Het overkomt elke schrijver wel eens: je hebt een verhaal of artikel geschreven waar je redelijk tevreden over bent, maar toch is het voor je gevoel niet helemaal af. Eigenlijk zou
je het nog wat moeten bijschaven. Om de een of andere reden kom je daar gewoon
niet toe. Je legt het weg in een la, tussen een stapel oude boeken of in een
groezelig mapje. Maanden later schiet je opeens te binnen dat je het geschreven
had. Met het zweet onder de oksels haal je al je boeken uit de kast. Je doorzoekt
de laden van je bureau en zet je hele kamer op de kop - maar het is verdorie weg. Verdwenen. Opgelost
in het niets. Maanden later herhaal je die hele operatie, maar opnieuw zonder
resultaat. Een gevoel van doffe berusting maakt zich op den duur van je meester,
een subtiel rouwproces, af en toe nog vermengd met een sprankje hoop.
Zo ongeveer moet het Hella
Haasse zijn vergaan toen ze zocht naar een witte map met verhalen die ze ooit
nog wilde uitgeven. Enkele jaren voor haar dood begon ze er over, maar nooit
slaagde ze erin die teksten te vinden. Pas na haar dood kwamen enkele verhalen
te voorschijn. Niet in een witte map, maar in allerlei laden en kasten. Sommige
van die teksten bevatten doorhalingen en correcties. Twee ervan waren al eerder
gepubliceerd, maar ze heeft ze later aangepast. Gelukkig heeft men besloten er
een bundel van samen te stellen, want ze zijn beslist de moeite waard.
Wat mij in deze bundel vooral
aantrok was de wervende tekst in de advertenties: het zou gaan om ‘duistere,
geheimzinnige gebeurtenissen en onverklaarbare verschijningen’. Nieuwsgierig begon ik er daarom in te lezen.
Ik moet bekennen dat de inhoud mij niet tegenviel. Deze verhalen, geschreven tussen
(waarschijnlijk) 1938 en 1950, hebben allemaal als rode draad dat er een
verbinding is tussen de materiële wereld en een ander bestaansniveau, dat zich ófwel
in een andere tijd, ófwel buiten alle tijd en ruimte lijkt te bevinden.
In het eerste verhaal
verliest een vrijgezelle man, die bij een bank werkt en een eentonig leven
leidt, alle houvast als hij ’s avonds laat de stad in gaat en allerlei kroegen
bezoekt. In een uitgestorven steeg kijkt hij om zich heen. Opeens krijgt hij
daarbij het gevoel dat de wereld, die hij ziet, beangstigend en onwerkelijk is.
Daarop wordt hij aangesproken door een vreemdeling die hem desondanks bekend
voorkomt; het lijkt wel een dubbelganger van hemzelf. Deze neemt hem mee naar
een danszaal, waar de werkelijkheid steeds groteskere vormen begint aan te
nemen. Op den duur wordt hij door de man meegenomen naar een grot, waar de
dansmuziek vandaan komt. De musici blijken duivelse monsters te zijn; de wereld als geheel ervaart hij als ‘een
demonisch dansfeest’. ’s Anderendaags
vlucht hij daarom naar een verlaten eiland, waar hij zijn verhaal
vertelt aan iemand die het eiland op doorreis aandoet.
Het verhaal ‘Maanlicht’ is
beslist het beste van deze bundel. De hoofdpersoon hierin verblijft een paar
dagen in een royaal Amsterdams grachtenpand. Dit zestiende-eeuwse optrekje doet
in het begin heel aangenaam en verstild aan. Die stilte wordt op den duur
beklemmend als er boven in het huis het gehuil weerklinkt van een grote hond,
die ook op een muur is afgebeeld. Plotseling verandert het perspectief en
beleeft de hoofdpersoon gebeurtenissen uit de zestiende eeuw, waarbij een
agressieve hond door zijn baas wordt doodgeschoten.
Hetzelfde motief – een afbeelding
die als een soort toegangspoort naar een andere werkelijkheid fungeert – kom je
tegen in het derde verhaal ‘Landschap in olieverf’. Een vrouw, die samen met
haar man bij haar schoonmoeder is ingetrokken, raakt gefascineerd door een
schilderij en stapt op den duur door het doek het schilderij binnen. Vaag is ze
zich dan nog van de gewone wereld bewust.
Het laatste verhaal “Caulder
Hall” vond ik minder geslaagd omdat het wel heel onwaarschijnlijk is. Een
eenzame Nederlandse dame logeert een paar dagen in een afgelegen landhuis in
Schotland waar excentrieke, mismaakte mensen wonen.’s Avonds hoort ze uit de
kamer naast haar de vertrouwde geluiden van een moederlijk type dat zich gereed
maakt voor de nacht en dan het licht uitdoet. Ze denkt dat daar de eigenaresse slaapt
die zich overdag heel ongastvrij tegenover haar gedraagt. Dat klopt niet, want
het spookt daar. Die kamer is namelijk helemaal leeg.
“Maanlicht” vond ik een
bundel met fascinerende verhalen. Een echte aanrader voor liefhebbers van
vertellingen waarin de alledaagse werkelijkheid in verbinding staat met een
diepere, occulte wereld, die als een soort onderstroom vol duister, instinctief
leven wordt beschouwd. Misschien is het daarom wel niet helemaal toevallig dat
juist deze occulte verhalen pas na haar dood zijn verschenen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten