vrijdag 24 februari 2012

Korte notities begin 2012

Politici willen kiezers graag overhalen om op hun partij te stemmen. Daarbij kijken ze niet op een leugentje meer of minder. In de V.S. is daarom in 2004 de website www.factcheck.org opgericht om uitspraken van politici op hun waarheidsgehalte te toetsen. Het zou goed zijn als ook in Nederland een dergelijke site wordt gebouwd, want ook hier wordt in de politiek gedraaid en gelogen bij het leven.
Een prachtig voorbeeld van wat je op die site kunt vinden is een artikel over liegbeest Rick Santorum. Zo beweerde hij dat bejaarden in Nederland een polsbandje moeten dragen waarop staat 'Pleeg géén euthanasie op mij!'. Anders zouden ze de kans lopen dat tegen hun wil euthanasie op hen werd toegepast.
Het is mooi dat zulke ballonnetjes vakkundig worden doorgeprikt.

Zie ook:
http://www.factcheck.org/

Volgens Newt Gingrich zijn de media 'vals, verwoestend en negatief'. Daar zit een kern van waarheid in. Mensen worden eerst door de media op een voetstuk gezet, en daarna proberen diezelfde media hen - het liefst zo ranzig mogelijk - weer van dat voetstuk af te laten donderen. Jaloezie speelt daarbij een grote rol, want kleyne luyden verdragen het succes van anderen meestal niet.

Zo lang onafhankelijke wetenschappers nog niet hebben vastgesteld dat griepvaccins effectief zijn, kan de overheid beter direct stoppen met haar vaccinatieprogramma’s. Anders blijft ze een speelbal van farmaceutische bedrijven en hun stromannen, die zich wel als onafhankelijke voorlichters voordoen, maar de staat ondertussen rijstebrijbergen aan vaccins opdringen.

maandag 13 februari 2012

Een zee van herinneringen


Hij daalde de zeedijk af, stapte over een hekje en liep naar de kwelder. Zo'n honderd meter daarachter lag de Waddenzee. Het was laagwater, hij moest ver lopen voordat hij de waterlijn bereikte. Op de rand van het wad, met een eindeloze blauwe lucht boven hem, bleef hij staan. Dromerig staarde hij in de verte. Hij haalde zijn verrekijker tevoorschijn en speurde daarmee de horizon af. Eigenlijk zocht hij iets wat hij miste, maar wat? Wat dreef hem toch telkens naar de zee, naar de verlatenheid van deze plek waar je bijna nooit iemand tegenkwam behalve dan heel af en toe een wandelaar die - net als hij - met de ziel onder zijn arm liep en eenzaam voortdobberde op de oceaan van zijn verleden, op de eindeloze golven van een zee van herinneringen?

Hij ademde een paar malen diep, borg de verrekijker voorzichtig weer in de tas en slingerde de riem om zijn schouder. Hij begon weer te lopen langs de waterlijn. Een eenzame meeuw scheerde laag over en krijste over het wad. Zijn silhouet wiekte weg naar een eiland aan de overkant van de grote plas. Kon ik maar vliegen, dacht hij, me onttrekken aan de zwaarte van dit bestaan, me vrij voelen als die grote vogel.
Het begon te schemeren. Alleen in het westen was de hemel nog zwak verlicht; de gloed van de zon die pas was ondergegaan wierp een diepgeel schijnsel over het landschap. Hij kreeg de neiging om te schreeuwen. Dat gaf niet, hij was hier toch alleen, niemand zou hem horen.

Bij een bos riet bleef hij staan. De vuurtorens van de eilanden waren aangefloept. In een eindeloze cadans streken hun zwaaibundels over de golven, roeislagen van het licht door de verten. Spontaan welde verdriet in hem op, als uit een diepe, oude zweer. Het licht dat ver doordringt in de duisternis – het deed hem denken aan de tunnel die hij op 19-jarige leeftijd had gezien toen hij op het randje van de dood had gezweefd. Toen hij bang was dat hij weg zou glijden in de stilte van de nacht, verrees er opeens een tunnel voor hem die omhoog voerde. Aan het eind ervan scheen een verblindend licht.
Snel was hij door die tunnel opgestegen totdat hij aankwam in een hemels landschap waar lichtende gestalten hem tegemoet liepen. Toen ze naderbij waren gekomen, bleken het overleden familieleden van hem te zijn. Hij had hun gezichten herkend, maar ze waren jonger dan zoals hij zich hen herinnerde. Blijkbaar hadden ze in deze hemelse gewesten een verjongingskuur ondergaan. Hun gezichten straalden, ze sloegen hun armen om hem heen. En al die tijd was er dat oogverblindende licht, die magische , onaardse glans die over het landschap lag, alsof de zon wel tien maal zo fel scheen als anders, zonder dat er trouwens een zon te bekennen viel. Het licht scheen overal vandaan te komen, het wierp geen schaduwen.  

Een eindeloze reeks beelden uit zijn leven trok met een waanzinnige snelheid aan hem voorbij. Ook zag hij beelden van de verre toekomst. Zo had hij een grote kerk gezien die stampvol zat. Hele gezinnen waren naar de dienst toe gekomen, zelfs de gangpaden waren bezet. En iets van het hemelse licht scheen in de ruimten van die kerk. De sfeer op aarde was veranderd, de grimmigheid die er anders altijd heerste, was verdwenen. Alsof men de schade van voorbije eeuwen wilde inhalen was er weer oprechte belangstelling voor God en voor de geestelijke wereld. Er lag een blije en hoopvolle blik in de ogen van de mensen; de schaduwen van angst, haat en geestelijke blindheid waren verdwenen, vol vertrouwen richtte men zich nu op de toekomst. 
Meer beelden had hij gezien, totdat de indrukken vervaagden en hij weer onderdook in zijn gehavende lichaam. Na enkele weken was hij uit het ziekenhuis ontslagen en kon hij de draad van zijn leven weer oppakken. Door deze ervaringen was hij een ander mens geworden, gevoeliger, intuïtiever. Dat was pure winst. Maar ook had hij daarna altijd een sterk gevoel van heimwee gekend naar de wereld die hij over de drempel van de dood had gezien. Zeker, het licht was diep in hem geplant, hij voelde zich er altijd mee verbonden. Maar het was een kwelling om te leven in een ruwe, gevoelloze wereld die hemelsbreed van die liefdevolle sfeer verschilde.
De schemering was dieper geworden, de eerste sterren verschenen aan het firmament. Venus prijkte laag in het westen, Jupiter stond hoog in het zuiden. Voor de laatste maal richtte hij zijn kijker op de brede band van de Melkweg die hij volgde tot in het zenit. Duizenden sterren flitsten aan hem voorbij. Op hoeveel ervan zouden intelligente wezens wonen?
Hij borg zijn kijker weer op en liep naar de auto die aan de voet van de dijk stond geparkeerd. Terwijl steeds meer sterren uit de schemering te voorschijn kwamen reed hij naar huis. Het nummer ‘God only knows’ klonk uit de speakers. Zacht neuriede hij mee.

zaterdag 4 februari 2012

Een blik in de eeuwigheid – Raymond Moody en Paul Perry


Verslagen van bijna-doodervaringen zijn vaak indrukwekkend. Mensen die op het randje van de dood hebben gezweefd, maar daarna weer bij kennis kwamen, vertellen vaak over overleden familieleden en vrienden die zij hebben gezien en gesproken. Ook wordt hun soms een terugblik gegund op het leven dat ze hebben geleid, maar dan zó levendig en indringend dat het meer een herbeleving is dan een pure herinnering. Verder zien ze vaak Jezus of andere personen uit religieuze tradities.

Wie zoiets heeft meegemaakt, twijfelt daarna nooit meer aan het bestaan van een hiernamaals. De werkelijkheid, die men op zulke moment heeft gezien en ervaren, wordt door BDE-ers immers als ‘echter’ dan de alledaagse werkelijkheid beschouwd.  Toch zijn de meeste medici er niet van overtuigd dat BDE’s solide bewijzen vormen van een hiernamaals. Geen wonder, want een bewustzijn dat onafhankelijk van de menselijke hersenen kan bestaan is volgens hen per definitie onmogelijk.

Het gevolg daarvan is, dat BDE’s door hen meestal worden afgedaan als hallucinaties of als ervaringen die tot stand komen onder invloed van zuurstofgebrek. Het zouden de laatste signalen zijn van een stervend bewustzijn, liedjes die het brein fluit in het donker. En hoewel al deze fysiologische verklaringen voor BDE’s stuk voor stuk kunnen worden weerlegd, blijft men in wetenschappelijke kringen met grote hardnekkigheid vasthouden aan het idee dat ze niet wijzen op een leven na de dood. Wie desondanks de moed heeft om die afhankelijkheidsrelatie tussen hersenen en bewustzijn ter discussie te stellen en oppert dat de menselijke psyche het lichaam misschien helemaal niet nodig heeft om te kunnen functioneren, wordt in wetenschappelijke kringen al gauw met pek en veren besmeurd. Dat is ook wel begrijpelijk. Zo’n stap wordt door veel wetenschappers immers beschouwd als het introduceren van religie in de wetenschap - iets wat men met alle geweld wil vermijden.
Traditionele medici waren tot nu toe redelijk succesvol in het verdedigen van het medische paradigma dat het bewustzijn ontstaat door de hersenfuncties. Met veel inventiviteit bedachten ze telkens weer nieuwe sluikwegen om vol te kunnen houden dat BDE’s noodsignalen zouden zijn die het stervende brein uitzendt. Toch is er een nieuwe ontwikkeling die het deze wetenschappers wel eens heel moeilijk zou kunnen maken om het idee van een hiernamaals nog langer te ontkennen. Raymond Moody, de man die in 1975 grote bekendheid kreeg door zijn BDE-boek “Leven na dit leven”, schreef in 2010 samen met Paul Perry “Glimpses of Eternity” een boek over een daaraan verwant onderwerp: gedeelde doodervaringen. Vorig jaar verscheen het bij uitgeverij Bruna onder de titel “Een blik in de eeuwigheid”.   

Onder gedeelde doodervaringen, kortweg GDE’s, verstaat Moody de bijzondere ervaringen van familieleden, vrienden en zorgwerkers die aanwezig zijn bij het sterven van iemand. Tijdens of kort na het overlijden van die persoon nemen zij een zeer intens licht waar, zien zij dat zijn geest het lichaam verlaat of worden zij andere gestalten rondom het bed van de stervende gewaar. Verder wordt vaak prachtige muziek gehoord die niet van aardse oorsprong is of krijgt men beelden te zien van de hemel. Ook komt het voor dat een familielid tijdens het overlijden van een geliefde spontaan uittreedt en dan in die uitgetreden staat aanwezig is bij het levenspanorama dat diegene te zien krijgt. Allerlei karakteristieke momenten uit het leven van de gestorvene trekken dan zeer snel voorbij, alsof een film in een enorm tempo wordt afgespeeld. Op zulke momenten vinden soms hele gesprekken plaats met de overledene die als geest zijn lichaam al heeft verlaten. Een mooi voorbeeld van zo’n GDE is het volgende. Hierin beschrijft een moeder het sterven van haar zoon.

“In plaats van de kamer en alle medische apparatuur zag ik beelden voor me van alles wat mijn zoon in zijn korte leven had meegemaakt. Hij stond zelf middenin dat beeld, met een stralende, intens blije glimlach op zijn gezicht. Ik zag Christus naar beneden komen en hem uit zijn lichaam tillen. Ik zag dat mijn zoon zijn lichaam achterliet en een fel, stralend licht betrad waarin hij en ik samen werden omringd door allemaal beelden uit zijn leven, tot in de kleinste details. Zo zag ik hem in zijn eentje in zijn kamer spelen met zijn fort en speelgoedsoldaatjes.” 
Veel verschijnselen, die ook voorkomen bij BDE’s, zien we dus terug bij GDE’s. Toch is er één belangrijk verschil: de mensen die een GDE hebben gehad waren gezond en bij vol bewustzijn toen ze die ervaring kregen. Het veelgehoorde argument dat deze verschijnselen het gevolg zouden zijn van zuurstofgebrek of andere fysiologische problemen in de stervensfase gaat voor GDE’s dus beslist niet op. Niettemin komen deze ervaringen in veel opzichten overeen met het bekendere broertje ervan, de BDE. Dat betekent dat ze hoogstwaarschijnlijk een gemeenschappelijke oorzaak moeten hebben. En welke oorzaak ligt meer voor de hand dan dat men tijdelijk in de geest verbonden is met de geest van een vriend of familielid en tijdens die momenten ervaart wat hij  of zij kort na het overlijden doormaakt?
In zijn boek “De tunnel en het licht”, dat in 1988 verscheen, gaf Moody een systematisch overzicht van alle kenmerken die bij BDE’s worden waargenomen. In “Een blik in de eeuwigheid” doet hij dat voor GDE’s. Ook bespreekt hij achterin het boek de vragen die vaak worden gesteld over deze categorie ervaringen. Het boek wordt besloten met het zoeken naar verklaringen. Voor mijn gevoel had hij in dat slothoofdstuk wel wat doortastender mogen zijn. Zo probeert hij GDE’s o.a. te verklaren uit de sterke empathie die je kunt voelen voor een familielid of vriend, die op sterven ligt. Ik denk dat dat wat al te voorzichtig is. Daar staat tegenover dat aan de hand van GDE’s niet spatwaterdicht kan worden bewezen dat de mens niet meer is dan een geest, die bij het sterven het lichaam verlaat en dan een hemelse sfeer binnengaat. Maar Moody komt met dit boek daar wel heel dicht bij in de buurt. Wat er nog aan ontbreekt is een sluitende theorie over de menselijke persoon en een duidelijk concept over het hiernamaals. De GDE-verslagen bieden naar mijn idee voldoende aanknopingspunten om ook die twee punten nader uit te werken.
Hoe dan ook, “Een blik in de eeuwigheid” vind ik zonder meer aanrader. Het boek leest heel vlot en biedt heel veel voorbeelden van ervaringen aan het sterfbed. Je moet wel heel sceptisch zijn ingesteld om na lezing ervan vast te blijven houden aan het idee dat er geen leven is na de dood en dat de mens uit niet meer dan een beetje materie bestaat. Ik ben daarom ook benieuwd hoe ver Moody het zal schoppen om ook die sceptici en cynici over de streep te trekken.