaakt. Meestal gebruiken ze daarbij een paar stereotype beelden en sjablonen zoals de kruistochten, de inquisitie, de macht van de paus en de curie enz. Dat rijtje stereotypen laat men telkens weer opdraven om te zeggen van: "Zie je nou wel, die boodschap deugt niet!"
Mijn antwoord is dan steevast: "Wat weet je dan werkelijk van de kerkgeschiedenis af? Ben je je er wel van bewust dat je twee dingen hopeloos door elkaar haalt? Is de zuivere inhoud van een leer of geloof soms identiek aan het misbruik dat er door menselijke zwakheid en machtswellust van gemaakt wordt? Weet je eigenlijk wel dat instituten als scholen, ziekenhuizen en universiteiten in het Westen door kerken en kloosters zijn opgericht? Hoe veel mensen hebben anderen wel niet vanuit hun gelovige overtuiging geholpen, getroost, verzorgd en zelfs met de wapens verdedigd?" Mensen, die het christendom fundamenteel afwijzen onder het mom dat de traditie zou hebben bewezen dat zijn boodschap principiëel niet zou deugen, weten gewoonlijk niet waar ze over spreken.
Wat de kerken nodig hebben in deze tijd is dat men weer teruggaat naar de elementaire bezieling van het eerste christendom, naar de tijd waarin men nog in een levende verbinding stond met Christus en met de engelenwereld. Díe elementaire bezieling, díe liefde en díe betrokkenheid mis ik meestal in de kerken. Dat men met New Age in gesprek gaat, vind ik dan ook uitstekend. Dat gebeurt af en toe trouwens al.
Zo was ik in 2000 namens een spirituele stichting op een congres in Groningen dat door de kerken was georganiseerd onder de titel "Stemmen uit de hemel". Dat congres was onderdeel van een serie congressen waarbij vertegenwoordigers van de kerken en New Age met elkaar in gesprek gingen. Ik vond het fantastisch om dat bij te wonen. Het heeft misschien niet zo veel opgeleverd omdat ook veel oude tegenstellingen aan het licht kwamen, maar er werd tenminste over en weer gepraat. Ik heb dat als heel positief ervaren.
Van New Age zouden de kerken in elk geval kunnen leren hoe men het enthousiasme en de bevlogenheid in de omgang met de geestelijke werkelijkheid terug zou kunnen krijgen. Geloven vanuit het hart - dát is kort gezegd wat de kerken nodig hebben!

dinsdag 7 december 2010

Mijn positie t.o.v. het werk van Jakob Lorber

Naar mijn stellige overtuiging bevatten de boeken van Jakob Lorber doorgevingen uit de geestelijke wereld. Toch is de vermelding dat een doorgeving afkomstig is van God Zelf of uit de zuivere geestenwereld helemaal geen garantie dat de boodschap volkomen zuiver en betrouwbaar is. Doorgevingen worden immers altijd ontvangen door een schrijver die door zijn karaktereigenschappen en beperkingen noodzakelijkerwijs subjectief is. Dat betekent dat individuele én cultuurbepaalde opvattingen, voorkeuren, weerzin tegen bepaalde dingen en individuele attitudes de doorgevingen kleuren. Dat subjectieve elementen, die daarom van tijd tot tijd kunnen veranderen, in het Lorberwerk een rol spelen, wordt aangetoond door innerlijke tegenstrijdigheden die erin voorkomen. Zoals een mens van stemming kan veranderen, zo kunnen ook zijn uitspraken mettertijd van toon en inhoud veranderen en elkaar zelfs tegenspreken.
Als het Lorberwerk voor de volle 100% het onveranderlijke en onbetwijfelbare woord van God was, zouden dergelijke contradicties er niet in voor mogen komen. Ze komen er echter wel in voor. Daaruit kan maar één conclusie worden getrokken: het is in bepaalde opzichten mensenwerk.

Dat laatste wordt nog verergerd doordat er dingen in staan die niet waar zijn. Sneeuw komt op de maan niet voor, noch rivieren en levende wezens. De uitspraken die daarover worden gedaan in het Lorberboek "Aarde en Maan" zijn bedoeld als beschrijvingen van de natuurlijke werkelijkheid op onze satelliet. Daarom zijn ze niet waar. I.t.t. wat in dat boek staat, leert nauwkeurige en onafhankelijke waarneming dat er op de achterkant van de maan geen sneeuw en geen rivieren voorkomen. Omdat de maan geen atmosfeer bevat, is er immers ook geen organisch leven mogelijk.

Hetzelfde probleem speelt in het boek "Die Natürliche Sonne". Ik heb een heleboel uitspraken van Lorber over het heelal getoetst en ben tot de conclusie gekomen dat zijn beeld van de kosmos noch structureel, noch in de afzonderlijke details klopt.
Een systematische vergelijking tussen het Lorberwerk en de moderne sterrenkunde staat ook op nieuweopenbaring: het is op deze pagina te vinden. De Engelstalige versie ervan staat op deze URL; de Duitse versie staat op een andere pagina. Veel dingen heb ik daarin niet aangeroerd, omdat het artikel dan nog veel langer zou worden. Dat geldt o.a. voor de beschrijving die Lorber geeft van de manier waarop het licht van sterren zou ontstaan. Volgens hem fungeert de buitenste laag van een ster – in de sterrenkunde noemt men dat de chromosfeer - als een spiegelende bol die het licht van andere hemellichamen weerkaatst. Alleen de oercentraalzon en al-al-zonnen zouden zelf licht geven; alle andere sterren zenden volgens Lorber een zeer zwak licht uit, maar werken vnl. als reusachtige kerstboomballen die het licht van andere sterren reflecteren. Natuurkundig gezien is dit onmogelijk.

Erger wordt het als hij zich in bijzonder denigrerende bewoordingen uitlaat over bepaalde volkeren. De gedachte dat elk volk een eigen eigen ontwikkeling doormaakt, onderschrijf ik, maar het gaat mij te ver als daar allerlei vergaande waardeoordelen aan worden verbonden. Niettemin gebeurt dat in het Lorberwerk wel.
Ook sommige pedagogische adviezen van Lorber vind ik verschrikkelijk, o.a. dat je een kind, dat van vreugde lacht, zou moeten slaan om het de ernst des levens bij te brengen. Voor mijn gevoel is dat de perfecte manier om het gevoel van eigenwaarde van een kind om zeep te helpen. Liefde kan ik in zulke uitspraken niet ontdekken. Ook het feit dat een publieke marteling met een eventueel daarop volgende executie in het Lorberwerk wordt aangeprezen als de beste manier om hardnekkige misdadigers geestelijk te louteren, kan ik niet onderschrijven. Op mij komen zulke aanbevelingen tamelijk barbaars over.
Al met al zal ik mijn eigen gevoel en intuïtie moeten volgen. Ik blijf rotsvast in Jezus en in God geloven, maar kies voor een andere weg in het geloof dan die van Jakob Lorber. Hoewel er veel uitspraken in het Lorberwerk voorkomen die mij aanspreken en door mij als zuivere waarheden wordt herkend, moet mij van het hart dat er zoveel facetten van zijn werk zijn waar ik grote moeite mee heb, dat ik me niet langer kan en wil presenteren als vertegenwoordiger van een organisatie op het gebied van de Nieuwe Openbaringen. Daarom heb ik ervoor gekozen de basis van onze stichting te verbeden. Van nu af willen we werken op een algemeen-christelijke grondslag, zonder enige binding of verplichting aan een kerkgenootschap, geloofsgemeenschap of andere organisatie op religieus of levensbeschouwelijk gebied.
Het gaat er ons om méér mensen te bereiken bij onze activiteiten. Liever bepalen wij ons in het vervolg tot de essentie, en dat is Jezus Christus, die voor ons op aarde is gekomen om ons de weg naar de hemel te wijzen. Graag willen we dat in het vervolg als uitgangspunt nemen voor al ons handelen.

vrijdag 26 november 2010

De eeuwige reis


Uit een baaierd van licht, de oernevel van de geest
dalen wij als een nietig vonkje naar de aarde af.
Gewist wordt de herinnering aan al wat is geweest;
als onbeschreven blad leren we van de wieg tot het graf.

Deze wereld is niet meer dan een schakel in een eindeloze keten,
een speelplaats, een toneel: speler en toeschouwer zijn wij tegelijk,
balancerend tussen liefde en ego, oerdrift en geweten,
bannelingen uit de hemel, engelen in wording in 't materiële rijk.

Trede voor trede klimmen wij naar de hemel op, ons hoogste doel.
Al wat wij achterlaten zijn kinderen, tekens en sporen.
Wij zijn reizigers die tastend voortgaan op verstand en gevoel,
totdat we niet uit het lichaam, maar uit de geest worden geboren.

In een lichtzee worden we tot slot als engelen binnengehaald
als alle lessen van 't materiële rijk door ons zijn geleerd.
Als we de overwinning op de illusies van het ik hebben behaald
worden alle tranen gedroogd en wonden in liefde getransformeerd.

zondag 14 november 2010

Seether en Amy Lee - Broken

Amy Lee, die vooral bekendheid verwierf als zangeres van de uit Little Rock afkomstige rockformatie "Evanescence", heeft ook een paar nummers uitgebracht samen met de zanger Seether. Een fraai voorbeeld daarvan is "Broken". Het gekwelde stemgeluid van Seether en de tekst van deze song passen perfect bij het troosteloze decor dat voor de promotieclip is gebruikt.
De omgeving is volledig geruïneerd, zwarte rookkolommen stijgen onheilspellend ten hemel en in een halfverwoeste automobiel zingt de zanger zijn droevig lied. Het lijkt wel alsof er pas een asteroïde is ingeslagen. Gelukkig maakt zich uit de smeulende achtergrond een van zwarte vleugels voorziene engel los, die samen met hem een duet gaat zingen: Amy Lee. Zo wordt het toch nog gezellig, want met haar erbij kan het gewoon niet meer stuk, ook al is alles kapot, als je begrijpt wat ik bedoel. Prachtig, dit rauwe, slepende nummer "Broken".

Je vindt de clip van deze song op http://www.youtube.com/watch?v=AKGpZuadMsA

maandag 8 november 2010

Mythen over christelijk Nederland

Eén van de meest wrange aspecten van de discussies die tegenwoordig worden gevoerd tussen christenen en atheïsten is de enorme verharding die over en weer optreedt. Zo krijg je als christen soms de indruk dat je persoonlijk verantwoordelijk wordt gesteld voor middeleeuwse brandstapels, de kruistochten en de inquisitie, terwijl atheïsten van de weeromstuit moeten vrezen dat Mao en Stalin tegen hen in stelling worden gebracht. Het zijn immers voorbeelden van de verschrikkingen waartoe een goddeloze visie leiden kan. De wederzijdse stellingen zijn meestal even zwart-wit als een schaakbord, van nuances en subtiliteiten is vaak totaal geen sprake.

Krasse voorbeelden van het gepolariseerde denken van atheïsten over christelijke Nederlanders kwam ik een paar maanden geleden op het internet tegen. Die voorbeelden staan niet alleen. Er zijn nl. atheïsten die rustig durven beweren dat een niet onaanzienlijk deel van de Nederlandse bevolking tenminste eenmaal per zondag naar de kerk gaat en gelooft dat de wereld letterlijk in zeven dagen geschapen is. Volgens deze criticasters zouden veel kerkgangers even extreem en onverdraagzaam zijn als de radicale groeperingen binnen de Islam. Het is natuurlijk een koud kunstje om mensen, die zó zijn neergezet, vervolgens alle hoeken van het internet te laten zien. Als je dán nog niet scoren kunt... Maar wat is er van deze verhalen waar?

Tal van rapporten tonen aan dat deze atheïsten een karikaturaal beeld hanteren van christenen. Sterker nog: het is zelfs nog niet eens representatief voor de kerkelijke verhoudingen uit de vijftiger jaren. Uit het CBS-rapport van 2008 over "Religie aan het begin van de 21-ste eeuw", waarvoor meer dan duizend mensen zijn geïnterviewd, blijkt dat op dat moment maar 11 % van de Nederlanders elke zondag de kerk bezocht. Dat percentage daalt elk jaar nog verder. Als we rekening houden met deze snelle daling bedraagt dat percentage nu waarschijnlijk nog geen 10%. Het gaat dus maar om een kleine minderheid.

Extreem-fundamentalistische, Amish-achtige toestanden in strenge kerkgenootschappen zijn volstrekt niet representatief voor Nederlandse gelovigen. Dat geldt ook voor de directe koppeling die vaak door atheïsten wordt gelegd tussen het geloof en een letterlijke bijbelinterpretatie. De aanhang van de SGP en de kerkgenootschappen die daaraan geliëerd zijn, bedraagt nog geen drie procent.

Nog erger wordt het als op grond van deze karikatuur wordt geconcludeerd dat deze mensen achterlijk zouden zijn en dat anderen, die hun denkbeelden niet onderschrijven, er volgens hen niet toe zouden doen.
In werkelijkheid is Nederland een pluriforme samenleving, waarin van oudsher geen enkele kerk een aanhang heeft onder de meerderheid van de bevolking. Tussen die christenen was bovendien altijd onderlinge rivaliteit. Zo mochten de Doopsgezinden bv. wel kerken bouwen, maar deze mochten niet opvallen om geen aanstoot te geven. Katholieken hadden het moeilijker, want zij werden eeuwen lang als tweederangsburgers behandeld, net als veel andere religieuze minderheden. Die verdeeldheid is er trouwens ook binnen de moslimgemeenschap in landen waarin de meerderheid van de bevolking de Islam aanhangt. De islam is niet één geheel zoals vaak wordt gedacht, maar is in de praktijk veel pluriformer.

Een andere realiteit is, dat de ruimte die christenen innemen in de media in hoog tempo kleiner wordt. Dat gebeurt vooral door de toenemende druk vanuit de atheïstische hoek. Hoewel minder dan 20% van de Nederlandse bevolking helemaal nergens in gelooft, krijg je in de media de indruk dat ze minstens 90% van de bevolking uitmaken. De oorzaak is vooral dat de religiositeit onder journalisten en intellectuelen een stuk kleiner is dan onder de hele bevolking. De schrijver Kluun geeft daar in zijn boekje "God is gek" een paar fraaie voorbeelden van.

Zijn die christenen en kerkelijk betrokken Nederlanders nu werkelijk zo onverdraagzaam t.o.v. andere groepen als vanuit atheïstische hoek af en toe wordt beweerd? Zulke clubjes heb je wel degelijk. Maar er kan niet gezegd worden dat het juist deze groepen zijn die zo'n felle afkeer hebben van moslims. De meeste moslimhaters kom je immers tegen in PVV-kringen. Logisch. Maar de onkerkelijkheid en het gebrek aan religiositeit is nergens groter dan juist onder PVV-ers. In onderzoeken naar religiositeit valt deze groep samen met de 'niet kerkelijk gebonden niet-religieuzen'. Met deze term doelt men op mensen die geen lid zijn van een kerk en ook niet op een andere manier religieus zijn. Een duidelijk bewijs hiervoor is het feit dat verschillende ideologen van deze partij tot de meest fervente atheïsten behoren die Nederland telt. Het plan van Wilders om artikel 1 van de grondwet te schrappen en te vervangen door de bepaling dat Nederland een christelijk-humantische cultuur heeft, die gerespecteerd moet worden, is vooral bedoeld om moslims de pas af te snijden.

Vanuit de kerken zijn altijd initiatieven voortgekomen om bv. uitgeprocedeerde asielzoekers (ook moslims) aan onderdak te helpen. Je kunt deze Nederlandse situatie vergelijken met de progressieve opstelling van de Evangelische Kirche in Duitsland. In dat verband kun je bv. ook denken aan een initiatief als bv. http://www.bijbelenkoran.nl/ Dat is een initiatief van de IKON en de Wereldomroep. Het is bedoeld om meer begrip te kweken tussen moslims en christenen. Daar ben ik dan ook heel erg blij mee! Het zou goed zijn als méér christenen zouden weten dat de Bijbel en de Koran voor een groot deel dezelfde tradities in hun heilige boeken hebben verwerkt.
Dat onverdraagzaamheid t.o.v. moslims en andere religies vooral te vinden zou zijn onder christenen vind ik dan ook nogal tendentieus. Feiten en argumenten spreken een andere taal.

Het CBS-rapport over religie in Nederland is te downloaden op: http://zembla.vara.nl/fileadmin/uploads/VARA/be_users/documents/tv/pip/zembla/2010/Wilders/Religie_21e_eeuw_CBS.pdf

zondag 7 november 2010

Gedicht: intercity

Onafwendbaar naderen wij het onbekende doel
dat in de sluier van de toekomst verloren gaat.
Niet door berekening, maar op de tastzin van 't gevoel
bespeuren wij wat ons daar te wachten staat.

Engelen reizen met ons mee, wegwijzers van de geest;
ze fluisteren ons hun zachtheid en hun dromen in.
Wie als een engel de ogen van de ander leest,
is slechts op liefde uit, nooit op zelfzucht of gewin.

Tot slot bereiken wij 't allerlaatste station.
De trein remt af, alle sporen komen hier samen.
Er is een druk gewemel op het perron
en iemand leest van alle reizigers de namen.

Over ons wordt niet geoordeeld. Niet de wet,
maar de liefde is het die uiteindelijk regeert.
Het enige waar de baas van 't station op let
is de vraag wat we van de reis hebben geleerd.

dinsdag 26 oktober 2010

Mogelijkheden en gevaren van contacten met de geestenwereld

Op 31 oktober wordt in veel Angelsaksische landen Halloween gevierd. Dit feest is afgeleid van het ‘Samhain’, een Keltisch feest uit de tijd vòòr de invoering van het christendom. De Kelten dachten dat de scheidingswand tussen deze wereld en het hiernamaals tijdens het Samhain dunner was dan anders, waardoor allerlei soorten geesten en goden de wereld van de levenden konden binnendringen en voor chaos konden zorgen. De wicca’s van onze tijd zetten de Samhaintraditie voort en gedenken dan hun voorouders. Ze hebben zelfs riten om de doden aan te roepen. Daarbij wordt er ook voedsel voor de geesten klaargezet om te laten merken dat ze welkom zijn.
......................................................................................................................................................
Op het eerste gezicht lijken er overeenkomsten te bestaan tussen dit gebruik en het christelijke avondmaal. Toch zijn er ook kenmerkende verschillen. Ik heb me afgevraagd hoe die overeenkomsten en verschillen konden worden verklaard. Gaandeweg werd het me daarbij ook duidelijk wat één van de hoofdoorzaken is van de enorme verstarring die al in de eerste eeuwen in de kerk optrad. Om dat te kunnen verklaren begin ik met de betekenis van het avondmaal.

Bij de protestanten zijn het brood en de wijn puur en alleen een symbool voor het lichaam en het bloed van Christus, terwijl de katholieken de zgn. 'transsubstantiatieleer' kennen. Daarbij geloven ze dat brood en wijn d.m.v. het eucharistieritueel van de priester worden omgezet in de essentie van het bloed en het lichaam van Christus. Natuurlijk geloven ze niet dat brood en wijn letterlijk (fysiek) veranderen in Zijn lichaam en bloed, maar ze geloven dat de geestelijke essentie ervan wél aan Zijn bloed en lichaam gelijk wordt. Dat laatste vind ik een eigenaardige bokkesprong van de katholieke theologie, een soort spirituele acrobatiek, maar het is wel de officiële uitleg ervan.
Omdat er in onze tijd steeds meer kritiek kwam op die al te letterlijke aanname, is men ook wel gaan spreken over transfinalisatie e.d., waarbij men afstand nam van een al te letterlijke interpretatie.

Hoewel de mate waarin men tijdens het avondmaal deel meent te hebben aan het lichaam en het bloed van Christus bij protestanten en katholieken dus van elkaar verschilt, is er zeker sprake van een soort geestelijke vereniging met Hem. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om dat de gelovige zijn geloof uitdrukt in Christus als degene van wie het heil (=geestelijke wedergeboorte) wordt verwacht.

In het christendom wordt er verschillend aangekeken tegen het contact met de geesten van overledenen. In het oudste christendom had men het over 'gemeenschap met de heiligen'. Met die 'heiligen' bedoelde men de gemeenteleden die in het geloof gestorven waren. Men dacht dat ze in een mystieke of geestelijke zin nog deel hadden aan de samenkomsten van de christenen. Ook ging men ervan uit dat ze boodschappen konden doorgeven aan de levenden.
Natuurlijk hield dit bepaalde gevaren in. Zo was men bij dat contact sterk afhankelijk van het geestelijke onderscheidingsvermogen van de levenden om te kunnen beoordelen of men met een zuivere of met een onzuivere geest te maken had. Vandaar ook de herhaalde waarschuwing in de bijbel tegen 'satan die zich voordoet als een engel van het licht'. Die waarschuwing had betrekking op die geesten, die zich heel mooi, zuiver en geestelijk voordeden maar ondertussen de leer subtiel verdraaiden of ronduit kwaad in de zin hadden.

Omdat lang niet iedereen, die zich aan het geestenverkeer waagde, over een sterk geloof beschikte, gingen er natuurlijk allerlei dingen mis. Mensen raakten bezeten of beïnvloed. Gaandeweg nam men daarom steeds meer afstand van dit geestenverkeer.
Tot op zekere hoogte had dit voordelen. Lagere geesten hadden zo geen toegang meer tot de gemeenteleden (hoewel het stiekem natuurlijk wel gebeurde). Het nadeel van deze al te stringente opvatting was echter dat men zich afsloot voor nieuwe openbaringen en geestelijke boodschappen. Daardoor verstarde de kerk tot een rigide geloofssysteem. Je kunt het vergelijken met levend water dat uit een bron opwelt, maar door het ontbreken van nieuwe aanvoer van vers water op den duur brak wordt en verstikkend en vergiftigend gaat werken. Dat beeld komt bij me boven als ik denk aan de orthodoxie van de R.K.-kerk. De manier waarop men de bijbel uitlegde, groeide niet mee met nieuwe inzichten en aanvullende openbaringen.

Als ik nu terugkeer naar het Samhain, dan zijn er wel een paar overeenkomsten tussen dat Keltische feest en het avondmaal, maar al te letterlijk moet dat toch niet genomen worden. Bij het avondmaal gaat het om een vorm van liefdevolle geestelijke verbinding met God als uitdrukking van het geloof, terwijl de Kelten de sluizen van de geestelijke wereld wijd openzetten om verbinding te zoeken met gestorven voorouders en natuurgeesten.

Het christendom wijst het actieve zoeken naar een verbinding met de geestenwereld echter af, maar streeft wél een vereniging of verbinding met God na. Die afwijzing is niet zonder reden als je kijkt naar allerlei vormen van beïnvloeding en bezetenheid. In de exorcismeleer van de R.K. kerk maakt men bv. onderscheid tussen:
1. Circumsessio. In dit stadium wordt de persoon omgeven door het kwaad. Zo iemand kun je vergelijken met een belegerde stad;
2. Obsessio. Als je de persoon in kwestie vergelijkt met een land, zijn al enkele steden en landstreken bezet;
3. Possessio. Hierbij is de persoon volledig in handen van lage geesten.

Om dergelijke vormen van beïnvloeding te voorkomen verbood men in het christendom het geestenverkeer, waarbij er vaak heel selectief gebruik werd gemaakt van allerlei bijbelteksten. Toch wordt tijdens rituelen als het gebed en het avondmaal wél actief contact gezocht met God. Waarom is dat binnen het christendom wél toegestaan, terwijl het geestenverkeer meestal radicaal wordt afgewezen?
Ik denk dat dat komt doordat het onderscheid tussen God en mens in het christendom veel groter is dan in natuurreligies zoals die van de Kelten en andere volkeren uit vroegere tijden. Bovendien heb je in natuurreligies (maar ook in bv. het Hindoeïsme en het Boedhisme) allerlei goden die half goed, half slecht zijn, dus een dubbele natuur hebben. Of hun uitwerking positief of negatief is, hangt vooral van de omstandigheden af en van het perspectief waaronder men ernaar kijkt. In het christendom worden God en Zijn manifestaties en dienaren (zoals engelen) gezien als vertegenwoordigers van het absoluut goede. Vandaar dat men niet bang is om contact te zoeken met God, terwijl men wél het contact met de niet helemaal uitgezuiverde geesten van overledenen afwijst.

Hierdoor worden niet alleen de verschillen, maar ook de overeenkomsten tussen het christendom en de Keltische religie duidelijk. In feite kun je dit onderscheid ook gebruiken om duidelijk te maken waarom het christendom een andere visie heeft op het contact met de geestelijke wereld dan de meeste andere wereldreligies: hun godsbeelden zijn fundamenteel anders. Ook de grens tussen leven en dood is in het christendom scherper.

vrijdag 22 oktober 2010

Het geloof tussen zoektocht en zeker weten

In zijn boekje “God is gek”, dat vorig jaar oktober uitkwam, vertelt Kluun over de steeds groter wordende onverdraagzaamheid in de media t.o.v. christenen. Zo schrijft hij dat het in Nederland gemakkelijker is om toe te geven dat je homo bent dan dat je in God gelooft. De anti-God brigade rukt in de media op. Het geloof is uit. God bestaat niet, en als je het lef hebt om toch voor je Godsgeloof uit te komen, leef je nog in de middeleeuwen en word je persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de kruistochten en de inquisitie. Allerlei duistere Bijbelteksten vol doem en dreiging voor de heidense volkeren worden je dan voor de voeten geworpen. Die volkeren wagen het om te zweren bij hun eigen goden, maar God is daar niet bepaald gecharmeerd van: “Wee hen, want de ure van hun ondergang is nabij!” Armageddonachtige toestanden dus, Hollywood kan er zo een vette spektakelfilm van maken.

Bij overstromingen, aardbevingen en andere ongemakken krijg je als gelovige tegenwoordig al gauw de vraag voorgelegd waarom God dat toelaat. Hij is toch zo liefdevol? Als je Hem zo goed kent, dan zul je het antwoord daarop toch wel weten, zo is de redenering. De gelovige als collaborateur van een wrede, autoritaire, masculiene God, die voor de wreedheden van zijn baas ter verantwoording wordt geroepen – dat is zo ongeveer het beeld dat steeds meer in de media wordt opgeroepen. Uiterst goedkope beeldvorming natuurlijk. Dit is het denken in sjablonen, in one-liners, in goedkope zwart-wit tegenstellingen waar elke nuance uit verdwenen is. De meeste christenen die ik ken beantwoorden immers helemaal niet aan dat beeld. Ze denken anders, genuanceerder, intuïtiever ook.

Wat me bij de discussies op het internet telkens opvalt is niet alleen die goedkope beeldvorming. Het is ook de telkens herhaalde uitspraak dat er op het gebied van het geloof alleen maar vragen zouden zijn. Antwoorden bestaan niet, antwoorden zijn uit. Wie het lef heeft om met antwoorden aan te komen – zelf gevonden antwoorden of niet, dat maakt niet uit – is een ‘fundamentalist’ en probeert anderen te bekeren tot zijn eigen bij elkaar geharkt geloof. Niets is erger dan iemand die antwoorden heeft, niets roept meer angst op en maakt dat de lezer al gauw stichting Correlatie moet bellen om van de schrik te bekomen. Antwoorden – hoe durven ze wel?!

Is dat reëel? Bestaan er echt alleen maar vragen? En als dat zo is, waarom stelt iemand dan voortdurend vragen als daar geen antwoord op mogelijk is? Laten we deze zaak ‘es bij de kern aanpakken. Kan de mens God kennen? Is betrouwbare kennis over God en over de geestelijke wereld mogelijk? Kunnen we God leren kennen zoals een ander kan doordringen in de wetten van de natuurkunde of de regels van de filosofie?

Alle wereldreligies kennen naast de officiële leer ook een mystieke kant. Dat geldt ook voor het christendom. In feite heeft die mystieke kant van het geloof het altijd aan de stok gehad met het hoogste gezag binnen de kerk. De reden is heel simpel: mystici proberen God te leren kennen via de weg van de ervaring en de intuïtie. Door gebed, meditatie en een beschouwende manier van leven zochten en zoeken ze God. Door hun manier van leven willen ze zich met Hem verbinden en uitdrukking geven aan hun geloof. Door die nadruk op intuïtie en persoonlijke ervaring bestaat het gevaar dat ze God anders ervaren en een ander beeld van Hem hebben dan de officiële leer van de kerk. Vroeg of laat komt daar natuurlijk gedonder van. Veel mystici zijn dan ook naar de andere wereld geholpen om de ware toedracht van het Godsrijk vast te stellen.

Dat geldt voor het christendom en ook voor andere religies. Zo heb je binnen de Islam het soefisme. De Boeddhisten hebben veel kloosters gesticht waar de monniken een beschouwend leven leiden. Eigenlijk zie je dit bij elk geloof. Nu is het opvallend dat de mystieke tradities van alle wereldgodsdiensten heel veel overeenkomsten met elkaar vertonen. Zo worden naastenliefde, vergevingsgezindheid en liefde tot God altijd als centrale waarden voorgesteld. Ook bestaan er heel veel overeenkomsten als je kijkt naar de vraag welke negatieve eigenschappen je moet zien te overwinnen. De God, die wordt beleden, heeft in praktisch alle wereldreligies menselijke trekken. Het boek “Mysticism in World Religion” van Sidney Spencer geeft een schitterend overzicht van deze overeenkomsten. Als we ook maar een greintje vertrouwen mogen hebben in het menselijke vermogen om diepere lagen van de werkelijkheid waar te nemen, zullen we moeten kijken naar de vormen waarin het goddelijke zich aan de mens vertoont: die vormen zijn bijna zonder uitzondering menselijk.

Over het leven na de dood zijn de wereldreligies het ook met elkaar eens. De ziel (of hoe je het ook maar noemen wilt) gaat na de dood van het lichaam naar het hiernamaals en wordt beoordeeld op grond van het leven dat de mens heeft geleid. Dat betekent niet dat iemand, die er een potje van heeft gemaakt, voor eeuwig aan het spit wordt gebraden (je hebt immers geen lichaam meer), maar wel dat een mens met de gevolgen van zijn gedrag wordt geconfronteerd. Ook na de dood gaat de ontwikkeling van de ziel gewoon door.

Wie echt de moeite neemt om te zoeken, zal ook antwoorden vinden. Gemakkelijk is dat zeker niet, maar het kan wel degelijk. Als je met hoofd en hart te werk gaat, je openstelt voor de goede boeken die er op dit gebied ook bestaan – naast alle rommel die er te koop is – dan kun je steeds dieper doordringen in deze kennis. Op elke vraag is immers een antwoord. Alle religies hebben een deel van het goddelijke licht, al zijn er voor mijn gevoel wel gradaties. Wie vragen heeft, gaat gerust op zoek. Niet om het antwoord aan anderen op te dringen, maar om er met anderen over van gedachten te wisselen. Ook voor geloofsvragen geldt immers: "Wie zoekt, zal vinden" en "Onderzoek alles en behoud het goede". Wat dat aangaat is er in tweeduizend jaar niets veranderd.

woensdag 20 oktober 2010

Manu en Hori


“Kijk”, zei Hori, en hij wees naar de oceaan die diep beneden hem tegen het rif klotste. “Zover het oog reikt, zie je water, blauwgroen tot de lijn waar de hemel en de zee elkaar raken. Toch is dat niet altijd zo geweest, Manu.”
De aangesprokene richtte zich loom op. Met zijn donkere oogjes knipperend tegen het zonlicht boog hij zich voorover. Dromerig staarde hij over de rotsen naar de woeste schuimkoppen die stuksloegen tegen de scherpe pieken van het rif.
“Er is een tijd geweest, Manu, dat de hele wereld bedekt was met water. Heb ik je dat verhaal al ‘es verteld?”
“Nee, maar je maakt me nieuwsgierig. Ga door.” Behaaglijk strekte Manu zich uit in het gras.
“Toen ik een week geleden langs de tent van Manichor de medicijnman kwam, hoorde ik hem op gedempte toon praten tegen Anchi, zijn leerling. Ik zette de emmer neer waarin ik water moest halen uit de bergbeek en sloop naar zijn tent om het gesprek goed te kunnen volgen. Wat ik hoorde was zó ongelofelijk dat ik het beslist aan iemand moet vertellen. Maar je mag er niet over doorpraten. Erewoord, Manu?”
“Erewoord”.

“Manichor zei dat lang geleden een slechte koning over de stam regeerde, Endor was zijn naam. Hij bezat wel vijftig vrouwen en had honderd zonen, de één nog slechter dan de ander. Overdag hield hij zich bezig met jagen en vissen. ’s Nachts hield hij woeste braspartijen, waarover af en toe nog wordt gefluisterd door de mannen van het dorp. Wie het waagde hem tegen te spreken sloot hij op in een donker hol waarin cobra’s leefden.
Toch was hij een groot krijger. Van tijd tot tijd ondernam hij met zijn oudste zonen strooptochten naar naburige stammen. Daar roofde hij de schoonste vrouwen en de beste varkens. Goud en sieraden interesseerden hem niet. De allermooiste vrouwen sloot hij op in zijn harem, de rest van de buit verdeelde hij onder zijn zonen.
Na elke strooptocht bracht hij offers aan de stamgoden. Dan nodigde hij alle mannen van het dorp uit en liet de gestolen varkens slachten. Elke man mocht zoveel vlees eten als hij maar wilde en kreeg een geroofde maagd toegewezen voor de nacht. Zo genoot hij een zeker respect onder mensen en goden. Gevreesd en gehaat was hij, maar als je deed wat hij zei en hem geen strobreed in de weg legde, had je wel een goed leven.

Maar ook al bracht hij offers aan de stamgoden en strooide hij, naar goed gebruik, bij volle maan een handvol stofgoud van de Drakenrots in zee, toch riep hij één keer hun toorn op, zodat ze besloten om hem, samen met zijn honderd zonen, te doden.
Je weet, Manu, dat priesteressen door geen man mogen worden aangeraakt. Endor liet echter, toen hij een dorp in de vallei had overvallen, een priesteres in de boeien slaan en als buit meevoeren naar zijn harem. Lang, ravenzwart haar had zij en amandelvormige ogen. Zij was een dochter van het stamhoofd en al vanaf haar geboorte aan de goden gewijd. Haar gestalte was zó schoon dat geen man haar kon weerstaan. Om die reden moest zij haar dagen slijten in de tempel waar zij toezicht hield over de andere priesteressen, twaalf maagden uit de stamadel.
Al bij de eerste aanblik was Endor verloren en ook al kende hij de wetten die de goden hadden ingesteld, toch kon hij het niet laten om haar gevankelijk mee te laten voeren. Twee vertrouwelingen van hem, Esmerald en Loki, belastte hij in het diepste geheim met deze opdracht. Op bevel van Endor sloten zij de priesteres op in een grot.
Toen het dorp in diepe rust was verzonken, liet Endor de maagd uit haar schuilplaats halen. Het meisje verzette zich hevig toen hij haar wilde aanraken, maar tevergeefs. Haar smeekbeden en vervloekingen ten spijt verkrachtte hij haar, niet ver van de Drakenrots, een aan de goden gewijde plek.

Toen de goden dat zagen, ontstaken zij in toorn en besloten om het land te plagen met een overstroming. Daags na het offerfeest pakte een zware wolkenmassa zich samen boven de vallei en het berggebied langs de kust. Wekenlang gutste de regen neer. Men zegt dat, vòòrdat de eerste druppels vielen, alle beesten uit het gebied wegtrokken alsof zij van hogerhand voor de naderende catastrofe waren gewaarschuwd.
In hun nood begonnen de mensen tot de goden te bidden, maar al hun smeekbeden leken aan dovemansoren gericht. Zonder onderbreking bleef het hemelwater het land overspoelen totdat de vallei zich verenigde met de zee en de eerste visarenden opdoken. Bruinvissen en dolfijnen kwamen schools de bergkam overgezwommen, koraal en zeewier nestelden zich waar gazelles en springbokken hadden gegraasd en in de vergane resten van het dorp floreerden zeeanemonen en oesters met hun parelmoeren kleur.

Na twee maanden klaarde de lucht weer op. Dag na dag kroop het water over de berghellingen terug naar de vallei. Alleen rondom het laagste punt hield het stand. Daar vormde zich een meertje, het huidige Endormeer. Als een blijvende waarschuwing van de goden golft daar tot op de dag van vandaag het diepbruine water, vermengd met modder en gruis dat het water op zijn terugtocht van de berghellingen heeft meegevoerd. Men zegt dat bij volle maan soms nog de schim van de priesteres rondwaart op de noordelijke helling van de Drakenrots, waar zij door Endor werd verkracht. Daarom wordt die plek tot op de dag van vandaag door de dorpelingen gemeden. Dat is het verhaal dat ik Manichor aan Anchi hoorde vertellen. Maar je mag er verder met niemand over spreken, Manu.”

Zijn vriend richtte zich op. “Ik zal mijn mond niet voorbijpraten, dat weet je toch. Kom, laten we teruggaan naar het dorp, het is al bijna avond." Snel verwijderden ze zich van de Drakenrots, waar de golven van de oceaan net als anders stuksloegen tegen de pieken van het rif.


Kun je in de 21e eeuw nog wel geloven in God?

Als ik om me heen kijk en op mijn eigen ervaringen af ga, kom ik tot de conclusie dat mensen God vaak pas gaan zoeken als ze eerst heel erge dingen hebben meegemaakt. Ook merk ik dat mensen God vaak zoeken op een wonderlijke manier, bv. door een ritueel gebed af te raffelen. Dan kun je terecht de vraag stellen: “Wélke God zoeken ze?"

Ik geloof dat God méér is dan alleen maar een energievorm, méér dan een eerste oorzaak, de alomvattende liefde of - helemaal lekker vaag - 'al wat is'. Wat zou dat trouwens zijn: 'al wat is?' Dat klinkt raadselachtig en tegelijk veelbelovend. Alles wat er is, dat is ontzettend veel. Maar is God dan het geheel, de optelsom van alle afzonderlijke dingen, of misschien het overkoepelende geheel?

'Al wat is' lijkt me daarom té vaag om voor God in aanmerking te komen. Je kunt er immers alle kanten mee op. Het is net een toverbal die alle kleuren van de regenboog aanneemt als je er maar lang genoeg op sabbelt. Goed. Welke kandidaten zijn er nog meer? God als energievorm dan? Klinkt lekker technisch in dit moderne tijdperk. Het doet me denken aan God als een soort energiecentrale of als een wolk elektromagnetische lading. Maar energie is op zichzelf neutraal. Als ik de stekker in het stopcontact steek, speelt de radio ook op energie. Maar God moet als God toch méér zijn dan een energetische lading? Hij heeft toch ook eigenschappen en vermogens? Hoe zou Hij anders de wereld hebben kunnen scheppen?

Dat laatste brengt me op een ander godsbeeld: God als persoon. In deze tijd is dat beeld van God niet populair. Het is niet modern genoeg, niet hip en niet flitsend. Het doet veel mensen denken aan de kerken en aan de Bijbelse God. En die God van de bijbel... Nee, bah, daar willen ze niets mee te maken hebben, dat hebben we nu zo langzamerhand wel gehad. We leven nu in de 21e eeuw en niet meer in de Middeleeuwen, nietwaar...
Maar klopt die redenering eigenlijk wel? Is dat godsbeeld écht verouderd, of durven we simpelweg geen duidelijke keuzes meer te maken? Schamen we ons voor het godsbeeld van de Vader die ons als Zijn kinderen heeft voortgebracht? Zo ja, waarom dan?

Als het daarop aankomt, zie ik om me heen dat veel mensen meteen als door een speld gestoken overeind veren als iemand het woord 'God' laat vallen. Ik denk dat dat vooral komt door de puinhopen die de kerken ons in de loop der eeuwen hebben nagelaten. In plaats van de gemeenteleden te dienen zoals Christus Zijn leerlingen diende - denk maar aan de voetwassing - zagen de kerkbestuurders, bisschoppen en kardinalen het als hun voornaamste taak om hun eigen machtspositie en wereldlijke belangen veilig te stellen en waar mogelijk uit te breiden, desnoods ten koste van het welzijn van de gemeente. Dat er desondanks ook altijd priesters zijn geweest die écht om hun gemeenteleden gaven en voor hun wereldse en geestelijke belangen opkwamen, is een pluspunt en heeft ervoor gezorgd dat de traditie bewaard bleef, maar ook niet meer dan dat.

De kerken hebben veel schade aangericht en mensen kopschuw gemaakt voor het geloof. Dat gebeurt in feite nog steeds. De recente onthullingen over seksschandalen binnen de R.K. kerk roepen veel walging en weerzin op, en dat is volkomen terecht. De katholieken hebben dat voor een groot deel aan zichzelf te danken. Een instelling als het celibaat zorgt ervoor dat mensen hun seksuele driften op alle mogelijke manieren moeten onderdrukken. Natuurlijk gaat dat vaak fout. De leiding van de R.K. kerk zou er heel verstandig aan doen om te erkennen dat seksualiteit niet per definitie zondig en verdorven is, maar een normale menselijke drift die je in goede banen moet leiden. Het celibaat zouden ze dan ook onmiddellijk moeten afschaffen.

Deze en andere misstanden roepen walging en weerzin op. Begrijpelijk. Maar rechtvaardigt dat de enorme, soms fanatieke afkeer die sommige mensen in zich voelen opkomen zodra het woordje 'geloof' valt of iemand er openlijk voor uitkomt dat hij of zij christen is? Is dat voor de anderen, die dat horen, een gerechtvaardigde reden om alle stekels op te zetten en naar zo iemand uit te halen? Natuurlijk niet! Wie afkeer voelt voor christenen en elke christen goedkoop en gedachteloos vereenzelvigt met kruistochten, inquisitie, onderdrukking en dwang, is in principe sterk bevooroordeeld bezig. Zo iemand zou zijn eigen motieven, frustraties en zondebokken eens moeten onderzoeken i.p.v. altijd maar de blik naar buiten te richten en anderen - God, de christenen of de kerken – overal de schuld van te geven.
Christenen en het christendom veroordelen onder verwijzing naar de fouten van vroegere eeuwen is dan ook goedkoop en gedachteloos. Goedkoop, omdat een dergelijke gedachtegang met simpele etiketten werkt, die men elke christen zonder aanzien des persoons op kan plakken. Gedachteloos, omdat deze manier van denken en redeneren zelden onderbouwd is en gewoonlijk op onderbuikgevoelens is gebaseerd.

De werkelijkheid is, dat het christendom weliswaar veel te lijden heeft gehad van allerlei menselijke fouten en stommiteiten, maar tegelijkertijd ook voor heel veel mensen een bron van inspiratie en zingeving is geweest. Dat geldt in feite nog steeds. Door de eeuwen heen hebben christenen God als een liefdevolle Vader ervaren, die hen kon bereiken in de enige plaats waar een mens écht in de geest kan worden bereikt, nl. in zijn hart.

Ik geloof dat voor een mens, die eenmaal tot dat inzicht gekomen is en zich realiseert wat voor een onvolmaakt wezen hij is, de rest op den duur vanzelf op zijn plaats valt. Maar we zullen wél eerst van onze troon, onze gedroomde goddelijkheid, af moeten komen. Zonder deemoed - noem het voor mijn part gepaste bescheidenheid - is geen echte geestelijke ontwikkeling mogelijk. Helaas kunnen de meeste mensen die gepaste bescheidenheid alleen maar leren door eerst flink met hun kop (d.w.z. hun hoogmoed) tegen de muur te lopen. Dat is een bitter gegeven, maar gezien onze menselijke natuur pakt het vaak wel zo uit. Dat we dan al snel door Gods liefde in genade worden aangenomen, is daarbij gelukkig een hele troost.

Van individueel naar kosmisch bewustzijn


Tijdens een toernooi als het WK staan 'we' met ons allen achter Oranje. Op zulke momenten zijn we méér dan alleen maar een individu, maar deel van een collectief met een eigen geschiedenis, emoties, vrienden en vijanden. Oranje belichaamt dan ons nationale bewustzijn waar we allemaal deel aan hebben.
Zo'n toernooi duurt maar een paar weken. Daarna worden de slingers met het oud papier meegegeven of - bij winst - opgeborgen in de schuur of rommelkast. Maar ook in het leven van alledag speelt die groepsidentiteit een rol. We kunnen er zelfs niet zonder, want ook als groep of als volk hebben we een bewustzijn nodig van wie wij zijn en - niet minder belangrijk - hoe wij niet zijn en ook niet gezien willen worden.

Dat collectieve bewustzijn van de volken leidt een taai en hardnekkig leven. De moeizame integratie van de landen binnen de E.U. is daar een mooi voorbeeld van. Iedereen wil het liefst zo weinig mogelijk van zijn autonomie afstaan aan een groter, overkoepelend geheel. Ik denk dat dat vooral komt door de behoefte van de mens om zich te profileren en zich van anderen te onderscheiden. Mensen hebben grenzen en houvast nodig, ook in geestelijk opzicht.

Vervelender wordt het als we ons op die groepsidentiteit voor laten staan en ons superieur beginnen te wanen t.o.v. anderen. Gezonde competitiedrang verwordt dan tot de tendens om anderen als inferieur te beschouwen, hun territorium letterlijk en figuurlijk in te perken en hen te onderdrukken. Ook religies kennen dit gevaar, evenals politieke systemen. In feite lopen deze scheidslijnen dwars door de volken heen en moeten we, naast het collectieve bewustzijn van een volk, nog een onderverdeling maken naar regio, religie en politieke opvattingen.

Wat mij daarbij sterk bezighoudt is de vraag of veel problemen tussen volken misschien zullen verdwijnen als het collectieve bewustzijn van de mens wordt uitgebreid tot het bewustzijn van de mensheid als één onverbrekelijk geheel. De mens is dan in de eerste plaats een wereldburger. Wie zo denkt, kijkt vooral naar de overeenkomsten tussen mensen, zowel uiterlijk als innerlijk. Alle leden van de menselijke soort hebben zó veel met elkaar gemeen in hun psyche en hun gedragingen, dat de onderlinge verschillen daarbij vergeleken volledig verbleken.

Ik hoop dat we als mensheid ooit zo ver zullen komen en dat onze onderlinge verschillen steeds meer zullen vervagen. Ik denk zelfs dat we dat ook hard nodig zullen hebben als we willen overleven. De gigantische milieuproblemen die nu op ons afkomen, vereisen een mondiale aanpak. Paradoxaal genoeg kan juist het botte egoïsme en materialisme van de economische drang tot expansie op den duur leiden tot meer eenheid en samenwerking tussen de staten. Misschien komt dat er ooit nog van en ontwikkelt de mensheid op den duur het collectieve bewustzijn van de menselijke soort. Het zou geweldig zijn als dát de belangrijkste basis wordt voor onze manier van denken.

We kunnen zelfs nog een stap verder gegaan. De kans is immers levensgroot dat de mensheid vroeg of laat te maken krijgt met andere beschavingen. Hoe zullen wij op hen en zij op ons reageren? Het enige antwoord dat ik daarop geven kan, is dat men deze verschillen alleen maar kan overstijgen door het bewustzijn dat we allemaal kinderen zijn van dezelfde Schepper, óf door het seculiere idee dat er universele waarden bestaan t.a.v. de omgang met andere levende wezens, ongeacht hun planeet van herkomst. Wat je nu ziet in de omgang van volken met elkaar - superioriteitswaan, agressie en intolerantie - kan immers ook ontstaan in het contact tussen verschillende beschavingen.

Gelukkig zullen deze problemen zich misschien nooit voordoen. Sommige experts die zich bezig houden met buitenaards leven beweren dat elke beschaving een kritische grens moet passeren. Zodra het geestelijke ontwikkelingsniveau van een beschaving nl. geen gelijke tred meer houdt met de techniek die zij ontwikkelt, zal die beschaving die technische middelen op een onvolwassen manier inzetten, met alle gevolgen van dien. De kans dat de bewoners van zo'n aso-planeet zichzelf vernietigen of hun wereld compleet onbewoonbaar maken, is dan ook levensgroot aanwezig. In dat geval selecteren kosmische beschavingen zichzelf uit en lost het probleem zich vanzelf op. Dat is dan weer een geruststellende gedachte. Echt gevaarlijke aliens liggen dan al lang begraven onder de ruïnes van hun eigen planeet.

Ik geloof daarom dat we niet bang hoeven te zijn voor high-tech beschavingen die plotseling opdoemen uit de hyperruimte om de aarde bij wijze van verzetje aan barrels te schieten. De interstellaire ruimte leent zich ook niet zo goed voor wildwesttaferelen. Eén welgemikt schot in de buitenwand van een ruimteschip zorgt immers al gauw voor onherstelbare panne. Hopelijk lukt het ons om het kritische stadium, waarin de techniek de geest vooruit is gesneld, ongeschonden door te komen. Vanuit een kosmisch perspectief bezien geeft de stortvloed aan onheilsprofetieën over onze nabije toekomst - Nostradamus, 2012, Maya-kalender - aan dat we dat stadium beginnen te naderen. Maar zelfs die profetieën en voorspellingen wijzen niet op de ondergang van de mensheid als geheel. Wél binden ze ons op het hart om coöperatiever, verdraagzamer en bescheidener te worden. Bij alle WK-gekte waar we in ons kleine landje eens in de vier jaar last van hebben lijkt me dat nog niet eens zo'n vreemde gedachte.

Mission impossible voor de atheïstische zending

Wie tegenwoordig openlijk voor zijn geloof uitkomt, wordt al snel voor 'gestoord', 'achterlijk' of op zijn best voor 'niet meer bij de tijd' uitgemaakt. Er is een sterke atheïstische tendens merkbaar. Die zie je niet alleen in het alledaagse leven, die zie je ook op het internet. Gelovigen vormen binnen deze visie een soort achtergebleven levensgolf, de Neanderthalers van de 21e eeuw die de grotten van hun irrationale manier van denken verkiezen boven het heldere licht van de rede.

Toch is dat een optisch overwicht: in werkelijkheid is er maar een héél kleine minderheid - niet meer dan 14% - van de Nederlanders die helemaal niets gelooft. Te oordelen naar hun volume op het internet zou je bijna geneigd zijn te denken dat de verhoudingen precies andersom liggen. Niets is echter minder waar.

Een paar maanden geleden keek ik naar een programma waarin Richard Dawkins, de patroonheilige van de congregatie der atheïsten, zich uit de naad werkte om aan te tonen dat christenen onwetenschappelijk en onredelijk zouden zijn.
Zo beschreef hij, staande tussen een menigte gelovigen in Lourdes, de bedevaartgangers zoals een bioloog een bavianenkolonie op Madagascar zou beschrijven. Mariabeeldjes, daar krijgt deze botte Brit spontaan bijtneigingen van. Later zag je hem in gesprek met een predikant uit de V.S. Hatelijk was zijn opmerking aan het adres van die dominee, waarin hij de manier waarop deze de gemeente toesprak vergeleek met de toespraken van de Nazi-ideoloog Joseph Goebbels. Op zulke momenten verstrakte zijn gezicht en kon je de haat er wel van af scheppen.

Het is niet alleen het fanatisme wat me bij mensen als Dawkins opvalt. Wat ik namelijk steeds mis in de opvattingen van atheïsten is de erkenning dat hun standpunt in feite ook een geloof is, een aanname die ze niet rationeel kunnen beargumenteren.
Zo geloven ze dat het menselijk bestaan met de dood ophoudt, hoewel inmiddels al door Pim van Lommel en andere medici is aangetoond dat het bewustzijn ook onafhankelijk van de hersenen kan functioneren. Andere verklaringen voor BDE's zoals 'zuurstoftekort', 'vergiftiging', 'hallucinaties' e.d. zijn al lang ontkracht door mensen als Michael Sabom. Toch wordt op alle mogelijke manieren geprobeerd de onderzoeksresultaten van Van Lommel onderuit te halen. Dat gaat zelfs zó ver dat men hem op de persoon gaat aanvallen. Toen ik vorig jaar februari bij een lezing van hem was, hoorde ik hem daar krasse staaltjes over vertellen. Sommige atheïsten gaan blijkbaar tot elke lengte om een theorie, die hen onwelgevallig is, te ontkrachten.
Voor een deel hangt dat ook samen met het conservatisme van veel wetenschappers. Het was niemand minder dan de natuurkundige en Nobelprijswinnaar Max Planck die stelde dat een wetenschappelijke theorie pas uitsterft als de laatste wetenschapper, die hem aanhangt, onder de groene zoden ligt.

Dawkins en consorten hebben de ijdele hoop dat ze het geloof kunnen overwinnen met de rede. Dat zal hen nooit lukken. In de eerste plaats niet omdat hun eigen positie ook niet 'redelijk' is. Verder is in de hele geschiedenis van de mensheid nooit meer dan een kleine minderheid werkelijk ongelovig geweest. Belangrijker nog is het feit dat de mens van nature voelt dat z'n bestaan niet eindigt met de dood. Tekenend daarvoor zijn de BDE's van fervente atheïsten: ook zij zien tijdens een BDE een geestelijke wereld, komen overleden familieleden en vrienden tegen en ontmoeten een opperwezen, in welke gedaante dan ook.

Ik denk dat het atheïstische geloof dat het heelal spontaan uit het niets tevoorschijn is geplopt, de hele wereld van 'toevalligheden' aan elkaar hangt en ons bestaan met de dood ophoudt, zijn langste tijd heeft gehad. De meest vooruitstrevende takken van wetenschap ontdekken tegenwoordig immers dingen die meer traditionele opvattingen aan het wankelen brengen. De kwantummechanica is daar een mooi voorbeeld van. Het onderzoek naar BDE's is een ander voorbeeld dat laat zien dat allerlei gevestigde ideeën toch niet zo zeker zijn als men lang had gedacht.

Tekenend voor het religieuze karakter van het atheïsme à la Dawkins is zijn geloof in de evolutietheorie. Men heeft nog nooit een echte missing link tussen twee diersoorten gevonden. Dat weerhoudt deze zuilenheilige van de atheïsten er echter niet van om heilig in de evolutietheorie te blijven geloven.
In dit verband is het aardig om te vermelden dat zelfs een atheïst als de geoloog Salomon Kroonenberg in zijn boek "De menselijke maat - de aarde over tienduizend jaar" met stelligheid beweert dat de evolutietheorie volstrekt onbewezen is; de tussenschakels zijn immers nooit gevonden.

Dawkins' geloof dat de ontwikkeling van planten- en diersoorten op aarde volgens de principes van de evolutietheorie verloopt, lijkt me even hardnekkig als het geloof van fundamentalistische christenen dat de wereld letterlijk in zeven dagen zou zijn geschapen. Beide groepen zijn behoorlijk irrationeel. Ze geloven immers in dingen die op alle mogelijke manieren kunnen worden weerlegd. Ik denk daarom dat het geloof van de toekomst er één zal zijn waarin hoofd en hart, gevoel en verstand, samengaan. Wat men als waarheid aanvoelt, moet ook door het verstand beredeneerd en geaccepteerd kunnen worden, en omgekeerd moet datgene, wat men kan beredeneren, ook overeenkomen met het gevoel. Een geloof waarin één van beide polen ontbreekt, zal dan ook langzaam uitsterven. Het geleidelijke verdwijnen van de meeste kerken en de opkomst van nieuwe religieuze bewegingen laat duidelijk zien dat deze trend onomkeerbaar is.

maandag 18 oktober 2010

Strandfoto's, Schiermonnikoog, 1976


Overal weerspiegelden de wolken
zich flonkerend in de golven.
De zeewind voerde verre geuren mee
en speelde met jouw natte, blonde haren.

Vanaf de duinen zag ik
tegen terugwijkende verten
in het wit van de branding
jouw vertrouwde gestalte staan
en ik bevroor de tijd in celluloid
met een knipoog van mijn polaroid.

Nu waart de nagedachtenis rond
om oude foto's, lege spiegels,
gevangen in bundels oud, gebroken licht.

De tijd keert licht in schaduw om,
de kleurenbeelden trekken krom,
herleven kort, maar sterven dan voorgoed
in de hoge hoed van de herinnering.

Weg met onnodig Engels!

Het is ronduit bespottelijk dat in het regeerakkoord voor het kabinet-Rutte is bepaald dat er een korps Dierenpolitie komt dat 'animal cops' moet gaan heten. Het is goed dat er tegen dergelijke uitwassen van onnodig Engels wordt opgetreden. Dat geldt ook voor winkels die klanten proberen te lokken door op de ruiten het woord 'SALE' te plakken en voor verpleegafdelingen die opeens worden omgedoopt tot 'UNITS'.
Nederland is in de greep van de Engelse ziekte. Op universiteiten en hogescholen geeft men in veel gevallen college in het Engels, zelfs als er helemaal geen Engelstalige studenten op de collegebankjes zitten. Albert Heijn maakt het helemaal bont door op alledaagse producten opeens Engelstalige stickers te plakken. Appelsap wordt dan opeens 'apple juice'. Dat alles onder het mom dat deze stickers in het buitenland worden gedrukt. Onzin: voor elk land drukt men aparte stickers. Albert Heijn gebruikt gewoon smoesjes. Foei, meneer Heijn, sjeem on joe!
Op Schiphol is het Nederlands praktisch helemaal verdwenen, alsof iedereen die daar rondbanjert van huis uit Engels spreekt. Dee doont spiek Dutsj in Skippol. Wat is dat voor waanzin? Is Nederland soms een Brits protectoraat geworden?
Het Nederlands is de voertaal van ca. 23 miljoen mensen in Europa. Daarmee is het één van de belangrijkste verkeerstalen van West-Europa. Of moeten we het Nederlands misschien maar in de uitverkoop doen zodat we meer geld kunnen verdienen aan de opbloeiende handel? Laat ons land niet over aan de managers, beleidsmakers, hoge ambtenaren en anderen die afschuwelijk Nederengels spreken.

Er is nu een site die strijdt tegen onnodig Engels. Ga voor meer info naar http://www.taalverdediging.nl/.

zondag 17 oktober 2010

Halloween


Veel christelijke feesten bevatten elementen die teruggaan tot voorchristelijke tradities. Allerheiligen en Allerzielen, die respectievelijk op 1 en 2 november worden gevierd, zijn daar twee duidelijk voorbeelden van. Het zijn de dagen waarop men in de kerk de gestorven ‘heiligen’ en gemeenteleden herdenkt. Ze zijn grotendeels ontstaan uit het Keltische Samhainfeest, dat op 31 oktober werd gevierd.

De eerste november was in de Keltische traditie nieuwjaarsdag. Keltische stammen kwamen tijdens dit feest samen om oude vetes te beëindigen en huwelijken te arrangeren. Ze dachten dat de geesten van overledenen rond die datum de wereld van de levenden bezochten. Dat bracht het risico met zich mee dat mensen bezeten konden raken. Met verschillende rituelen probeerde men zich daartegen te beschermen.

Het Halloweenfeest van tegenwoordig is de moderne variant van het ‘Samhain’. Daarom bevat het zowel elementen waarmee men geesten oproept als bezweringsrituelen om hen op een dwaalspoor te brengen in de hoop dat de levenden daardoor met rust worden gelaten.

De wicca’s van onze tijd zetten de Samhaintraditie voort. Ik was benieuwd hoe zij dit feest tegenwoordig vieren en welke teksten ze daarbij gebruiken. Daarbij stuitte ik op een rituele Samhaintekst die nog steeds wordt toegepast. Deze luidt:

“God van de donkere maanden, Heer van verre rijken, wij komen tot u op deze avond van de schaduwen om uw zegen te vragen. Haal de sluier tussen de werelden omhoog en laat onze voorouders en dierbaren in vrede tevoorschijn komen.Laat ons samen feesten en ons één voelen voordat zij wederkeren naar het Zomerland. O grote leraar, leer ons de cyclus van dood en wedergeboorte zodat wij zonder angst daarheen afreizen. Toon ons welke liefde er is na de dood.”

Ik heb me afgevraagd waarom men de sluier tussen het hiernamaals en de wereld van de levenden wil wegnemen. Is het niet beter om de doden (overgegane zielen) met rust te laten? Er staat nl.: "Laat ons samen feesten en ons één voelen". Het doel van die vereniging met de doden staat verderop aangegeven: "zodat wij zonder angst daarheen afreizen.Toon ons welke liefde er is na de dood."

De doden moeten dus in de geest naar ons terugkeren om ons iets te leren, nl. dat wij onze angst voor de dood verliezen. Maar waarom zouden we de geesten van onze overleden vrienden en verwanten daarvoor moeten gebruiken? Moeten ze aan ons verschijnen en zich met ons verbinden zodat wij de zekerheid hebben dat we na de dood goed terecht komen? Is dat niet iets wat we toch al met zekerheid wisten door de karrevracht aan spirituele kennis die in de loop van millennia over het hiernamaals is verzameld?

Ik denk dat het goed is om de zielen van mensen, die ons zijn voorgegaan, met rust te laten zodat ze zich in hun eigen sfeer verder kunnen ontwikkelen. Pogingen om ons met hen te verbinden leiden hen daar alleen maar van af. Als zich een geest uit eigen beweging aan ons wil manifesteren, kunnen we altijd nog beslissen of we hem toe willen laten, maar dan ligt het initiatief niet bij ons. Als dat wel het geval is – bv. bij het ‘glaasje draaien’ en andere manieren om met geesten in contact te komen – bestaat wel degelijk het risico dat zo’n geest een auraverbinding met één van de aanwezigen aangaat. Veel psychische problemen zijn daar voor een deel uit verklaarbaar, hoewel dat meestal niet wordt onderkend.

Ik zie daarom ook geen heil in Halloween. Voor veel mensen mag dat misschien een onschuldig vermaak zijn, maar het koketteren met allerlei symbolen van dood en bezetenheid vind ik helemaal niet zo onschuldig en grappig. De wereld van het hiernamaals is toch een wereld van liefde? Waarom dan al die maffe symbolen en rituelen? Bovendien vraag ik me af of we wel moeten meegaan met allerlei hypes uit Groot-Brittannië en Amerika. Daar zitten immers grote commerciële belangen achter.

Een doorslaggevend argument om niet in deze nieuwe hype mee te gaan is m.i. dat men zich in oude tijden nog bewust was van het feit dat er ook donkere, gevaarlijke kanten aan dat feest zitten. Dat bewustzijn is later volledig verdwenen. Zo zijn de uitgeholde pompoenen, die men bij Halloween gebruikt, van oorsprong maskers om boze geesten af te schrikken. Dat het contact met de geestenwereld risico’s inhield was aan de Kelten en aan de vroege christenen bekend. Daarom namen ze ook voorzorgsmaatregelen om zich tegen deze gevaren te beschermen. Nu het westen voor een deel atheïstisch is geworden en spiritistische spelletjes door jonge mensen vaak als een onschuldig tijdverdrijf worden gezien, is ook dat elementaire bewustzijn verdwenen. De kans dat gevoelige jonge mensen daardoor beschadigd raken, is daardoor alleen maar groter geworden.

Ik vraag me verder af wat toch het aantrekkelijke is van zo’n archaïsch feest. Waarom wordt er in veel spirituele kringen zo'n ophef over gemaakt, alsof het een diepe, geestelijke betekenis zou hebben? Wat trekt de mensen aan in een feest waarin men pompoenen uitholt en koketteert met horrorsymbolen?

De mens, als een mengsel van licht en schaduw, een mix van goed en kwaad, kan alleen maar ontvankelijk zijn voor het duivelse en negatieve buiten zichzelf doordat hij in zijn binnenste voor dat kwaad ontvankelijk is. Soms kun je je daarvan bewust worden, bv. wanneer je in extreme omstandigheden wordt geplaatst die het uiterste van je ziel vergen. Er zijn omstandigheden waarin mensen je zó verschrikkelijk veel pijn doen, dat je ze wel wat zou kúnnen aandoen. Dat betekent natuurlijk niet dat je dan automatisch tot actie overgaat, maar wél kunnen de gevoelens zo heftig zijn dat er allerlei impulsen in je worden opgeroepen waartegen je zult moeten vechten om jezelf weer in het gareel te krijgen.

Er zíjn sferen, invloeden en geestelijke machten die actief bestreden moeten worden, al was het alleen maar om te voorkomen dat ze invloed op ons denken en handelen krijgen. Tegenwoordig zie ik om me heen dat veel mensen de ernst van deze geestelijke strijd niet inzien of hem zó sterk bagatelliseren, dat ze geen onderscheid meer willen maken tussen datgene, wat in spiritueel opzicht goed voor hen is en datgene, wat hun ziel vergiftigt en aantast. Niet alles wat zich als spiritueel aandient, is goed. Niet alles is zuiver en niet alles is opbouwend. Vaak gooit men in spirituele kringen alles op één hoop met de pretentie dat alles aan elkaar gelijkwaardig is. M.i. is dat een grote, gevaarlijke vergising.

Zoals er in de geestelijke wereld diverse sferen zijn voor zielen met verschillende rijpings- of ontwikkelingsgraden, zo zijn er op aarde ook karakteristieke verschillen tussen de spirituele leren, gedachtengangen en inzichten. Je hebt hier allerlei gradaties. Het gaat erom onderscheid te maken en duidelijke beslissingen te nemen: wat is opbouwend, zuiver en liefdevol, en wat niet?

Iedereen zal die vraag voor zichzelf moeten beantwoorden. Toch lijkt het me goed om hem kort voor Halloween in alle openheid te stellen. Halloween als het 'feest' met allerlei horrorsymbolen vind ik geen bijdrage aan spirituele kennis. Integendeel: ik beschouw het als een groteske vervorming van een feest dat oorspronkelijk was bedoeld om de zielen van de gestorvenen te gedenken en naar het licht te dragen. Dankzij de commercie en allerlei warrige spirituele stromingen is het verworden tot een feest dat angst oproept en duistere gevoelens prikkelt. Zoals het nu gevierd wordt, stimuleert het alleen maar de angst en de sensatiezucht. Dat zegt m.i. genoeg over het niveau ervan.

Ik heb dan ook niets met Halloween, maar wel met Allerzielen en Allerheiligen. Dat we één maal per jaar denken aan de mensen uit onze omgeving die zijn overleden, is niet verkeerd. Dat we één maal per jaar bij wijze van vermaak geesten oproepen en koketteren met de dood, lijkt me een uiting van grote oppervlakkigheid en gebrek aan kennis van de niet-fysieke niveaus van de werkelijkheid.