Op 31 oktober wordt in veel Angelsaksische landen Halloween gevierd. Dit feest is afgeleid van het ‘Samhain’, een Keltisch feest uit de tijd vòòr de invoering van het christendom. De Kelten dachten dat de scheidingswand tussen deze wereld en het hiernamaals tijdens het Samhain dunner was dan anders, waardoor allerlei soorten geesten en goden de wereld van de levenden konden binnendringen en voor chaos konden zorgen. De wicca’s van onze tijd zetten de Samhaintraditie voort en gedenken dan hun voorouders. Ze hebben zelfs riten om de doden aan te roepen. Daarbij wordt er ook voedsel voor de geesten klaargezet om te laten merken dat ze welkom zijn.
......................................................................................................................................................
Op het eerste gezicht lijken er overeenkomsten te bestaan tussen dit gebruik en het christelijke avondmaal. Toch zijn er ook kenmerkende verschillen. Ik heb me afgevraagd hoe die overeenkomsten en verschillen konden worden verklaard. Gaandeweg werd het me daarbij ook duidelijk wat één van de hoofdoorzaken is van de enorme verstarring die al in de eerste eeuwen in de kerk optrad. Om dat te kunnen verklaren begin ik met de betekenis van het avondmaal.
Bij de protestanten zijn het brood en de wijn puur en alleen een symbool voor het lichaam en het bloed van Christus, terwijl de katholieken de zgn. 'transsubstantiatieleer' kennen. Daarbij geloven ze dat brood en wijn d.m.v. het eucharistieritueel van de priester worden omgezet in de essentie van het bloed en het lichaam van Christus. Natuurlijk geloven ze niet dat brood en wijn letterlijk (fysiek) veranderen in Zijn lichaam en bloed, maar ze geloven dat de geestelijke essentie ervan wél aan Zijn bloed en lichaam gelijk wordt. Dat laatste vind ik een eigenaardige bokkesprong van de katholieke theologie, een soort spirituele acrobatiek, maar het is wel de officiële uitleg ervan.
Omdat er in onze tijd steeds meer kritiek kwam op die al te letterlijke aanname, is men ook wel gaan spreken over transfinalisatie e.d., waarbij men afstand nam van een al te letterlijke interpretatie.
Hoewel de mate waarin men tijdens het avondmaal deel meent te hebben aan het lichaam en het bloed van Christus bij protestanten en katholieken dus van elkaar verschilt, is er zeker sprake van een soort geestelijke vereniging met Hem. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om dat de gelovige zijn geloof uitdrukt in Christus als degene van wie het heil (=geestelijke wedergeboorte) wordt verwacht.
In het christendom wordt er verschillend aangekeken tegen het contact met de geesten van overledenen. In het oudste christendom had men het over 'gemeenschap met de heiligen'. Met die 'heiligen' bedoelde men de gemeenteleden die in het geloof gestorven waren. Men dacht dat ze in een mystieke of geestelijke zin nog deel hadden aan de samenkomsten van de christenen. Ook ging men ervan uit dat ze boodschappen konden doorgeven aan de levenden.
Natuurlijk hield dit bepaalde gevaren in. Zo was men bij dat contact sterk afhankelijk van het geestelijke onderscheidingsvermogen van de levenden om te kunnen beoordelen of men met een zuivere of met een onzuivere geest te maken had. Vandaar ook de herhaalde waarschuwing in de bijbel tegen 'satan die zich voordoet als een engel van het licht'. Die waarschuwing had betrekking op die geesten, die zich heel mooi, zuiver en geestelijk voordeden maar ondertussen de leer subtiel verdraaiden of ronduit kwaad in de zin hadden.
Omdat lang niet iedereen, die zich aan het geestenverkeer waagde, over een sterk geloof beschikte, gingen er natuurlijk allerlei dingen mis. Mensen raakten bezeten of beïnvloed. Gaandeweg nam men daarom steeds meer afstand van dit geestenverkeer.
Tot op zekere hoogte had dit voordelen. Lagere geesten hadden zo geen toegang meer tot de gemeenteleden (hoewel het stiekem natuurlijk wel gebeurde). Het nadeel van deze al te stringente opvatting was echter dat men zich afsloot voor nieuwe openbaringen en geestelijke boodschappen. Daardoor verstarde de kerk tot een rigide geloofssysteem. Je kunt het vergelijken met levend water dat uit een bron opwelt, maar door het ontbreken van nieuwe aanvoer van vers water op den duur brak wordt en verstikkend en vergiftigend gaat werken. Dat beeld komt bij me boven als ik denk aan de orthodoxie van de R.K.-kerk. De manier waarop men de bijbel uitlegde, groeide niet mee met nieuwe inzichten en aanvullende openbaringen.
Als ik nu terugkeer naar het Samhain, dan zijn er wel een paar overeenkomsten tussen dat Keltische feest en het avondmaal, maar al te letterlijk moet dat toch niet genomen worden. Bij het avondmaal gaat het om een vorm van liefdevolle geestelijke verbinding met God als uitdrukking van het geloof, terwijl de Kelten de sluizen van de geestelijke wereld wijd openzetten om verbinding te zoeken met gestorven voorouders en natuurgeesten.
Het christendom wijst het actieve zoeken naar een verbinding met de geestenwereld echter af, maar streeft wél een vereniging of verbinding met God na. Die afwijzing is niet zonder reden als je kijkt naar allerlei vormen van beïnvloeding en bezetenheid. In de exorcismeleer van de R.K. kerk maakt men bv. onderscheid tussen:
1. Circumsessio. In dit stadium wordt de persoon omgeven door het kwaad. Zo iemand kun je vergelijken met een belegerde stad;
2. Obsessio. Als je de persoon in kwestie vergelijkt met een land, zijn al enkele steden en landstreken bezet;
3. Possessio. Hierbij is de persoon volledig in handen van lage geesten.
Om dergelijke vormen van beïnvloeding te voorkomen verbood men in het christendom het geestenverkeer, waarbij er vaak heel selectief gebruik werd gemaakt van allerlei bijbelteksten. Toch wordt tijdens rituelen als het gebed en het avondmaal wél actief contact gezocht met God. Waarom is dat binnen het christendom wél toegestaan, terwijl het geestenverkeer meestal radicaal wordt afgewezen?
Ik denk dat dat komt doordat het onderscheid tussen God en mens in het christendom veel groter is dan in natuurreligies zoals die van de Kelten en andere volkeren uit vroegere tijden. Bovendien heb je in natuurreligies (maar ook in bv. het Hindoeïsme en het Boedhisme) allerlei goden die half goed, half slecht zijn, dus een dubbele natuur hebben. Of hun uitwerking positief of negatief is, hangt vooral van de omstandigheden af en van het perspectief waaronder men ernaar kijkt. In het christendom worden God en Zijn manifestaties en dienaren (zoals engelen) gezien als vertegenwoordigers van het absoluut goede. Vandaar dat men niet bang is om contact te zoeken met God, terwijl men wél het contact met de niet helemaal uitgezuiverde geesten van overledenen afwijst.
Hierdoor worden niet alleen de verschillen, maar ook de overeenkomsten tussen het christendom en de Keltische religie duidelijk. In feite kun je dit onderscheid ook gebruiken om duidelijk te maken waarom het christendom een andere visie heeft op het contact met de geestelijke wereld dan de meeste andere wereldreligies: hun godsbeelden zijn fundamenteel anders. Ook de grens tussen leven en dood is in het christendom scherper.
Bij de protestanten zijn het brood en de wijn puur en alleen een symbool voor het lichaam en het bloed van Christus, terwijl de katholieken de zgn. 'transsubstantiatieleer' kennen. Daarbij geloven ze dat brood en wijn d.m.v. het eucharistieritueel van de priester worden omgezet in de essentie van het bloed en het lichaam van Christus. Natuurlijk geloven ze niet dat brood en wijn letterlijk (fysiek) veranderen in Zijn lichaam en bloed, maar ze geloven dat de geestelijke essentie ervan wél aan Zijn bloed en lichaam gelijk wordt. Dat laatste vind ik een eigenaardige bokkesprong van de katholieke theologie, een soort spirituele acrobatiek, maar het is wel de officiële uitleg ervan.
Omdat er in onze tijd steeds meer kritiek kwam op die al te letterlijke aanname, is men ook wel gaan spreken over transfinalisatie e.d., waarbij men afstand nam van een al te letterlijke interpretatie.
Hoewel de mate waarin men tijdens het avondmaal deel meent te hebben aan het lichaam en het bloed van Christus bij protestanten en katholieken dus van elkaar verschilt, is er zeker sprake van een soort geestelijke vereniging met Hem. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om dat de gelovige zijn geloof uitdrukt in Christus als degene van wie het heil (=geestelijke wedergeboorte) wordt verwacht.
In het christendom wordt er verschillend aangekeken tegen het contact met de geesten van overledenen. In het oudste christendom had men het over 'gemeenschap met de heiligen'. Met die 'heiligen' bedoelde men de gemeenteleden die in het geloof gestorven waren. Men dacht dat ze in een mystieke of geestelijke zin nog deel hadden aan de samenkomsten van de christenen. Ook ging men ervan uit dat ze boodschappen konden doorgeven aan de levenden.
Natuurlijk hield dit bepaalde gevaren in. Zo was men bij dat contact sterk afhankelijk van het geestelijke onderscheidingsvermogen van de levenden om te kunnen beoordelen of men met een zuivere of met een onzuivere geest te maken had. Vandaar ook de herhaalde waarschuwing in de bijbel tegen 'satan die zich voordoet als een engel van het licht'. Die waarschuwing had betrekking op die geesten, die zich heel mooi, zuiver en geestelijk voordeden maar ondertussen de leer subtiel verdraaiden of ronduit kwaad in de zin hadden.
Omdat lang niet iedereen, die zich aan het geestenverkeer waagde, over een sterk geloof beschikte, gingen er natuurlijk allerlei dingen mis. Mensen raakten bezeten of beïnvloed. Gaandeweg nam men daarom steeds meer afstand van dit geestenverkeer.
Tot op zekere hoogte had dit voordelen. Lagere geesten hadden zo geen toegang meer tot de gemeenteleden (hoewel het stiekem natuurlijk wel gebeurde). Het nadeel van deze al te stringente opvatting was echter dat men zich afsloot voor nieuwe openbaringen en geestelijke boodschappen. Daardoor verstarde de kerk tot een rigide geloofssysteem. Je kunt het vergelijken met levend water dat uit een bron opwelt, maar door het ontbreken van nieuwe aanvoer van vers water op den duur brak wordt en verstikkend en vergiftigend gaat werken. Dat beeld komt bij me boven als ik denk aan de orthodoxie van de R.K.-kerk. De manier waarop men de bijbel uitlegde, groeide niet mee met nieuwe inzichten en aanvullende openbaringen.
Als ik nu terugkeer naar het Samhain, dan zijn er wel een paar overeenkomsten tussen dat Keltische feest en het avondmaal, maar al te letterlijk moet dat toch niet genomen worden. Bij het avondmaal gaat het om een vorm van liefdevolle geestelijke verbinding met God als uitdrukking van het geloof, terwijl de Kelten de sluizen van de geestelijke wereld wijd openzetten om verbinding te zoeken met gestorven voorouders en natuurgeesten.
Het christendom wijst het actieve zoeken naar een verbinding met de geestenwereld echter af, maar streeft wél een vereniging of verbinding met God na. Die afwijzing is niet zonder reden als je kijkt naar allerlei vormen van beïnvloeding en bezetenheid. In de exorcismeleer van de R.K. kerk maakt men bv. onderscheid tussen:
1. Circumsessio. In dit stadium wordt de persoon omgeven door het kwaad. Zo iemand kun je vergelijken met een belegerde stad;
2. Obsessio. Als je de persoon in kwestie vergelijkt met een land, zijn al enkele steden en landstreken bezet;
3. Possessio. Hierbij is de persoon volledig in handen van lage geesten.
Om dergelijke vormen van beïnvloeding te voorkomen verbood men in het christendom het geestenverkeer, waarbij er vaak heel selectief gebruik werd gemaakt van allerlei bijbelteksten. Toch wordt tijdens rituelen als het gebed en het avondmaal wél actief contact gezocht met God. Waarom is dat binnen het christendom wél toegestaan, terwijl het geestenverkeer meestal radicaal wordt afgewezen?
Ik denk dat dat komt doordat het onderscheid tussen God en mens in het christendom veel groter is dan in natuurreligies zoals die van de Kelten en andere volkeren uit vroegere tijden. Bovendien heb je in natuurreligies (maar ook in bv. het Hindoeïsme en het Boedhisme) allerlei goden die half goed, half slecht zijn, dus een dubbele natuur hebben. Of hun uitwerking positief of negatief is, hangt vooral van de omstandigheden af en van het perspectief waaronder men ernaar kijkt. In het christendom worden God en Zijn manifestaties en dienaren (zoals engelen) gezien als vertegenwoordigers van het absoluut goede. Vandaar dat men niet bang is om contact te zoeken met God, terwijl men wél het contact met de niet helemaal uitgezuiverde geesten van overledenen afwijst.
Hierdoor worden niet alleen de verschillen, maar ook de overeenkomsten tussen het christendom en de Keltische religie duidelijk. In feite kun je dit onderscheid ook gebruiken om duidelijk te maken waarom het christendom een andere visie heeft op het contact met de geestelijke wereld dan de meeste andere wereldreligies: hun godsbeelden zijn fundamenteel anders. Ook de grens tussen leven en dood is in het christendom scherper.