vrijdag 22 oktober 2010

Het geloof tussen zoektocht en zeker weten

In zijn boekje “God is gek”, dat vorig jaar oktober uitkwam, vertelt Kluun over de steeds groter wordende onverdraagzaamheid in de media t.o.v. christenen. Zo schrijft hij dat het in Nederland gemakkelijker is om toe te geven dat je homo bent dan dat je in God gelooft. De anti-God brigade rukt in de media op. Het geloof is uit. God bestaat niet, en als je het lef hebt om toch voor je Godsgeloof uit te komen, leef je nog in de middeleeuwen en word je persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de kruistochten en de inquisitie. Allerlei duistere Bijbelteksten vol doem en dreiging voor de heidense volkeren worden je dan voor de voeten geworpen. Die volkeren wagen het om te zweren bij hun eigen goden, maar God is daar niet bepaald gecharmeerd van: “Wee hen, want de ure van hun ondergang is nabij!” Armageddonachtige toestanden dus, Hollywood kan er zo een vette spektakelfilm van maken.

Bij overstromingen, aardbevingen en andere ongemakken krijg je als gelovige tegenwoordig al gauw de vraag voorgelegd waarom God dat toelaat. Hij is toch zo liefdevol? Als je Hem zo goed kent, dan zul je het antwoord daarop toch wel weten, zo is de redenering. De gelovige als collaborateur van een wrede, autoritaire, masculiene God, die voor de wreedheden van zijn baas ter verantwoording wordt geroepen – dat is zo ongeveer het beeld dat steeds meer in de media wordt opgeroepen. Uiterst goedkope beeldvorming natuurlijk. Dit is het denken in sjablonen, in one-liners, in goedkope zwart-wit tegenstellingen waar elke nuance uit verdwenen is. De meeste christenen die ik ken beantwoorden immers helemaal niet aan dat beeld. Ze denken anders, genuanceerder, intuïtiever ook.

Wat me bij de discussies op het internet telkens opvalt is niet alleen die goedkope beeldvorming. Het is ook de telkens herhaalde uitspraak dat er op het gebied van het geloof alleen maar vragen zouden zijn. Antwoorden bestaan niet, antwoorden zijn uit. Wie het lef heeft om met antwoorden aan te komen – zelf gevonden antwoorden of niet, dat maakt niet uit – is een ‘fundamentalist’ en probeert anderen te bekeren tot zijn eigen bij elkaar geharkt geloof. Niets is erger dan iemand die antwoorden heeft, niets roept meer angst op en maakt dat de lezer al gauw stichting Correlatie moet bellen om van de schrik te bekomen. Antwoorden – hoe durven ze wel?!

Is dat reëel? Bestaan er echt alleen maar vragen? En als dat zo is, waarom stelt iemand dan voortdurend vragen als daar geen antwoord op mogelijk is? Laten we deze zaak ‘es bij de kern aanpakken. Kan de mens God kennen? Is betrouwbare kennis over God en over de geestelijke wereld mogelijk? Kunnen we God leren kennen zoals een ander kan doordringen in de wetten van de natuurkunde of de regels van de filosofie?

Alle wereldreligies kennen naast de officiële leer ook een mystieke kant. Dat geldt ook voor het christendom. In feite heeft die mystieke kant van het geloof het altijd aan de stok gehad met het hoogste gezag binnen de kerk. De reden is heel simpel: mystici proberen God te leren kennen via de weg van de ervaring en de intuïtie. Door gebed, meditatie en een beschouwende manier van leven zochten en zoeken ze God. Door hun manier van leven willen ze zich met Hem verbinden en uitdrukking geven aan hun geloof. Door die nadruk op intuïtie en persoonlijke ervaring bestaat het gevaar dat ze God anders ervaren en een ander beeld van Hem hebben dan de officiële leer van de kerk. Vroeg of laat komt daar natuurlijk gedonder van. Veel mystici zijn dan ook naar de andere wereld geholpen om de ware toedracht van het Godsrijk vast te stellen.

Dat geldt voor het christendom en ook voor andere religies. Zo heb je binnen de Islam het soefisme. De Boeddhisten hebben veel kloosters gesticht waar de monniken een beschouwend leven leiden. Eigenlijk zie je dit bij elk geloof. Nu is het opvallend dat de mystieke tradities van alle wereldgodsdiensten heel veel overeenkomsten met elkaar vertonen. Zo worden naastenliefde, vergevingsgezindheid en liefde tot God altijd als centrale waarden voorgesteld. Ook bestaan er heel veel overeenkomsten als je kijkt naar de vraag welke negatieve eigenschappen je moet zien te overwinnen. De God, die wordt beleden, heeft in praktisch alle wereldreligies menselijke trekken. Het boek “Mysticism in World Religion” van Sidney Spencer geeft een schitterend overzicht van deze overeenkomsten. Als we ook maar een greintje vertrouwen mogen hebben in het menselijke vermogen om diepere lagen van de werkelijkheid waar te nemen, zullen we moeten kijken naar de vormen waarin het goddelijke zich aan de mens vertoont: die vormen zijn bijna zonder uitzondering menselijk.

Over het leven na de dood zijn de wereldreligies het ook met elkaar eens. De ziel (of hoe je het ook maar noemen wilt) gaat na de dood van het lichaam naar het hiernamaals en wordt beoordeeld op grond van het leven dat de mens heeft geleid. Dat betekent niet dat iemand, die er een potje van heeft gemaakt, voor eeuwig aan het spit wordt gebraden (je hebt immers geen lichaam meer), maar wel dat een mens met de gevolgen van zijn gedrag wordt geconfronteerd. Ook na de dood gaat de ontwikkeling van de ziel gewoon door.

Wie echt de moeite neemt om te zoeken, zal ook antwoorden vinden. Gemakkelijk is dat zeker niet, maar het kan wel degelijk. Als je met hoofd en hart te werk gaat, je openstelt voor de goede boeken die er op dit gebied ook bestaan – naast alle rommel die er te koop is – dan kun je steeds dieper doordringen in deze kennis. Op elke vraag is immers een antwoord. Alle religies hebben een deel van het goddelijke licht, al zijn er voor mijn gevoel wel gradaties. Wie vragen heeft, gaat gerust op zoek. Niet om het antwoord aan anderen op te dringen, maar om er met anderen over van gedachten te wisselen. Ook voor geloofsvragen geldt immers: "Wie zoekt, zal vinden" en "Onderzoek alles en behoud het goede". Wat dat aangaat is er in tweeduizend jaar niets veranderd.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten