dinsdag 26 april 2011

E.T.'s zijn niet altijd schattig

E.T. phone home... Helaas zijn niet alle E.T.'s zo schattig.
In mijn tienerjaren was ik een groot liefhebber van auteurs als Erich von Däniken, Jochim Pahl en Stefan Denaerde. Zij waren gefascineerd door het idee dat andere beschavingen af en toe onze aarde bezoeken. Volgens hen hebben veel civilisaties het stadium van de interstellaire ruimtevaart bereikt en stimuleren ze de ontwikkeling op planeten waarvan de hoogste levensvormen zich nog met knots en speer staande proberen te houden. Een soort ontwikkelingshulp dus, en niet geheel zonder bijbedoelingen. De aarde moet immers worden opgestoten in de interstellaire vaart der volkeren, zodat de andere ruimtevarende intelligenties daarvan kunnen meeprofiteren en het in de ruimte geen rommeltje wordt.

Later las ik dat Von Däniken jaren lang in de nor heeft doorgebracht wegens valsheid in geschrifte. Van Jochim Pahl heb ik na zijn ene bestseller niets meer vernomen. Stefan Denaerde bleek het pseudoniem te zijn van iemand die een utopie wilde schrijven over de aardse samenleving. Voor dat doel verzon hij een ontmoeting met een ruimteschip vol Engels sprekende buitenaardsen met een soort apensnuit. Tijdens een aantal gesprekken met de auteur onthulden deze ufonauten hoe hun samenleving alle problemen waar wij nu nog mee worstelen op een elegante manier had opgelost. Zij leefden nl. in communes waarin regelmatig groepssessies werden gehouden, zodat de sfeer er altijd harmonieus en ontspannen bleef.

Toch werken boeken over dit exotische onderwerp niet allemaal op de lachspieren. Een voorbeeld van hoe het ook kan wordt gevormd door de boeken van de Amerikaanse sterrenkundige prof. Allen Hynek. Jarenlang deed hij onderzoek naar UFO-meldingen. Door ze minutieus te onderzoeken kon hij vaststellen dat sommige meldingen wel degelijk authentiek zijn. Deze verslagen zijn zo gedetailleerd dat je alleen maar kunt concluderen dat onze planeet af en toe wel degelijk door ruimteschepen van andere werelden wordt bezocht. Een boek als “The UFO Experience” laat zien hoe zorgvuldig hij te werk ging.

Nu staat Hynek gelukkig niet alleen: er zijn méér serieuze UFO-onderzoekers. Ze brachten duizenden meldingen in kaart en systematiseerden alle onderzoeksgegevens. Als je deze lectuur moet geloven, staan veel van deze buitenaardse bezoekers niet echt op een hoog niveau. Zo zijn er enkele goed gedocumenteerde ontvoeringsgevallen, waarbij medische experimenten op mensen werden uitgevoerd. In sommige gevallen werd er zelfs grof geweld gebruikt. Een ontmoeting met buitenaardsen is dus niet altijd een verheffende ervaring.

Nu hoef je niet van de authenticiteit van UFO-meldingen overtuigd te zijn om toch de conclusie te kunnen trekken dat eventuele bezoekers uit de ruimte lang niet altijd hoogstaande motieven hebben voor hun interstellaire trips. Ik denk dat je hun motieven enigszins kunt vergelijken met die van Columbus en andere ontdekkingsreizigers. Waarom trokken zij erop uit om andere werelddelen te verkennen? Was dat niet vooral om hele gebieden te veroveren, flink wat buit te maken en de bewoners met geweld te bekeren? Technisch hoogstaande beschavingen kennen die drang tot beheersing en controle misschien in afgezwakte vorm, maar ik denk dat deze oerdrift niet snel verdwijnt. Als de mensheid nu al in staat was om naar andere zonnestelsels te reizen, zou dat ook wel ‘es heel slecht kunnen uitpakken voor de levende wezens die daar wonen. De mens is immers een gevaarlijke soort.

Er is nog een ander argument waarom eventuele bezoekers uit de ruimte waarschijnlijk niet afkomstig zijn van beschavingen op een hoog moreel en geestelijk peil. Om interstellaire reizen te kunnen maken heb je een mentaliteit nodig die sterk gericht is op het beheersen van de materie. Die controle over al het materiële kan heel nuttig worden toegepast, bv. voor het genezen van soortgenoten, voor woningbouw en het uitwisselen van informatie. Maar om te kunnen reizen naar andere zonnestelsels moet men enorm veel tijd en energie stoppen in het ontwikkelen van apparatuur – tijd en energie die men beter zou kunnen gebruiken om elk lid van de eigen soort een gelukkig en gezond leven te kunnen garanderen.

Het laatste – en voor mijn gevoel ook het sterkste – argument heeft te maken met de vraag wat het uiteindelijke doel is van de materiële schepping. Als we nl. kunnen vaststellen dat het bewustzijn van de mens niet verdwijnt bij de fysieke dood, moet dat ook gelden voor andere intelligente beschavingen. Waarom zouden we in dat opzicht uniek zijn? Is de mens immers niet een geestelijke wezen in een fysiek lichaam? Alle materiële beperkingen zijn in religieus opzicht bedoeld om liefde, mededogen en wijsheid bij ons op te wekken. Als dat een universeel verschijnsel is, geldt dat ook voor andere beschavingen. De totale bevrijding van de geest uit de wereld van de materie wordt dan een belangrijk doel. En als dat het belangrijkste doel van alles is, waarom zouden we dan met technische hulpmiddelen het heelal moeten veroveren? Is dat niet een paradox?

In de wereld van de materie werkt één centraal principe, en wel dat alles in het heelal zich langzaam maar zeker ontwikkelt tot steeds hogere vormen, totdat alles op den duur volkomen vergeestelijkt is en in fysieke zin 'oplost'. Je ziet dat ook bij sterren, planeten en kometen. Ons bestaan op aarde hebben wij te danken aan explosies van een verdwenen generatie supernova’s, waarin zware elementen werden gevormd die hier veel voorkomen. Sterren doven na miljarden jaren uit, en uit die materie vormen zich nieuwe werelden. Aan het eind van hun ontwikkeling lossen ze volkomen op: ze 'verdampen' als ze hun tijd hebben uitgediend.

Precies hetzelfde geldt ook voor de mens. We zijn niet geschapen om in de wereld van de materie te blijven hangen. Dit is maar een tussenstadium, een noodzakelijk kwaad om onze geest te ontwikkelen tot een steeds groter bewustzijn van liefde en verbondenheid. Daarbij zullen we onze grenzen steeds verder verleggen en barrières opruimen. En één van de grootste barrières lijkt me wel de enorme hang naar de materie en de veroveringsdrang van de mens. Voor mijn gevoel is er geen krachtiger symbool van veroveringsdrang dan een ruimtevloot die het ene zonnestelsel na het andere binnendringt. Juist om die reden kunnen ruimteschepen van andere werelden nooit afkomstig zijn van beschavingen met een hoog geestelijk peil. E.T.’s zijn dus niet altijd schattig.

dinsdag 19 april 2011

De oerknal - een slag in de lucht?


In zijn boek “Herinneringen aan de dood”, een wetenschappelijk onderzoek naar de realiteit van bijna-dood-ervaringen, doet de cardioloog Michael B. Sabom verslag van zijn discussie met dr. Blacher, een fanatiek bestrijder van het verschijnsel BDE. De kern van Blachers kritiek kwam erop neer dat mensen, die dergelijke ervaringen serieus nemen, zich schuldig maken aan het aanvaarden van religieus geloof als wetenschappelijke feiten. Sabom antwoordde daarop met de opmerking dat men ervoor moet waken om wetenschappelijk geloof aan te nemen als wetenschappelijke feiten.

Dat is een krasse uitspraak, maar ik denk dat er genoeg redenen zijn om aan te nemen dat niet alleen de medische, maar ook de natuurwetenschap soms van ideeën uitgaat die men op geen enkele manier hard kan maken, simpelweg omdat ze het karakter hebben van een geloof. Eén van die uitgangspunten is de gedachte van de ‘oerknal’ waarmee ons heelal zou zijn ontstaan. Atheïsten, die wars zijn van het geloof in God of in geestelijke wezens en ook niets moeten hebben van een hiernamaals, gaan er meestal van uit dat ons waarneembare heelal met een enorme explosie is ontstaan. Hoe redelijk is het om dat aan te nemen? Is dat echt een alternatief voor religieus geloof of – is dat idee misschien gebaseerd op drijfzand?

Om te beginnen vind ik het vreemd dat mensen, die zich van het geloof hebben gedistantieerd en zich graag als vertegenwoordiger van het gezonde verstand opwerpen, kennelijk toch geen moeite hebben met de gedachte dat er zomaar vanuit het niets een minuscuul klein bolletje te voorschijn kon ploppen. Dat bolletje zou even veel massa hebben bevat als ons tegenwoordige heelal en kort na zijn mysterieus ontstaan met een gigantische snelheid zijn gaan uitzetten. Geleidelijk zouden zich – zomaar, volgens natuurwetten die kennelijk ook spontaan waren gaan werken – uit die oermaterie sterrenstelsels hebben gevormd, waarin door plaatselijke verdichtingen sterren, planeten en manen ontstonden.
Dat er allerlei natuurwetten bestaan en de materie in het heelal zich in allerlei vaste patronen rangschikt en ontwikkelt, staat vast. Het geheel doet denken aan een intelligent ontwerp. De vraag is alleen hoe die intelligente blauwdruk is ontstaan. Gebeurde dat ook zomaar, spontaan, of was er misschien een schepper bij betrokken die de wetten en mogelijkheden van de materiële kosmos vaststelde en de materie vervolgens aan het spel van die natuurkrachten prijsgaf?

Ik vind die laatste gedachte minder vreemd dan die van de oerknal. Het hele idee van een 'oerknal' is ontstaan als een concept waarmee men de waargenomen uitdijing van het heelal probeert te verklaren. Alles in het heelal vlucht nl. in alle richtingen van ons vandaan. Hoe verder een sterrenstelsel van ons af staat, hoe hoger de snelheid waarmee hij van ons wegvlucht. Zo is de snelheid waarmee een sterrenstelsel op een afstand van 5 miljoen lichtjaren zich van ons verwijdert twee maal zo hoog als die van een sterrenstelsel op een afstand van 2,5 miljoen lichtjaren. In principe gaat dat tot in het oneindige door. Zo moeten er sterrenstelsels zijn die met zo’n waanzinnige snelheid van ons wegvluchten, dat ze sneller zijn dan het licht, dat 300.000 km. per seconde aflegt. Daardoor kunnen we ze niet eens meer zien: ze blijven voor altijd ‘voortvluchtig’

Als men nu, uitgaande van de huidige expansiesnelheid, terugrekent in de tijd, komt men uit op een ontstaan van het heelal in de periode van tussen de 13 en de 18 miljard jaren geleden. Ergens in die periode zou er een bolletje zijn geweest - de 'oerknalsingulariteit' - dat een oneindig kleine ruimte innam. Je kunt het vergelijken met het denkbeeldige punt waar zich de exacte noordpool bevindt: dat punt is in theorie ook oneindig klein. Een enkele singulariteit is echter in de praktijk niet mogelijk. Heeft iemand ooit gehoord van een noordpool die bestond zonder een corresponderende zuidpool? Precies: dat is nu het hele probleem van die gedachte aan een oerknal. Iets wat oneindig klein is, kan nooit en te nimmer een gigantische massa bevatten. Om die reden zijn er ook steeds meer sterrenkundigen die dat idee hebben losgelaten. Men gelooft vaak niet letterlijk meer in een oerknal of in een piepklein bolletje dat met een enorme knal openbarstte – een soort kosmisch ei – maar gebruikt dat alleen als een rekenmodel waarmee men probeert te verklaren hoe de kosmos zich heeft ontwikkeld.
Het verbaast me dan ook dat mensen, die zich atheïstisch noemen en geloven dat het heelal zomaar uit het niets tevoorschijn is gekomen, gelovigen vaak beschouwen als een soort Neanderthalers die behoren tot een soort achtergebleven levensgolf. Hun eigen aannames zijn immers nog veel irrationeler.

Op medisch gebied bestaat er een paradigma dat even irrationeel is en met nog veel grotere hardnekkigheid wordt aangehangen, nl. het idee dat ons bewustzijn het product zou zijn van onze hersenfuncties. Vallen die hersenfuncties bij de lichamelijke dood weg, dan verdwijnt ook ons bewustzijn. D.w.z.: volgens het traditionele medische model. Maar inmiddels is door Pim van Lommel, Michael B. Sabom en anderen al lang aangetoond dat dat paradigma niet klopt. Ons bewustzijn verdwijnt nl. niet bij de dood, maar wordt juist veel helderder en veelomvattender.
Omdat die gedachte enorme consequenties heeft en veel bestaande belangen aantast – o.a. het idee dat je met psychofarmaca mensen zou kunnen genezen, waardoor jaarlijks voor tientallen miljarden kan worden omgezet - levert de gevestigde medische stand een wanhopig achterhoedegevecht tegen wetenschappers zoals Van Lommel, die kunnen aantonen dat ons bewustzijn niet met de dood verdwijnt.

De medische wetenschap is één van de conservatiefste van allemaal. Daarom ben ik bang dat op deze geneesheren en pillendraaiers een uitspraak van Max Planck van toepassing is. Hij zei ooit: “Een nieuwe wetenschappelijke waarheid overwint niet door de tegenstanders te overtuigen en hen het licht te laten zien, maar omdat de tegenstanders tenslotte sterven en er een nieuwe generatie opgroeit die ermee vertrouwd is.”

Hopelijk sterft het paradigma van het bewustzijn een zachte dood voordat de huidige generatie medici de geest heeft gegeven.