maandag 24 januari 2011

Isoleren en vastbinden - hardnekkige gewoonten in de zorg

In het tijdschrift "Historia" las ik vorig jaar een artikel over de geschiedenis van de psychiatrie vanaf de veertiende eeuw. Een eeuwenlange geschiedenis van martelingen, bewoners die naakt aan de muren werden vastgeketend en bezoekers die bij wijze van volksvermaak mochten komen kijken naar de 'gekken'. Vooral onder rijke dames was dat een geliefd uitje. Behandelingen waren er niet, of het moest al zijn dat men hen bijna liet verzuipen of bedreigde met een gloeiende pook in de hoop dat de ‘hysterie’ daardoor verdween. Artsen of wat daarvoor doorging mochten ongehinderd medische experimenten uitvoeren op de inwoners van het gesticht.

De meeste mensen zaten er gevangen tot de dood erop volgde. Geen wonder als je bedenkt dat veel patiënten met ijzeren kettingen aan de wanden waren vastgemaakt en weinig te eten kregen. Pas in de 19e eeuw kwam er enige verbetering in hun lot, maar tot aan het begin van de 20e eeuw was het in Nederland op sommige plaatsen nog mogelijk om op zondagmiddag naar de ‘gekken’ te kijken en hen tegen betaling van 10 cent met een stokje te slaan.

Voor sommige patiënten lijkt er in al die tijd weinig te zijn veranderd: ook nu nog worden ze geïsoleerd en vastgebonden. Blijkbaar is dat een hardnekkige traditie binnen de psychiatrie en de gehandicaptenzorg. Men schijnt er niet zonder te kunnen. Onaangepast gedrag wordt soms beantwoord met excessief geweld in de vorm van isolatie en vastbinden – in vakjargon ‘fixeren’. Brandon is daar het levende bewijs van. En de regels zijn keurig opgevolgd. Zegt de Inspectie en in navolging daarvan de staatssecretaris - dezelfde staatssecretaris die een dag daarvoor in de Tweede Kamer nog bijna in snikken uitbarstte omdat Brandons situatie 'schrijnend' was.

Voor alle situaties hebben we in Nederland wetten, inspecties en regels. En volgens die regels mogen we een meisje van 14, dat grote kans loopt om in Afghanistan door de Taliban te worden afgeranseld, zonder bezwaar terugsturen naar haar geboorteland. Volgens onze regels mogen we ook een jongen van 18 isoleren en vastbinden aan de muur. En o, wat zijn we weer zorgvuldig bezig! Wat is er toch een zorgvuldige afweging gemaakt! Maar het zijn echo's uit het verleden. Echo's uit 1988, toen de directie van een andere instelling voor verstandelijk gehandicapten ook meende dat ze verantwoorde zorg gaf. Zorg aan een jong meisje dat naakt met een zweedse band was vastgebonden aan de muur.

Godzijdank veranderde dat onder de enorme druk van de publiciteit. Natuurlijk: de directie schaamde zich. Het was geen goede public relations, weg met dat slechte imago. En dan kan er plots veel veranderen. ZorgiLeaks zogezeid. Maar we hebben dat kennelijk nog steeds hard nodig.

Toch gebeuren er nog veel ergere dingen in de zorg die slechts zelden de publiciteit halen. Wat maar heel weinig mensen weten is het feit dat dagelijks ca. 6.000 demente bejaarden op hun stoel of in hun bed worden vastgebonden met de zgn. ‘zweedse band’. Dat is een band die heel strak om het middel van een bewoner wordt vastgemaakt. Er zit een slotje op, waarvan de sleutel door het personeel wordt beheerd, zodat de bejaarde zich met geen mogelijkheid eruit kan bevrijden. Met twee riempjes wordt deze band aan de stoel of aan de stangen van het bed vastgemaakt.
Als reden voor deze dwangmaatregel geeft men op dat men daarmee wil voorkomen dat mensen, die slecht ter been zijn, proberen op te staan en daarna een lelijke smak maken waardoor ze iets kunnen breken. Uit allerlei onderzoeken is echter gebleken dat die vlieger niet opgaat: demente bejaarden die níet worden vastgebonden, vallen weliswaar vaker, maar de valincidenten zijn minder erg dan wanneer iemand dagelijks wordt vastgebonden met de zweedse band en dan overeind komt om bv. even naar de w.c. te gaan. Wie dagelijks in z’n stoel zit vastgebonden, verliest op den duur veel spiermassa, wordt incontinent en krijgt ook een slechter coördinatievermogen.

Toch is het geestelijke lijden van deze demente bejaarden het allerergste. Ze kunnen geen kant op, zijn volkomen afhankelijk geworden van het personeel en voelen zich vaak vernederd, alsof ze een ding zijn dat tijdelijk ergens moet worden ‘geparkeerd’. Vaak begrijpen deze mensen niet waarom ze strak worden vastgebonden. Ze denken dat ze straf hebben gekregen en weten niet waarom. Dit lijden is helemaal niet nodig. Er zijn tegenwoordig veel betere en humanere alternatieven om te voorkomen dat iemand valt en dan wat breekt.

Om deze reden heeft Jet Bussemaker, de vorige staatssecretaris van VWS, aangekondigd dat ze alles op alles wilde zetten om het gebruik van de zweedse band m.i.v. 2011 uit te bannen. Toch is de praktijk nogal weerbarstig. Het gebruik van allerlei rituelen in de zorg is een hardnekkkig verschijnsel. Hoewel de gevaren van de zweedse band bekend zijn – alleen al in 2008 stikten 8 mensen in dit martelwerktuig – zijn veel verzorgenden nogal gehecht aan dit dwangmiddel. Ze kunnen dan lekker aan het werk en hoeven even niet aan de bejaarden te denken die vast zitten. Maar ze realiseren zich helemaal niet wat ze iemand ermee aandoen. Bij een proef, die in een verpleeghuis werd gehouden, lieten vier zorgwerkers zich 24 uur lang fixeren. Ze waren er diep van onder de indruk en vonden het ‘onvoorstelbaar’ wat het met hen deed om vastgebonden te zitten en totaal afhankelijk te zijn van anderen.

Er zit daarom maar één ding op: er moet een wettelijk verbod komen op het gebruik van de zweedse band. Er vallen dan niet alleen geen doden meer door dit martelwerktuig, maar de bewoners zullen zich daardoor ook een stuk prettiger voelen. Als er veel humanere methoden worden gebruikt in de zorg, komt dat uiteindelijk niet alleen de bewoners, maar ook het personeel ten goede. Godzijdank zijn er nu al verpleeghuizen die volkomen fixatievrij zijn. Ik hoop en bid dat dit op den duur overal in Nederland in de praktijk zal worden gebracht.

donderdag 20 januari 2011

Vastbinden van gehandicapten is vaak uiting van onmacht

Gisteravond werd in de uitzending van Pauw en Witteman royaal aandacht besteed aan de manier waarop de 18-jarige Brandon van Ingen nu al drie jaar lang wordt verpleegd in ’s Heeren Loo te Ermelo, een instelling voor verstandelijk gehandicapten. Daarbij bleek dat hij alleen maar met een tuigje zit vastgebonden aan de muur als er iemand bij hem in de kamer komt. In het Kamerdebat, dat gistermiddag werd gehouden, had men het er nog consequent over dat hij de hele dag vastgebonden zat.

De regiomanager van 's Heeren Loo die gisteravond te gast was bij Pauw & Witteman, zei dat het ontbreken van betere zorg géén geldkwestie was. Dat vertelde hij ook in het EO-programma waarin hem om commentaar werd gevraagd over deze kwestie. Als men dat nodig vond, kon hij extra geld krijgen voor andere en beter zorg voor die jongen. Laten we dat in alle opwinding niet vergeten.

Ik ben er 100% zeker van dat Brandon binnenkort meer bewegingsvrijheid en begeleiding krijgt dan daarvoor. Als een staatssecretaris van VWS zich er persoonlijk mee gaat bemoeien om te kijken hoe er verandering kan komen in deze situatie, mag je ervan uitgaan dat dat tuigje afgaat en er een paar potige Schwarzeneggers worden opgetrommeld om dit gevoelige knaapje onder hun hoede te nemen.

Toen er in 1988 een schandaal uitbrak rondom Jolanda Venema, die naakt met een zweedse band zat vastgetekend aan de muur, zei de instelling ook 'dit is echt verantwoorde zorg hoor', en 'er is een zorgvuldige afweging gemaakt' enz. Leuterkoek natuurlijk, want al snel ging dat onding af en werd er betere zorg voor haar geregeld. In het geval van Brandon zal dat ook wel zo gaan. Bovendien zitten er nog minstens 40 (!) andere mensen op dezelfde manier vast als Brandon.

Dat aantal is gebaseerd op gegevens van de Inspectie. Het werkelijke aantal zal wsch. veel hoger liggen. Toen er vorig jaar onafhankelijk onderzoek werd verricht naar langdurge isolatie binnen de GGZ, bleek immers dat het aantal langdurig geïsoleerden tien maal zo hoog was als de IGZ dacht. Volgens mij is de IGZ daarom net zo efficiënt en slagvaardig als de EU of de FIFA.

De instelling 's Heeren Loo kwam al eerder negatief in het nieuws. Zo meldt het dagblad Trouw vanmorgen:
____________________________________________________
Eerdere kritiek

"De zorginstelling ’s Heeren Loo in Ermelo kwam al eerder negatief in het nieuws. In 2007 lag Stefanie Baas, een 19-jarige licht verstandelijk gehandicapte vrouw, twee maanden in coma, nadat een autistische medebewoner haar mishandelde.
Volgens de ouders van Stefanie was er sprake van ’grove nalatigheid’, vanwege „verkeerde huisvesting, een verkeerde samenstelling van de groepen en niet gekwalificeerd personeel”. De directie van ’s Heeren Loo ontkende dat, maar directeur Lydia Helwig Nazarowa bekritiseerde later wel het hulpverlenersteam. Dat was ’heel gesloten’ en ’heel erg met zichzelf bezig in plaats van met de bewoners’."
_____________________________________________________

Ik denk dat de paniekerige, angsthazerige manier waarop er nu met Brandon wordt omgegaan minstens even veel zegt over Brandon zelf als over de ondeskundigheid en het gebrek aan creaviteit van het personeel. Per slot van rekening zijn er ook instellngen in de gehandicaptenzorg die vergelijkbare bewoners op een veel humanere manier behandelen, tot tevredenheid van zowel het personeel als de bewoners en hun ouders. Om met Henk Gemser te spreken: "Dat kan beter!"

vrijdag 14 januari 2011

Mannelijke en vrouwelijke eigenschappen van God en mens

In spirituele kringen wordt af en toe de vraag gesteld waarom vrouwen in het christendom stelselmatig worden ondergewaardeerd t.o.v. mannen. Daarbij worden o.a. Maria en Maria Magdalena genoemd. Hun rol zou zijn onderschat. Ook wordt vaak gesteld dat de leer van het christendom getuigt van minachting jegens vrouwen. Dat is een stelling die een goed antwoord verdient. In hoeverre spelen sekseverschillen een rol in de religie?

In de christelijke traditie bezit God zowel mannelijke als vrouwelijke eigenschappen.Vrijwel altijd wordt Hij als een man afgebeeld. Toch moeten we wel bedenken dat we God eigenlijk helemaal niet in een beeld kunnen vangen. Dat betekent ook, dat het beeld van God als een oude man per definitie al gebrekkig of zelfs verkeerd is. God is toch geen bejaarde met een lange baard? Dat traditionele beeld drukt alleen maar uit dat God over gezag beschikt en eerbiedwaardig is. Hij is de onbetwiste autoriteit en schepper van het heelal. Ook drukt dat beeld uit dat Hij een rechter is over levenden en doden, d.w.z. dat Hij staat voor de orde.

Dat laatste betekent trouwens niet dat Hij mensen veroordeelt, maar alleen dat Hij de orde van de kosmos heeft ingesteld, waardoor alle ontwikkeling volgens bepaalde wetten en regels verloopt. Het is dan ook logisch om dat met mannelijke principes te verbinden.

In de bijbel komen we nog veel meer beelden van God tegen. Zo verschijnt God aan Mozes op de berg Sinaï als een oogverblindend licht. In het Nieuwe Testament (I Tim. 6) is sprake van God als iemand die woont in ‘het ontoegankelijke licht’. Op twee plaatsen van het Oude Testament wordt hij geassociëerd met ‘een koelte’ die voorbijtrekt. Dat zijn mystieke beelden die niets met sekseverschillen te maken hebben.

Naast de mannelijke eigenschappen, die vaak aan God worden toegeschreven, bezit Hij ook vrouwelijke kenmerken. Zo heeft Hij het vermogen om de mens geestelijk en lichamelijk te genezen. Mensen die verdriet hebben, worden getroost en bemoedigd. Bij Jezus zien we dat ook heel duidelijk. Hij genas steeds mensen en troostte hen. Ook zat Hij met tollenaars (mensen die als belastingambtenaar voor de Romeinen werkten en daarom werden veracht) aan tafel en zocht Hij bedelaars op. Hij zorgde er zelfs voor dat een menigte van 5.000 mensen te eten kreeg. Allemaal troostende, verzorgende eigenschappen die heel kenmerkend voor Hem waren.

Die eigenschappen heeft Hij nog steeds, want ze behoren tot zijn wezen: God is ook in een aantal opzichten vrouwelijk. Het mannelijke en het vrouwelijke principe behoren tot zijn Geest. Als Hij geen vrouwelijke eigenschappen bezat, hoe had Hij dan ooit vrouwelijke wezens kunnen scheppen? Iets wat zich in geestelijk opzicht niet in Hemzelf bevond, had Hij dan toch nooit buiten zichzelf vorm kunnen geven?

Maria was de lichamelijke moeder van Jezus. Ze heeft Hem ook opgevoed. Dat is een enorme verdienste van haar en mag nooit worden vergeten. Toch zie ik niet in waarom zij – zoals in sommige spirituele kringen gebruikelijk is - op één lijn zou mogen worden gesteld met Jezus.
Ik geloof wel dat Maria een bijzonder zuivere, liefdevolle geest had. Anders zou zij nooit de moeder van Jezus kunnen zijn geweest. Het feit dat zij de fysieke moeder van Jezus was en Hem heeft opgevoed, is m.i. nog geen reden om haar op hetzelfde geestelijke niveau te plaatsen als haar zoon. Maria maakte het mogelijk dat Hij op aarde geboren kon worden en er zijn taak kon verrichten. Ze kon Jezus’ goddelijke persoonlijkheid echter niet bevatten, nóch Hem daarbij werk uit handen nemen.

Ook Maria Magdalena heeft in de geschiedenis van het christendom een belangrijke rol gespeeld. In de traditie werd zij als een hoer afgeschilderd. Misschien is dat waar, maar dat is een beoordeling volgens wereldse normen en maatstaven. Het enige wat bij een mens telt, is zijn hart. De rest is in geestelijk opzicht veel minder belangrijk. En in dat opzicht had zij een hart van goud. Haar liefde voor Hem was ongelofelijk sterk, zelfs zó sterk dat zij de eerste was die Jezus in Zijn opgestane, geestelijke ('verheerlijkte') gestalte mocht zien! Dat was een onvoorstelbaar grote genade. Haar liefde voor Hem had nog een sterk fysiek karakter. Zo omklemde ze zijn voeten toen ze Hem na zijn opstanding had herkend. Jezus corrigeert haar daarop en zegt ‘Noli me tangere’ (Ik wil niet dat je me aanraakt). Nu Hij de dood heeft overwonnen en puur Geest is geworden, zijn sekseverschillen niet belangrijk meer en telt alleen het innerlijk.

In de traditie is het belang van Maria Magdalena’s ontmoeting met Jezus nooit ontkend. Wél heeft men de allereerste, belangrijke vrouwen uit de christelijke gemeenten tekort gedaan door hun rol en positie te marginaliseren. Niet God, maar de mens heeft vrouwen echter ten achter gesteld en hun rol in de geschiedenis van het christendom onderbelicht. God stoort zich immers niet aan menselijke maatstaven en zal nooit minachting opbrengen voor de vrouw en voor vrouwelijke eigenschappen.

Het is niet God, maar de kerkelijke traditie die de vrouw heeft ondergewaardeerd. Denk maar 'es aan de heksenvervolgingen! Ook mochten vrouwen heel lang geen ambten bekleden in de kerk. Zo mocht een vrouw als Anna Maria van Schurman in de 17e eeuw alleen bij de gratie Gods achter een gordijn colleges theologie volgen in Utrecht. Afstuderen kon ze niet, ook al was ze zonder meer geniaal! Later werd zij één van de leiders van de beweging van de 'Labadisten'. In de nieuwe tijd, die op het punt staat om aan te breken - en in zekere zin al aangebroken is - zullen man en vrouw gelijkwaardig zijn aan elkaar. Terecht, als je de geschiedenis bekijkt. Terecht ook, als je kijkt naar de eigenschappen die God Zelf bezit.

Op een hoger, geestelijk niveau tellen sekseverschillen niet meer, maar zijn ze opgenomen in de éénheid van geest, die alle zuivere zielen met elkaar verbindt. In de hemel is het niet van belang of iemand man of vrouw is. Daar wordt gekeken naar het hart en niet naar het uiterlijk.

Sekseverschillen zijn daarom voor mijn gevoel vooral van belang in de materiële wereld. In het hiernamaals telt alleen de innerlijke staat, niet het uiterlijke voorkomen. Sterker nog: het uiterlijk van een geest in het hiernamaals is een zuivere weerspiegeling van het innerlijk. En dat innerlijk wordt bepaald door de staat van liefde voor de ander en voor God. Daarom ben ik ervan overtuigd dat de verschillen tussen die beide principes steeds minder belangrijk worden naarmate we geestelijk steeds verder rijpen.

In het werk van de ziener, uitvinder en theoloog Emanuel Swedenborg komt een schitterend beeld voor van voleindigde zielen in de hemel. In zijn boek “Hemel en hel” beschrijft hij hoe twee gelukzalige zielen die in de hemel in de echt zijn verbonden, er van een afstand uitzien als één hemelse mens. Alleen als men dichterbij komt, kan men beide zielen van elkaar onderscheiden. Hen helemaal van elkaar scheiden is echter niet mogelijk: geestelijk zijn ze een eenheid geworden.

Treffender kan niet worden uitgedrukt hoe de scheiding tussen de seksen, die bij de val in de materie heeft plaatsgevonden, in de hoogste hemelen weer bijna wordt opgeheven. De cyclus is dan voltooid, de cirkel is weer rond. De mens heeft dan een vrijwel androgyne staat bereikt. Op een hoger niveau is de mens dan opnieuw een zuivere engel geworden, die alle mannelijke en vrouwelijke eigenschappen bezit waarover een vergeestelijkt mens in potentie kan beschikken.

zaterdag 8 januari 2011

Een leven in het verborgene

Met in zijn gang iets plechtstatigs, als van een verbannen keizer die in zijn ballingsoord met een mengeling van trots en weemoed het tableau van zijn roemruchte daden overziet, ijsbeerde hij zijn kamer op en neer. Hij was voor een beter leven geschapen, zoveel was zeker.
De o­nrust in zijn binnenste was zo sterk, dat hij alleen aan zee rust kon vinden. De posters van planeten en verre sterrenwerelden, die aan alle wanden van zijn studeervertrek waren opgehangen, vormden daarvoor slechts een mager surrogaat, een absoluut minimum aan ruimte en weidsheid als tegenwicht voor het gevoel opgesloten te zitten. Maar het was een opgeslotenheid in de wirwar van zijn eigen binnenste, in het verkrampte tasten en zoeken naar iets bruikbaars temidden van alle hele en halve plannen die voortdurend in hem opborrelden.

Niets is vermoeiender, dacht hij, dan de hele dag lanterfanten en doldrieste projecten bedenken waarmee je de mensheid kunt verblijden, zonder ooit een begin te maken met de uitvoering ervan. Je kon nog beter hout gaan sprokkelen in het bos of een partijtje voetballen met de jeugd uit de buurt dan je de hele dag o­nledig houden met fantaseren over de grandioze dingen die je allemaal zou kunnen doen. Wie zo leeft, verdwaalt op den duur onherroepelijk in zijn zelfgeschapen koninkrijk der verbeelding. Na elk niet of maar half uitgevoerd plan wordt de hoop op een echte doorbraak doffer, gaan de sappen langzamer stromen en wordt de blik droef en donker. Een eenzaam wegkwijnen in eigen spelonken is het resultaat, een leven dat moedeloos voortdrijft op de kurk van tranquillizers, voorgeschreven door meelevend kijkende medici met iets sussends in hun stem.

Hij opende een raam en hoorde vanuit de verte het gelach van een groepje mannen. In de tuin van een verre overbuur was een verjaardagsfeestje aan de gang. O­nder een roodwit gestreepte partytent, die vage reminiscenties opriep aan middeleeuwse riddertoernooien, zaten enkele mannen in korte broek, een bierflesje loom in de hand, moppen te tappen. Barbecuegeuren vulden de straat en drongen zijn neusgaten binnen. Vol walging sloot hij daarop het raam. Toch bespeurde hij in zichzelf ook een sprankje jaloezie, de afgunst van de buitenstaander op de anderen die er wél bij horen.

Erg was dat niet. Hij had de afzondering immers welbewust gekozen. In de gewijde stilte van zijn studeervertrek bedreef hij de alchemie van de geest. Aan de hand van karrevrachten boeken over mystiek, spiritualiteit, sterrenkunde, archeologie en bijna-dood-ervaringen trachtte hij de loop van de kosmos, de oorsprong en het doel van het al te doorgronden. Op die eenzame speurtocht was hij al een heel eind gevorderd.

Gedurende de jaren waarin hij een meer actief leven had geleid en zelfs jarenlang met overgave de theologie had bestudeerd, was hij boeken op het spoor gekomen waarin o­ntdekkingen en verborgen samenhangen werden onthuld die zijn stoutste fantasieën van weleer in weidsheid en diepgang hadden overtroffen. Het enige wat hem nu nog o­ntbrak, memoreerde hij, was de vaste wil en het lef om volgens die moeizaam verworven inzichten te leven. Hij had de Ararat van de ziel bestegen en bedwongen. Nu restte hem de opgave om, beladen met al dat geestelijke goud, af te dalen naar het leven van alledag om te beproeven wat die jarenlange eenzaamheid uiteindelijk waard was geweest.

Hij ging achter zijn schrijftafel zitten en knipte de bureaulamp aan die hij nog van zijn vader had geërfd. Eigenlijk was het zijn vader geweest, zo moest hij tegenover zichzelf toegeven, die zijn bestaan als mystieke zoeker mogelijk had gemaakt. Tien jaar geleden was zijn vader gestorven na een leven van hard en verkrampt werken. Een klein vermogen had hij hem nagelaten waardoor elke dwingende reden om te werken was komen te vervallen. In plaats van de bloemetjes buiten te zetten had hij zich echter steeds meer in de leer van de mystieken verdiept. Onverdroten was hij steeds dieper door blijven boren naar de geheimen van het leven, naar doel en zin van zijn eigen bestaan. 'Door de steilten naar de sterren' was zijn devies dat immer in zijn hart geschreven stond. Gewapend met handenvol kennis was hij nu, maar toch bleef het binnenin hem knagen. Eigenlijk zocht hij mensen om zijn zieleroerselen mee te delen, om te vertellen wat hem bewoog en raakte. Groepen had hij opgericht, gespreksgroepen van geestverwanten, eenzame dolers zoals hijzelf, die alles op alles zetten om hun eigen leven en de wereld van de geest in het algemeen te begrijpen.

Jarenlang waren deze kringen bijeen gekomen, meestal in de beslotenheid van zijn eigen huiskamer. Niet alleen om over de eigen ervaringen te praten, maar ook om gezamenlijk spirituele werken te bestuderen die weinig bekendheid genoten, maar desondanks - of misschien juist daarom - vervuld waren van een diepe wijsheid. Een enkele maal was een paragnost uitgenodigd om tijdens zo'n avond het woord te voeren. Ook hadden ze een toneelavond bezocht waarop het leven van de mysticus Johannes van het Kruis werd uitgebeeld.

Maar door animositeit - o­nderlinge ruzies die in achterkamertjes werden uitgevochten - én doordat men na verloop van tijd was uitgepraat, waren deze groepjes op den duur ter ziele gegaan. En zo zat hij weer alleen op zijn zolderkamer en staarde uit over de boze wereld die zichzelf zo slecht begreep.

Het enige dat uit die roerige periode van studeren en discussiëren overgebleven was, was het schrijven. Als hij daar de tijd en de rust voor vond, schreef hij korte verhalen en artikelen. Ook recenseerde hij af en toe nieuwe uitgaven op spiritueel gebied. Dat gaf hem een diepe bevrediging. Je kon daardoor immers een groot publiek kennis laten maken met boeken die niet alleen vragen opriepen, maar ook echte antwoorden gaven op de raadsels van het menselijk bestaan, zoals de fascinerende vraag naar het leven na de dood.Zijn belangrijkste bezigheid bestond echter uit het vertalen van boeken van mystici, evenals het corrigeren van de ruwe vertalingen die door anderen waren opgesteld. Taai en moeizaam werk was dat, monnikenwerk zou je wel mogen zeggen. Toch gaf hem dat voldoening, omdat het tegemoet kwam aan zijn behoefte om mee te helpen bij de verspreiding van diepe geestelijke wijsheid. Daardoor kon hij ook het geduld opbengen om maanden achtereen aan één en hetzelfde boek te blijven werken. Bovendien vulde het een deel van de eenzaamheid op die hem als een taaie compaan vergezelde. Hij had, zo besloot hij, toch wat meer mensen om zich heen nodig om zich werkelijk gelukkig te kunnen voelen.

Hij knipte zijn bureaulamp uit en sorteerde de paperassen die voor hem lagen. Met het vaste voornemen zich wat meer onder de mensen te begeven kroop hij even later o­nder de wol. Al gauw sluimerde hij in.

Het feest bij de overburen was afgelopen. Er klonk zacht gerinkel en een enkele verwensing toen de bierflesjes bij elkaar werden geraapt. De witte tuinstoelen werden op elkaar gestapeld. Maar dat hoorde hij allang niet meer. Kalm lag hij op zijn rechterzij en gleed weg in de donzen stilte van de nacht.

Zijn wij goden?

Steeds vaker hoor ik de laatste tijd mensen zeggen dat we al goden zouden zijn en dat we alleen nog maar het goede en het goddelijke in onszelf hoeven te ontdekken om gelukkig te worden. Soms beschouwen ze dat als dé ontdekking van hun leven en putten zij er tijdelijk veel inspiratie uit. Maar beseffen deze mensen eigenlijk wel waarover ze het hebben?

We weten allemaal dat de geestelijke weg er één is van twijfels, aanvechtingen en verzoekingen - hoe we dat ook verder willen noemen. We gaan allemaal van tijd tot tijd door perioden van angst, onzekerheid en moedeloosheid. Die aanvechtingen worden vaak alleen maar erger als je probeert om ernst te maken met je geloof. Daardoor verander je geleidelijk van binnen. We kunnen immers niet in alle opzichten dezelfde blijven als we oprecht proberen om wijzer en liefdevoller te worden tegenover God, tegenover anderen en tegenover onszelf. Al vechtend en worstelend komen we taaie weerstanden tegen, zowel in onszelf als in de buitenwereld. Daarbij zullen we ook nog vaak ontdekken dat die obstakels in de buitenwereld hard nodig zijn om de zwakten in onszelf aan het licht te brengen, zodat we ze met vallen en opstaan kunnen overwinnen. Wie dergelijke ervaringen opdoet, beseft ook dat hij er álles voor op het spel moet zetten om Jezus echt na te volgen.

Wat zei Hij immers? Hij zei: "Neem je kruis op en volg mij!" Beseffen we eigenlijk wel wat dat betekent? Betekent dat soms, dat we achterover kunnen leunen in het veilige besef dat we er al zouden zijn? Wáár zouden we dan al zijn zónder die navolging? In het 'goddelijke' misschien? Wélk goddelijke? Zijn we dan al 'goden'? Wie zichzelf en zijn binnenste ook maar bij benádering kent, weet dat we volstrekt geen goden zijn, eerder halflichte en halfdonkere creaturen, maar zeker geen lieverdjes!

Wie geen perioden van vertwijfeling, aanvechting en wanhoop heeft gekend, weet niet waarover hij praat als het om de innerlijke loutering gaat. Dan besef je ook dat het volledig waar is wat de mystieken schreven over 'de innerlijke burcht' en over de monsters en peilloos diepe angsten die je tegenkomt op je tocht door het schimmenrijk van het innerlijk. Dat is geen kleinigheid meer. Het is als een tocht door de hel of het louteringsvuur. We komen onszelf daarbij tegen, met alle licht- en schaduwzijden die het menszijn inhoudt. Dan gaan we door de afgronden van het innerlijk - zoekend, tastend, voetje voor voetje. En aan al die mooie boeken die je vòòr die tijd gelezen hebt, heb je dan ongelofelijk weinig meer! Je zult het dan met jezelf en je eigen schaduw moeten uitvechten.

Dát is de leegte, de 'naaktheid', waarin we allemaal ooit komen te staan, of we dat nu willen of niet. Dan maakt het ook helemaal niets meer uit wat we op aarde zijn of waren: arm of rijk, jong of oud, belezen of niet - al die dingen maken dan geen enkel verschil. Want op het innerlijk komt het aan als ons al het uiterlijke uit handen is geslagen. Wie dan overeind blijft, is door geen macht in de buitenwereld meer te verslaan.

Is dat niet wat Jezus bedoelde toen hij zei: "Wie zichzelf overwint, is sterker dan hij, die een stad inneemt"? Wie zijn schaduw overwint, heeft alles al overwonnen. De rest wordt ons geschonken. Dán pas zullen we de hemel bereiken - of dat nu al op aarde is, of in het hiernamaals maakt geen verschil. De hemel verschijnt waar we onszelf de baas zijn geworden door Christus in ons toe te laten. Dat is geen gemakkelijk weg. Het is een weg waarbij we af en toe diep verdeemoedigd zullen worden. Maar er is géén echte geestelijke weg zónder zelfverloochening, zoals er geen echte diamant is zonder dat 'ie eerst aan alle kanten glad wordt geslepen.

De vraag is alleen of we dat ook werkelijk wíllen. Wíllen we dat, of willen we liever veilig aan de kant blijven staan, wegdromend in onze eigen fantasieën, techniekjes, voorwerpen, rituelen en andere uiterlijkheden, die ons nooit verder zullen brengen?

Ten diepste zouden we het wel willen, maar... En dan komen er allerlei tegenwerpingen, smoesjes, kletspraatjes. Gewoon omdat we bang zijn. Bang om het diepe in te gaan. Bang om af te gaan. Bang om te worden uitgelachen, uitgestoten, vernederd. Want we zijn praktisch allemaal bang, laf en klein als ons gevraagd wordt Christus na te volgen. Wie zegt, dat hij of zij Christus zonder problemen durft te volgen in Gethsemane, is een leugenaar of geestelijk verblind.

Ook ikzelf ken die angsten, die worsteling. In feite praat ik net zo hard tegen mezelf. Maar laten we er geen doekjes om winden: de geestelijke weg en de navolging van Christus is een bloedserieuze zaak. Zonder de inzet van onze hele persoon, onze ziel en zaligheid, zal dat nooit lukken. Godzijdank staan we er niet alleen voor.