dinsdag 26 oktober 2010

Mogelijkheden en gevaren van contacten met de geestenwereld

Op 31 oktober wordt in veel Angelsaksische landen Halloween gevierd. Dit feest is afgeleid van het ‘Samhain’, een Keltisch feest uit de tijd vòòr de invoering van het christendom. De Kelten dachten dat de scheidingswand tussen deze wereld en het hiernamaals tijdens het Samhain dunner was dan anders, waardoor allerlei soorten geesten en goden de wereld van de levenden konden binnendringen en voor chaos konden zorgen. De wicca’s van onze tijd zetten de Samhaintraditie voort en gedenken dan hun voorouders. Ze hebben zelfs riten om de doden aan te roepen. Daarbij wordt er ook voedsel voor de geesten klaargezet om te laten merken dat ze welkom zijn.
......................................................................................................................................................
Op het eerste gezicht lijken er overeenkomsten te bestaan tussen dit gebruik en het christelijke avondmaal. Toch zijn er ook kenmerkende verschillen. Ik heb me afgevraagd hoe die overeenkomsten en verschillen konden worden verklaard. Gaandeweg werd het me daarbij ook duidelijk wat één van de hoofdoorzaken is van de enorme verstarring die al in de eerste eeuwen in de kerk optrad. Om dat te kunnen verklaren begin ik met de betekenis van het avondmaal.

Bij de protestanten zijn het brood en de wijn puur en alleen een symbool voor het lichaam en het bloed van Christus, terwijl de katholieken de zgn. 'transsubstantiatieleer' kennen. Daarbij geloven ze dat brood en wijn d.m.v. het eucharistieritueel van de priester worden omgezet in de essentie van het bloed en het lichaam van Christus. Natuurlijk geloven ze niet dat brood en wijn letterlijk (fysiek) veranderen in Zijn lichaam en bloed, maar ze geloven dat de geestelijke essentie ervan wél aan Zijn bloed en lichaam gelijk wordt. Dat laatste vind ik een eigenaardige bokkesprong van de katholieke theologie, een soort spirituele acrobatiek, maar het is wel de officiële uitleg ervan.
Omdat er in onze tijd steeds meer kritiek kwam op die al te letterlijke aanname, is men ook wel gaan spreken over transfinalisatie e.d., waarbij men afstand nam van een al te letterlijke interpretatie.

Hoewel de mate waarin men tijdens het avondmaal deel meent te hebben aan het lichaam en het bloed van Christus bij protestanten en katholieken dus van elkaar verschilt, is er zeker sprake van een soort geestelijke vereniging met Hem. Daarbij gaat het er in de eerste plaats om dat de gelovige zijn geloof uitdrukt in Christus als degene van wie het heil (=geestelijke wedergeboorte) wordt verwacht.

In het christendom wordt er verschillend aangekeken tegen het contact met de geesten van overledenen. In het oudste christendom had men het over 'gemeenschap met de heiligen'. Met die 'heiligen' bedoelde men de gemeenteleden die in het geloof gestorven waren. Men dacht dat ze in een mystieke of geestelijke zin nog deel hadden aan de samenkomsten van de christenen. Ook ging men ervan uit dat ze boodschappen konden doorgeven aan de levenden.
Natuurlijk hield dit bepaalde gevaren in. Zo was men bij dat contact sterk afhankelijk van het geestelijke onderscheidingsvermogen van de levenden om te kunnen beoordelen of men met een zuivere of met een onzuivere geest te maken had. Vandaar ook de herhaalde waarschuwing in de bijbel tegen 'satan die zich voordoet als een engel van het licht'. Die waarschuwing had betrekking op die geesten, die zich heel mooi, zuiver en geestelijk voordeden maar ondertussen de leer subtiel verdraaiden of ronduit kwaad in de zin hadden.

Omdat lang niet iedereen, die zich aan het geestenverkeer waagde, over een sterk geloof beschikte, gingen er natuurlijk allerlei dingen mis. Mensen raakten bezeten of beïnvloed. Gaandeweg nam men daarom steeds meer afstand van dit geestenverkeer.
Tot op zekere hoogte had dit voordelen. Lagere geesten hadden zo geen toegang meer tot de gemeenteleden (hoewel het stiekem natuurlijk wel gebeurde). Het nadeel van deze al te stringente opvatting was echter dat men zich afsloot voor nieuwe openbaringen en geestelijke boodschappen. Daardoor verstarde de kerk tot een rigide geloofssysteem. Je kunt het vergelijken met levend water dat uit een bron opwelt, maar door het ontbreken van nieuwe aanvoer van vers water op den duur brak wordt en verstikkend en vergiftigend gaat werken. Dat beeld komt bij me boven als ik denk aan de orthodoxie van de R.K.-kerk. De manier waarop men de bijbel uitlegde, groeide niet mee met nieuwe inzichten en aanvullende openbaringen.

Als ik nu terugkeer naar het Samhain, dan zijn er wel een paar overeenkomsten tussen dat Keltische feest en het avondmaal, maar al te letterlijk moet dat toch niet genomen worden. Bij het avondmaal gaat het om een vorm van liefdevolle geestelijke verbinding met God als uitdrukking van het geloof, terwijl de Kelten de sluizen van de geestelijke wereld wijd openzetten om verbinding te zoeken met gestorven voorouders en natuurgeesten.

Het christendom wijst het actieve zoeken naar een verbinding met de geestenwereld echter af, maar streeft wél een vereniging of verbinding met God na. Die afwijzing is niet zonder reden als je kijkt naar allerlei vormen van beïnvloeding en bezetenheid. In de exorcismeleer van de R.K. kerk maakt men bv. onderscheid tussen:
1. Circumsessio. In dit stadium wordt de persoon omgeven door het kwaad. Zo iemand kun je vergelijken met een belegerde stad;
2. Obsessio. Als je de persoon in kwestie vergelijkt met een land, zijn al enkele steden en landstreken bezet;
3. Possessio. Hierbij is de persoon volledig in handen van lage geesten.

Om dergelijke vormen van beïnvloeding te voorkomen verbood men in het christendom het geestenverkeer, waarbij er vaak heel selectief gebruik werd gemaakt van allerlei bijbelteksten. Toch wordt tijdens rituelen als het gebed en het avondmaal wél actief contact gezocht met God. Waarom is dat binnen het christendom wél toegestaan, terwijl het geestenverkeer meestal radicaal wordt afgewezen?
Ik denk dat dat komt doordat het onderscheid tussen God en mens in het christendom veel groter is dan in natuurreligies zoals die van de Kelten en andere volkeren uit vroegere tijden. Bovendien heb je in natuurreligies (maar ook in bv. het Hindoeïsme en het Boedhisme) allerlei goden die half goed, half slecht zijn, dus een dubbele natuur hebben. Of hun uitwerking positief of negatief is, hangt vooral van de omstandigheden af en van het perspectief waaronder men ernaar kijkt. In het christendom worden God en Zijn manifestaties en dienaren (zoals engelen) gezien als vertegenwoordigers van het absoluut goede. Vandaar dat men niet bang is om contact te zoeken met God, terwijl men wél het contact met de niet helemaal uitgezuiverde geesten van overledenen afwijst.

Hierdoor worden niet alleen de verschillen, maar ook de overeenkomsten tussen het christendom en de Keltische religie duidelijk. In feite kun je dit onderscheid ook gebruiken om duidelijk te maken waarom het christendom een andere visie heeft op het contact met de geestelijke wereld dan de meeste andere wereldreligies: hun godsbeelden zijn fundamenteel anders. Ook de grens tussen leven en dood is in het christendom scherper.

vrijdag 22 oktober 2010

Het geloof tussen zoektocht en zeker weten

In zijn boekje “God is gek”, dat vorig jaar oktober uitkwam, vertelt Kluun over de steeds groter wordende onverdraagzaamheid in de media t.o.v. christenen. Zo schrijft hij dat het in Nederland gemakkelijker is om toe te geven dat je homo bent dan dat je in God gelooft. De anti-God brigade rukt in de media op. Het geloof is uit. God bestaat niet, en als je het lef hebt om toch voor je Godsgeloof uit te komen, leef je nog in de middeleeuwen en word je persoonlijk aansprakelijk gesteld voor de kruistochten en de inquisitie. Allerlei duistere Bijbelteksten vol doem en dreiging voor de heidense volkeren worden je dan voor de voeten geworpen. Die volkeren wagen het om te zweren bij hun eigen goden, maar God is daar niet bepaald gecharmeerd van: “Wee hen, want de ure van hun ondergang is nabij!” Armageddonachtige toestanden dus, Hollywood kan er zo een vette spektakelfilm van maken.

Bij overstromingen, aardbevingen en andere ongemakken krijg je als gelovige tegenwoordig al gauw de vraag voorgelegd waarom God dat toelaat. Hij is toch zo liefdevol? Als je Hem zo goed kent, dan zul je het antwoord daarop toch wel weten, zo is de redenering. De gelovige als collaborateur van een wrede, autoritaire, masculiene God, die voor de wreedheden van zijn baas ter verantwoording wordt geroepen – dat is zo ongeveer het beeld dat steeds meer in de media wordt opgeroepen. Uiterst goedkope beeldvorming natuurlijk. Dit is het denken in sjablonen, in one-liners, in goedkope zwart-wit tegenstellingen waar elke nuance uit verdwenen is. De meeste christenen die ik ken beantwoorden immers helemaal niet aan dat beeld. Ze denken anders, genuanceerder, intuïtiever ook.

Wat me bij de discussies op het internet telkens opvalt is niet alleen die goedkope beeldvorming. Het is ook de telkens herhaalde uitspraak dat er op het gebied van het geloof alleen maar vragen zouden zijn. Antwoorden bestaan niet, antwoorden zijn uit. Wie het lef heeft om met antwoorden aan te komen – zelf gevonden antwoorden of niet, dat maakt niet uit – is een ‘fundamentalist’ en probeert anderen te bekeren tot zijn eigen bij elkaar geharkt geloof. Niets is erger dan iemand die antwoorden heeft, niets roept meer angst op en maakt dat de lezer al gauw stichting Correlatie moet bellen om van de schrik te bekomen. Antwoorden – hoe durven ze wel?!

Is dat reëel? Bestaan er echt alleen maar vragen? En als dat zo is, waarom stelt iemand dan voortdurend vragen als daar geen antwoord op mogelijk is? Laten we deze zaak ‘es bij de kern aanpakken. Kan de mens God kennen? Is betrouwbare kennis over God en over de geestelijke wereld mogelijk? Kunnen we God leren kennen zoals een ander kan doordringen in de wetten van de natuurkunde of de regels van de filosofie?

Alle wereldreligies kennen naast de officiële leer ook een mystieke kant. Dat geldt ook voor het christendom. In feite heeft die mystieke kant van het geloof het altijd aan de stok gehad met het hoogste gezag binnen de kerk. De reden is heel simpel: mystici proberen God te leren kennen via de weg van de ervaring en de intuïtie. Door gebed, meditatie en een beschouwende manier van leven zochten en zoeken ze God. Door hun manier van leven willen ze zich met Hem verbinden en uitdrukking geven aan hun geloof. Door die nadruk op intuïtie en persoonlijke ervaring bestaat het gevaar dat ze God anders ervaren en een ander beeld van Hem hebben dan de officiële leer van de kerk. Vroeg of laat komt daar natuurlijk gedonder van. Veel mystici zijn dan ook naar de andere wereld geholpen om de ware toedracht van het Godsrijk vast te stellen.

Dat geldt voor het christendom en ook voor andere religies. Zo heb je binnen de Islam het soefisme. De Boeddhisten hebben veel kloosters gesticht waar de monniken een beschouwend leven leiden. Eigenlijk zie je dit bij elk geloof. Nu is het opvallend dat de mystieke tradities van alle wereldgodsdiensten heel veel overeenkomsten met elkaar vertonen. Zo worden naastenliefde, vergevingsgezindheid en liefde tot God altijd als centrale waarden voorgesteld. Ook bestaan er heel veel overeenkomsten als je kijkt naar de vraag welke negatieve eigenschappen je moet zien te overwinnen. De God, die wordt beleden, heeft in praktisch alle wereldreligies menselijke trekken. Het boek “Mysticism in World Religion” van Sidney Spencer geeft een schitterend overzicht van deze overeenkomsten. Als we ook maar een greintje vertrouwen mogen hebben in het menselijke vermogen om diepere lagen van de werkelijkheid waar te nemen, zullen we moeten kijken naar de vormen waarin het goddelijke zich aan de mens vertoont: die vormen zijn bijna zonder uitzondering menselijk.

Over het leven na de dood zijn de wereldreligies het ook met elkaar eens. De ziel (of hoe je het ook maar noemen wilt) gaat na de dood van het lichaam naar het hiernamaals en wordt beoordeeld op grond van het leven dat de mens heeft geleid. Dat betekent niet dat iemand, die er een potje van heeft gemaakt, voor eeuwig aan het spit wordt gebraden (je hebt immers geen lichaam meer), maar wel dat een mens met de gevolgen van zijn gedrag wordt geconfronteerd. Ook na de dood gaat de ontwikkeling van de ziel gewoon door.

Wie echt de moeite neemt om te zoeken, zal ook antwoorden vinden. Gemakkelijk is dat zeker niet, maar het kan wel degelijk. Als je met hoofd en hart te werk gaat, je openstelt voor de goede boeken die er op dit gebied ook bestaan – naast alle rommel die er te koop is – dan kun je steeds dieper doordringen in deze kennis. Op elke vraag is immers een antwoord. Alle religies hebben een deel van het goddelijke licht, al zijn er voor mijn gevoel wel gradaties. Wie vragen heeft, gaat gerust op zoek. Niet om het antwoord aan anderen op te dringen, maar om er met anderen over van gedachten te wisselen. Ook voor geloofsvragen geldt immers: "Wie zoekt, zal vinden" en "Onderzoek alles en behoud het goede". Wat dat aangaat is er in tweeduizend jaar niets veranderd.

woensdag 20 oktober 2010

Manu en Hori


“Kijk”, zei Hori, en hij wees naar de oceaan die diep beneden hem tegen het rif klotste. “Zover het oog reikt, zie je water, blauwgroen tot de lijn waar de hemel en de zee elkaar raken. Toch is dat niet altijd zo geweest, Manu.”
De aangesprokene richtte zich loom op. Met zijn donkere oogjes knipperend tegen het zonlicht boog hij zich voorover. Dromerig staarde hij over de rotsen naar de woeste schuimkoppen die stuksloegen tegen de scherpe pieken van het rif.
“Er is een tijd geweest, Manu, dat de hele wereld bedekt was met water. Heb ik je dat verhaal al ‘es verteld?”
“Nee, maar je maakt me nieuwsgierig. Ga door.” Behaaglijk strekte Manu zich uit in het gras.
“Toen ik een week geleden langs de tent van Manichor de medicijnman kwam, hoorde ik hem op gedempte toon praten tegen Anchi, zijn leerling. Ik zette de emmer neer waarin ik water moest halen uit de bergbeek en sloop naar zijn tent om het gesprek goed te kunnen volgen. Wat ik hoorde was zó ongelofelijk dat ik het beslist aan iemand moet vertellen. Maar je mag er niet over doorpraten. Erewoord, Manu?”
“Erewoord”.

“Manichor zei dat lang geleden een slechte koning over de stam regeerde, Endor was zijn naam. Hij bezat wel vijftig vrouwen en had honderd zonen, de één nog slechter dan de ander. Overdag hield hij zich bezig met jagen en vissen. ’s Nachts hield hij woeste braspartijen, waarover af en toe nog wordt gefluisterd door de mannen van het dorp. Wie het waagde hem tegen te spreken sloot hij op in een donker hol waarin cobra’s leefden.
Toch was hij een groot krijger. Van tijd tot tijd ondernam hij met zijn oudste zonen strooptochten naar naburige stammen. Daar roofde hij de schoonste vrouwen en de beste varkens. Goud en sieraden interesseerden hem niet. De allermooiste vrouwen sloot hij op in zijn harem, de rest van de buit verdeelde hij onder zijn zonen.
Na elke strooptocht bracht hij offers aan de stamgoden. Dan nodigde hij alle mannen van het dorp uit en liet de gestolen varkens slachten. Elke man mocht zoveel vlees eten als hij maar wilde en kreeg een geroofde maagd toegewezen voor de nacht. Zo genoot hij een zeker respect onder mensen en goden. Gevreesd en gehaat was hij, maar als je deed wat hij zei en hem geen strobreed in de weg legde, had je wel een goed leven.

Maar ook al bracht hij offers aan de stamgoden en strooide hij, naar goed gebruik, bij volle maan een handvol stofgoud van de Drakenrots in zee, toch riep hij één keer hun toorn op, zodat ze besloten om hem, samen met zijn honderd zonen, te doden.
Je weet, Manu, dat priesteressen door geen man mogen worden aangeraakt. Endor liet echter, toen hij een dorp in de vallei had overvallen, een priesteres in de boeien slaan en als buit meevoeren naar zijn harem. Lang, ravenzwart haar had zij en amandelvormige ogen. Zij was een dochter van het stamhoofd en al vanaf haar geboorte aan de goden gewijd. Haar gestalte was zó schoon dat geen man haar kon weerstaan. Om die reden moest zij haar dagen slijten in de tempel waar zij toezicht hield over de andere priesteressen, twaalf maagden uit de stamadel.
Al bij de eerste aanblik was Endor verloren en ook al kende hij de wetten die de goden hadden ingesteld, toch kon hij het niet laten om haar gevankelijk mee te laten voeren. Twee vertrouwelingen van hem, Esmerald en Loki, belastte hij in het diepste geheim met deze opdracht. Op bevel van Endor sloten zij de priesteres op in een grot.
Toen het dorp in diepe rust was verzonken, liet Endor de maagd uit haar schuilplaats halen. Het meisje verzette zich hevig toen hij haar wilde aanraken, maar tevergeefs. Haar smeekbeden en vervloekingen ten spijt verkrachtte hij haar, niet ver van de Drakenrots, een aan de goden gewijde plek.

Toen de goden dat zagen, ontstaken zij in toorn en besloten om het land te plagen met een overstroming. Daags na het offerfeest pakte een zware wolkenmassa zich samen boven de vallei en het berggebied langs de kust. Wekenlang gutste de regen neer. Men zegt dat, vòòrdat de eerste druppels vielen, alle beesten uit het gebied wegtrokken alsof zij van hogerhand voor de naderende catastrofe waren gewaarschuwd.
In hun nood begonnen de mensen tot de goden te bidden, maar al hun smeekbeden leken aan dovemansoren gericht. Zonder onderbreking bleef het hemelwater het land overspoelen totdat de vallei zich verenigde met de zee en de eerste visarenden opdoken. Bruinvissen en dolfijnen kwamen schools de bergkam overgezwommen, koraal en zeewier nestelden zich waar gazelles en springbokken hadden gegraasd en in de vergane resten van het dorp floreerden zeeanemonen en oesters met hun parelmoeren kleur.

Na twee maanden klaarde de lucht weer op. Dag na dag kroop het water over de berghellingen terug naar de vallei. Alleen rondom het laagste punt hield het stand. Daar vormde zich een meertje, het huidige Endormeer. Als een blijvende waarschuwing van de goden golft daar tot op de dag van vandaag het diepbruine water, vermengd met modder en gruis dat het water op zijn terugtocht van de berghellingen heeft meegevoerd. Men zegt dat bij volle maan soms nog de schim van de priesteres rondwaart op de noordelijke helling van de Drakenrots, waar zij door Endor werd verkracht. Daarom wordt die plek tot op de dag van vandaag door de dorpelingen gemeden. Dat is het verhaal dat ik Manichor aan Anchi hoorde vertellen. Maar je mag er verder met niemand over spreken, Manu.”

Zijn vriend richtte zich op. “Ik zal mijn mond niet voorbijpraten, dat weet je toch. Kom, laten we teruggaan naar het dorp, het is al bijna avond." Snel verwijderden ze zich van de Drakenrots, waar de golven van de oceaan net als anders stuksloegen tegen de pieken van het rif.


Kun je in de 21e eeuw nog wel geloven in God?

Als ik om me heen kijk en op mijn eigen ervaringen af ga, kom ik tot de conclusie dat mensen God vaak pas gaan zoeken als ze eerst heel erge dingen hebben meegemaakt. Ook merk ik dat mensen God vaak zoeken op een wonderlijke manier, bv. door een ritueel gebed af te raffelen. Dan kun je terecht de vraag stellen: “Wélke God zoeken ze?"

Ik geloof dat God méér is dan alleen maar een energievorm, méér dan een eerste oorzaak, de alomvattende liefde of - helemaal lekker vaag - 'al wat is'. Wat zou dat trouwens zijn: 'al wat is?' Dat klinkt raadselachtig en tegelijk veelbelovend. Alles wat er is, dat is ontzettend veel. Maar is God dan het geheel, de optelsom van alle afzonderlijke dingen, of misschien het overkoepelende geheel?

'Al wat is' lijkt me daarom té vaag om voor God in aanmerking te komen. Je kunt er immers alle kanten mee op. Het is net een toverbal die alle kleuren van de regenboog aanneemt als je er maar lang genoeg op sabbelt. Goed. Welke kandidaten zijn er nog meer? God als energievorm dan? Klinkt lekker technisch in dit moderne tijdperk. Het doet me denken aan God als een soort energiecentrale of als een wolk elektromagnetische lading. Maar energie is op zichzelf neutraal. Als ik de stekker in het stopcontact steek, speelt de radio ook op energie. Maar God moet als God toch méér zijn dan een energetische lading? Hij heeft toch ook eigenschappen en vermogens? Hoe zou Hij anders de wereld hebben kunnen scheppen?

Dat laatste brengt me op een ander godsbeeld: God als persoon. In deze tijd is dat beeld van God niet populair. Het is niet modern genoeg, niet hip en niet flitsend. Het doet veel mensen denken aan de kerken en aan de Bijbelse God. En die God van de bijbel... Nee, bah, daar willen ze niets mee te maken hebben, dat hebben we nu zo langzamerhand wel gehad. We leven nu in de 21e eeuw en niet meer in de Middeleeuwen, nietwaar...
Maar klopt die redenering eigenlijk wel? Is dat godsbeeld écht verouderd, of durven we simpelweg geen duidelijke keuzes meer te maken? Schamen we ons voor het godsbeeld van de Vader die ons als Zijn kinderen heeft voortgebracht? Zo ja, waarom dan?

Als het daarop aankomt, zie ik om me heen dat veel mensen meteen als door een speld gestoken overeind veren als iemand het woord 'God' laat vallen. Ik denk dat dat vooral komt door de puinhopen die de kerken ons in de loop der eeuwen hebben nagelaten. In plaats van de gemeenteleden te dienen zoals Christus Zijn leerlingen diende - denk maar aan de voetwassing - zagen de kerkbestuurders, bisschoppen en kardinalen het als hun voornaamste taak om hun eigen machtspositie en wereldlijke belangen veilig te stellen en waar mogelijk uit te breiden, desnoods ten koste van het welzijn van de gemeente. Dat er desondanks ook altijd priesters zijn geweest die écht om hun gemeenteleden gaven en voor hun wereldse en geestelijke belangen opkwamen, is een pluspunt en heeft ervoor gezorgd dat de traditie bewaard bleef, maar ook niet meer dan dat.

De kerken hebben veel schade aangericht en mensen kopschuw gemaakt voor het geloof. Dat gebeurt in feite nog steeds. De recente onthullingen over seksschandalen binnen de R.K. kerk roepen veel walging en weerzin op, en dat is volkomen terecht. De katholieken hebben dat voor een groot deel aan zichzelf te danken. Een instelling als het celibaat zorgt ervoor dat mensen hun seksuele driften op alle mogelijke manieren moeten onderdrukken. Natuurlijk gaat dat vaak fout. De leiding van de R.K. kerk zou er heel verstandig aan doen om te erkennen dat seksualiteit niet per definitie zondig en verdorven is, maar een normale menselijke drift die je in goede banen moet leiden. Het celibaat zouden ze dan ook onmiddellijk moeten afschaffen.

Deze en andere misstanden roepen walging en weerzin op. Begrijpelijk. Maar rechtvaardigt dat de enorme, soms fanatieke afkeer die sommige mensen in zich voelen opkomen zodra het woordje 'geloof' valt of iemand er openlijk voor uitkomt dat hij of zij christen is? Is dat voor de anderen, die dat horen, een gerechtvaardigde reden om alle stekels op te zetten en naar zo iemand uit te halen? Natuurlijk niet! Wie afkeer voelt voor christenen en elke christen goedkoop en gedachteloos vereenzelvigt met kruistochten, inquisitie, onderdrukking en dwang, is in principe sterk bevooroordeeld bezig. Zo iemand zou zijn eigen motieven, frustraties en zondebokken eens moeten onderzoeken i.p.v. altijd maar de blik naar buiten te richten en anderen - God, de christenen of de kerken – overal de schuld van te geven.
Christenen en het christendom veroordelen onder verwijzing naar de fouten van vroegere eeuwen is dan ook goedkoop en gedachteloos. Goedkoop, omdat een dergelijke gedachtegang met simpele etiketten werkt, die men elke christen zonder aanzien des persoons op kan plakken. Gedachteloos, omdat deze manier van denken en redeneren zelden onderbouwd is en gewoonlijk op onderbuikgevoelens is gebaseerd.

De werkelijkheid is, dat het christendom weliswaar veel te lijden heeft gehad van allerlei menselijke fouten en stommiteiten, maar tegelijkertijd ook voor heel veel mensen een bron van inspiratie en zingeving is geweest. Dat geldt in feite nog steeds. Door de eeuwen heen hebben christenen God als een liefdevolle Vader ervaren, die hen kon bereiken in de enige plaats waar een mens écht in de geest kan worden bereikt, nl. in zijn hart.

Ik geloof dat voor een mens, die eenmaal tot dat inzicht gekomen is en zich realiseert wat voor een onvolmaakt wezen hij is, de rest op den duur vanzelf op zijn plaats valt. Maar we zullen wél eerst van onze troon, onze gedroomde goddelijkheid, af moeten komen. Zonder deemoed - noem het voor mijn part gepaste bescheidenheid - is geen echte geestelijke ontwikkeling mogelijk. Helaas kunnen de meeste mensen die gepaste bescheidenheid alleen maar leren door eerst flink met hun kop (d.w.z. hun hoogmoed) tegen de muur te lopen. Dat is een bitter gegeven, maar gezien onze menselijke natuur pakt het vaak wel zo uit. Dat we dan al snel door Gods liefde in genade worden aangenomen, is daarbij gelukkig een hele troost.

Van individueel naar kosmisch bewustzijn


Tijdens een toernooi als het WK staan 'we' met ons allen achter Oranje. Op zulke momenten zijn we méér dan alleen maar een individu, maar deel van een collectief met een eigen geschiedenis, emoties, vrienden en vijanden. Oranje belichaamt dan ons nationale bewustzijn waar we allemaal deel aan hebben.
Zo'n toernooi duurt maar een paar weken. Daarna worden de slingers met het oud papier meegegeven of - bij winst - opgeborgen in de schuur of rommelkast. Maar ook in het leven van alledag speelt die groepsidentiteit een rol. We kunnen er zelfs niet zonder, want ook als groep of als volk hebben we een bewustzijn nodig van wie wij zijn en - niet minder belangrijk - hoe wij niet zijn en ook niet gezien willen worden.

Dat collectieve bewustzijn van de volken leidt een taai en hardnekkig leven. De moeizame integratie van de landen binnen de E.U. is daar een mooi voorbeeld van. Iedereen wil het liefst zo weinig mogelijk van zijn autonomie afstaan aan een groter, overkoepelend geheel. Ik denk dat dat vooral komt door de behoefte van de mens om zich te profileren en zich van anderen te onderscheiden. Mensen hebben grenzen en houvast nodig, ook in geestelijk opzicht.

Vervelender wordt het als we ons op die groepsidentiteit voor laten staan en ons superieur beginnen te wanen t.o.v. anderen. Gezonde competitiedrang verwordt dan tot de tendens om anderen als inferieur te beschouwen, hun territorium letterlijk en figuurlijk in te perken en hen te onderdrukken. Ook religies kennen dit gevaar, evenals politieke systemen. In feite lopen deze scheidslijnen dwars door de volken heen en moeten we, naast het collectieve bewustzijn van een volk, nog een onderverdeling maken naar regio, religie en politieke opvattingen.

Wat mij daarbij sterk bezighoudt is de vraag of veel problemen tussen volken misschien zullen verdwijnen als het collectieve bewustzijn van de mens wordt uitgebreid tot het bewustzijn van de mensheid als één onverbrekelijk geheel. De mens is dan in de eerste plaats een wereldburger. Wie zo denkt, kijkt vooral naar de overeenkomsten tussen mensen, zowel uiterlijk als innerlijk. Alle leden van de menselijke soort hebben zó veel met elkaar gemeen in hun psyche en hun gedragingen, dat de onderlinge verschillen daarbij vergeleken volledig verbleken.

Ik hoop dat we als mensheid ooit zo ver zullen komen en dat onze onderlinge verschillen steeds meer zullen vervagen. Ik denk zelfs dat we dat ook hard nodig zullen hebben als we willen overleven. De gigantische milieuproblemen die nu op ons afkomen, vereisen een mondiale aanpak. Paradoxaal genoeg kan juist het botte egoïsme en materialisme van de economische drang tot expansie op den duur leiden tot meer eenheid en samenwerking tussen de staten. Misschien komt dat er ooit nog van en ontwikkelt de mensheid op den duur het collectieve bewustzijn van de menselijke soort. Het zou geweldig zijn als dát de belangrijkste basis wordt voor onze manier van denken.

We kunnen zelfs nog een stap verder gegaan. De kans is immers levensgroot dat de mensheid vroeg of laat te maken krijgt met andere beschavingen. Hoe zullen wij op hen en zij op ons reageren? Het enige antwoord dat ik daarop geven kan, is dat men deze verschillen alleen maar kan overstijgen door het bewustzijn dat we allemaal kinderen zijn van dezelfde Schepper, óf door het seculiere idee dat er universele waarden bestaan t.a.v. de omgang met andere levende wezens, ongeacht hun planeet van herkomst. Wat je nu ziet in de omgang van volken met elkaar - superioriteitswaan, agressie en intolerantie - kan immers ook ontstaan in het contact tussen verschillende beschavingen.

Gelukkig zullen deze problemen zich misschien nooit voordoen. Sommige experts die zich bezig houden met buitenaards leven beweren dat elke beschaving een kritische grens moet passeren. Zodra het geestelijke ontwikkelingsniveau van een beschaving nl. geen gelijke tred meer houdt met de techniek die zij ontwikkelt, zal die beschaving die technische middelen op een onvolwassen manier inzetten, met alle gevolgen van dien. De kans dat de bewoners van zo'n aso-planeet zichzelf vernietigen of hun wereld compleet onbewoonbaar maken, is dan ook levensgroot aanwezig. In dat geval selecteren kosmische beschavingen zichzelf uit en lost het probleem zich vanzelf op. Dat is dan weer een geruststellende gedachte. Echt gevaarlijke aliens liggen dan al lang begraven onder de ruïnes van hun eigen planeet.

Ik geloof daarom dat we niet bang hoeven te zijn voor high-tech beschavingen die plotseling opdoemen uit de hyperruimte om de aarde bij wijze van verzetje aan barrels te schieten. De interstellaire ruimte leent zich ook niet zo goed voor wildwesttaferelen. Eén welgemikt schot in de buitenwand van een ruimteschip zorgt immers al gauw voor onherstelbare panne. Hopelijk lukt het ons om het kritische stadium, waarin de techniek de geest vooruit is gesneld, ongeschonden door te komen. Vanuit een kosmisch perspectief bezien geeft de stortvloed aan onheilsprofetieën over onze nabije toekomst - Nostradamus, 2012, Maya-kalender - aan dat we dat stadium beginnen te naderen. Maar zelfs die profetieën en voorspellingen wijzen niet op de ondergang van de mensheid als geheel. Wél binden ze ons op het hart om coöperatiever, verdraagzamer en bescheidener te worden. Bij alle WK-gekte waar we in ons kleine landje eens in de vier jaar last van hebben lijkt me dat nog niet eens zo'n vreemde gedachte.

Mission impossible voor de atheïstische zending

Wie tegenwoordig openlijk voor zijn geloof uitkomt, wordt al snel voor 'gestoord', 'achterlijk' of op zijn best voor 'niet meer bij de tijd' uitgemaakt. Er is een sterke atheïstische tendens merkbaar. Die zie je niet alleen in het alledaagse leven, die zie je ook op het internet. Gelovigen vormen binnen deze visie een soort achtergebleven levensgolf, de Neanderthalers van de 21e eeuw die de grotten van hun irrationale manier van denken verkiezen boven het heldere licht van de rede.

Toch is dat een optisch overwicht: in werkelijkheid is er maar een héél kleine minderheid - niet meer dan 14% - van de Nederlanders die helemaal niets gelooft. Te oordelen naar hun volume op het internet zou je bijna geneigd zijn te denken dat de verhoudingen precies andersom liggen. Niets is echter minder waar.

Een paar maanden geleden keek ik naar een programma waarin Richard Dawkins, de patroonheilige van de congregatie der atheïsten, zich uit de naad werkte om aan te tonen dat christenen onwetenschappelijk en onredelijk zouden zijn.
Zo beschreef hij, staande tussen een menigte gelovigen in Lourdes, de bedevaartgangers zoals een bioloog een bavianenkolonie op Madagascar zou beschrijven. Mariabeeldjes, daar krijgt deze botte Brit spontaan bijtneigingen van. Later zag je hem in gesprek met een predikant uit de V.S. Hatelijk was zijn opmerking aan het adres van die dominee, waarin hij de manier waarop deze de gemeente toesprak vergeleek met de toespraken van de Nazi-ideoloog Joseph Goebbels. Op zulke momenten verstrakte zijn gezicht en kon je de haat er wel van af scheppen.

Het is niet alleen het fanatisme wat me bij mensen als Dawkins opvalt. Wat ik namelijk steeds mis in de opvattingen van atheïsten is de erkenning dat hun standpunt in feite ook een geloof is, een aanname die ze niet rationeel kunnen beargumenteren.
Zo geloven ze dat het menselijk bestaan met de dood ophoudt, hoewel inmiddels al door Pim van Lommel en andere medici is aangetoond dat het bewustzijn ook onafhankelijk van de hersenen kan functioneren. Andere verklaringen voor BDE's zoals 'zuurstoftekort', 'vergiftiging', 'hallucinaties' e.d. zijn al lang ontkracht door mensen als Michael Sabom. Toch wordt op alle mogelijke manieren geprobeerd de onderzoeksresultaten van Van Lommel onderuit te halen. Dat gaat zelfs zó ver dat men hem op de persoon gaat aanvallen. Toen ik vorig jaar februari bij een lezing van hem was, hoorde ik hem daar krasse staaltjes over vertellen. Sommige atheïsten gaan blijkbaar tot elke lengte om een theorie, die hen onwelgevallig is, te ontkrachten.
Voor een deel hangt dat ook samen met het conservatisme van veel wetenschappers. Het was niemand minder dan de natuurkundige en Nobelprijswinnaar Max Planck die stelde dat een wetenschappelijke theorie pas uitsterft als de laatste wetenschapper, die hem aanhangt, onder de groene zoden ligt.

Dawkins en consorten hebben de ijdele hoop dat ze het geloof kunnen overwinnen met de rede. Dat zal hen nooit lukken. In de eerste plaats niet omdat hun eigen positie ook niet 'redelijk' is. Verder is in de hele geschiedenis van de mensheid nooit meer dan een kleine minderheid werkelijk ongelovig geweest. Belangrijker nog is het feit dat de mens van nature voelt dat z'n bestaan niet eindigt met de dood. Tekenend daarvoor zijn de BDE's van fervente atheïsten: ook zij zien tijdens een BDE een geestelijke wereld, komen overleden familieleden en vrienden tegen en ontmoeten een opperwezen, in welke gedaante dan ook.

Ik denk dat het atheïstische geloof dat het heelal spontaan uit het niets tevoorschijn is geplopt, de hele wereld van 'toevalligheden' aan elkaar hangt en ons bestaan met de dood ophoudt, zijn langste tijd heeft gehad. De meest vooruitstrevende takken van wetenschap ontdekken tegenwoordig immers dingen die meer traditionele opvattingen aan het wankelen brengen. De kwantummechanica is daar een mooi voorbeeld van. Het onderzoek naar BDE's is een ander voorbeeld dat laat zien dat allerlei gevestigde ideeën toch niet zo zeker zijn als men lang had gedacht.

Tekenend voor het religieuze karakter van het atheïsme à la Dawkins is zijn geloof in de evolutietheorie. Men heeft nog nooit een echte missing link tussen twee diersoorten gevonden. Dat weerhoudt deze zuilenheilige van de atheïsten er echter niet van om heilig in de evolutietheorie te blijven geloven.
In dit verband is het aardig om te vermelden dat zelfs een atheïst als de geoloog Salomon Kroonenberg in zijn boek "De menselijke maat - de aarde over tienduizend jaar" met stelligheid beweert dat de evolutietheorie volstrekt onbewezen is; de tussenschakels zijn immers nooit gevonden.

Dawkins' geloof dat de ontwikkeling van planten- en diersoorten op aarde volgens de principes van de evolutietheorie verloopt, lijkt me even hardnekkig als het geloof van fundamentalistische christenen dat de wereld letterlijk in zeven dagen zou zijn geschapen. Beide groepen zijn behoorlijk irrationeel. Ze geloven immers in dingen die op alle mogelijke manieren kunnen worden weerlegd. Ik denk daarom dat het geloof van de toekomst er één zal zijn waarin hoofd en hart, gevoel en verstand, samengaan. Wat men als waarheid aanvoelt, moet ook door het verstand beredeneerd en geaccepteerd kunnen worden, en omgekeerd moet datgene, wat men kan beredeneren, ook overeenkomen met het gevoel. Een geloof waarin één van beide polen ontbreekt, zal dan ook langzaam uitsterven. Het geleidelijke verdwijnen van de meeste kerken en de opkomst van nieuwe religieuze bewegingen laat duidelijk zien dat deze trend onomkeerbaar is.

maandag 18 oktober 2010

Strandfoto's, Schiermonnikoog, 1976


Overal weerspiegelden de wolken
zich flonkerend in de golven.
De zeewind voerde verre geuren mee
en speelde met jouw natte, blonde haren.

Vanaf de duinen zag ik
tegen terugwijkende verten
in het wit van de branding
jouw vertrouwde gestalte staan
en ik bevroor de tijd in celluloid
met een knipoog van mijn polaroid.

Nu waart de nagedachtenis rond
om oude foto's, lege spiegels,
gevangen in bundels oud, gebroken licht.

De tijd keert licht in schaduw om,
de kleurenbeelden trekken krom,
herleven kort, maar sterven dan voorgoed
in de hoge hoed van de herinnering.

Weg met onnodig Engels!

Het is ronduit bespottelijk dat in het regeerakkoord voor het kabinet-Rutte is bepaald dat er een korps Dierenpolitie komt dat 'animal cops' moet gaan heten. Het is goed dat er tegen dergelijke uitwassen van onnodig Engels wordt opgetreden. Dat geldt ook voor winkels die klanten proberen te lokken door op de ruiten het woord 'SALE' te plakken en voor verpleegafdelingen die opeens worden omgedoopt tot 'UNITS'.
Nederland is in de greep van de Engelse ziekte. Op universiteiten en hogescholen geeft men in veel gevallen college in het Engels, zelfs als er helemaal geen Engelstalige studenten op de collegebankjes zitten. Albert Heijn maakt het helemaal bont door op alledaagse producten opeens Engelstalige stickers te plakken. Appelsap wordt dan opeens 'apple juice'. Dat alles onder het mom dat deze stickers in het buitenland worden gedrukt. Onzin: voor elk land drukt men aparte stickers. Albert Heijn gebruikt gewoon smoesjes. Foei, meneer Heijn, sjeem on joe!
Op Schiphol is het Nederlands praktisch helemaal verdwenen, alsof iedereen die daar rondbanjert van huis uit Engels spreekt. Dee doont spiek Dutsj in Skippol. Wat is dat voor waanzin? Is Nederland soms een Brits protectoraat geworden?
Het Nederlands is de voertaal van ca. 23 miljoen mensen in Europa. Daarmee is het één van de belangrijkste verkeerstalen van West-Europa. Of moeten we het Nederlands misschien maar in de uitverkoop doen zodat we meer geld kunnen verdienen aan de opbloeiende handel? Laat ons land niet over aan de managers, beleidsmakers, hoge ambtenaren en anderen die afschuwelijk Nederengels spreken.

Er is nu een site die strijdt tegen onnodig Engels. Ga voor meer info naar http://www.taalverdediging.nl/.

zondag 17 oktober 2010

Halloween


Veel christelijke feesten bevatten elementen die teruggaan tot voorchristelijke tradities. Allerheiligen en Allerzielen, die respectievelijk op 1 en 2 november worden gevierd, zijn daar twee duidelijk voorbeelden van. Het zijn de dagen waarop men in de kerk de gestorven ‘heiligen’ en gemeenteleden herdenkt. Ze zijn grotendeels ontstaan uit het Keltische Samhainfeest, dat op 31 oktober werd gevierd.

De eerste november was in de Keltische traditie nieuwjaarsdag. Keltische stammen kwamen tijdens dit feest samen om oude vetes te beëindigen en huwelijken te arrangeren. Ze dachten dat de geesten van overledenen rond die datum de wereld van de levenden bezochten. Dat bracht het risico met zich mee dat mensen bezeten konden raken. Met verschillende rituelen probeerde men zich daartegen te beschermen.

Het Halloweenfeest van tegenwoordig is de moderne variant van het ‘Samhain’. Daarom bevat het zowel elementen waarmee men geesten oproept als bezweringsrituelen om hen op een dwaalspoor te brengen in de hoop dat de levenden daardoor met rust worden gelaten.

De wicca’s van onze tijd zetten de Samhaintraditie voort. Ik was benieuwd hoe zij dit feest tegenwoordig vieren en welke teksten ze daarbij gebruiken. Daarbij stuitte ik op een rituele Samhaintekst die nog steeds wordt toegepast. Deze luidt:

“God van de donkere maanden, Heer van verre rijken, wij komen tot u op deze avond van de schaduwen om uw zegen te vragen. Haal de sluier tussen de werelden omhoog en laat onze voorouders en dierbaren in vrede tevoorschijn komen.Laat ons samen feesten en ons één voelen voordat zij wederkeren naar het Zomerland. O grote leraar, leer ons de cyclus van dood en wedergeboorte zodat wij zonder angst daarheen afreizen. Toon ons welke liefde er is na de dood.”

Ik heb me afgevraagd waarom men de sluier tussen het hiernamaals en de wereld van de levenden wil wegnemen. Is het niet beter om de doden (overgegane zielen) met rust te laten? Er staat nl.: "Laat ons samen feesten en ons één voelen". Het doel van die vereniging met de doden staat verderop aangegeven: "zodat wij zonder angst daarheen afreizen.Toon ons welke liefde er is na de dood."

De doden moeten dus in de geest naar ons terugkeren om ons iets te leren, nl. dat wij onze angst voor de dood verliezen. Maar waarom zouden we de geesten van onze overleden vrienden en verwanten daarvoor moeten gebruiken? Moeten ze aan ons verschijnen en zich met ons verbinden zodat wij de zekerheid hebben dat we na de dood goed terecht komen? Is dat niet iets wat we toch al met zekerheid wisten door de karrevracht aan spirituele kennis die in de loop van millennia over het hiernamaals is verzameld?

Ik denk dat het goed is om de zielen van mensen, die ons zijn voorgegaan, met rust te laten zodat ze zich in hun eigen sfeer verder kunnen ontwikkelen. Pogingen om ons met hen te verbinden leiden hen daar alleen maar van af. Als zich een geest uit eigen beweging aan ons wil manifesteren, kunnen we altijd nog beslissen of we hem toe willen laten, maar dan ligt het initiatief niet bij ons. Als dat wel het geval is – bv. bij het ‘glaasje draaien’ en andere manieren om met geesten in contact te komen – bestaat wel degelijk het risico dat zo’n geest een auraverbinding met één van de aanwezigen aangaat. Veel psychische problemen zijn daar voor een deel uit verklaarbaar, hoewel dat meestal niet wordt onderkend.

Ik zie daarom ook geen heil in Halloween. Voor veel mensen mag dat misschien een onschuldig vermaak zijn, maar het koketteren met allerlei symbolen van dood en bezetenheid vind ik helemaal niet zo onschuldig en grappig. De wereld van het hiernamaals is toch een wereld van liefde? Waarom dan al die maffe symbolen en rituelen? Bovendien vraag ik me af of we wel moeten meegaan met allerlei hypes uit Groot-Brittannië en Amerika. Daar zitten immers grote commerciële belangen achter.

Een doorslaggevend argument om niet in deze nieuwe hype mee te gaan is m.i. dat men zich in oude tijden nog bewust was van het feit dat er ook donkere, gevaarlijke kanten aan dat feest zitten. Dat bewustzijn is later volledig verdwenen. Zo zijn de uitgeholde pompoenen, die men bij Halloween gebruikt, van oorsprong maskers om boze geesten af te schrikken. Dat het contact met de geestenwereld risico’s inhield was aan de Kelten en aan de vroege christenen bekend. Daarom namen ze ook voorzorgsmaatregelen om zich tegen deze gevaren te beschermen. Nu het westen voor een deel atheïstisch is geworden en spiritistische spelletjes door jonge mensen vaak als een onschuldig tijdverdrijf worden gezien, is ook dat elementaire bewustzijn verdwenen. De kans dat gevoelige jonge mensen daardoor beschadigd raken, is daardoor alleen maar groter geworden.

Ik vraag me verder af wat toch het aantrekkelijke is van zo’n archaïsch feest. Waarom wordt er in veel spirituele kringen zo'n ophef over gemaakt, alsof het een diepe, geestelijke betekenis zou hebben? Wat trekt de mensen aan in een feest waarin men pompoenen uitholt en koketteert met horrorsymbolen?

De mens, als een mengsel van licht en schaduw, een mix van goed en kwaad, kan alleen maar ontvankelijk zijn voor het duivelse en negatieve buiten zichzelf doordat hij in zijn binnenste voor dat kwaad ontvankelijk is. Soms kun je je daarvan bewust worden, bv. wanneer je in extreme omstandigheden wordt geplaatst die het uiterste van je ziel vergen. Er zijn omstandigheden waarin mensen je zó verschrikkelijk veel pijn doen, dat je ze wel wat zou kúnnen aandoen. Dat betekent natuurlijk niet dat je dan automatisch tot actie overgaat, maar wél kunnen de gevoelens zo heftig zijn dat er allerlei impulsen in je worden opgeroepen waartegen je zult moeten vechten om jezelf weer in het gareel te krijgen.

Er zíjn sferen, invloeden en geestelijke machten die actief bestreden moeten worden, al was het alleen maar om te voorkomen dat ze invloed op ons denken en handelen krijgen. Tegenwoordig zie ik om me heen dat veel mensen de ernst van deze geestelijke strijd niet inzien of hem zó sterk bagatelliseren, dat ze geen onderscheid meer willen maken tussen datgene, wat in spiritueel opzicht goed voor hen is en datgene, wat hun ziel vergiftigt en aantast. Niet alles wat zich als spiritueel aandient, is goed. Niet alles is zuiver en niet alles is opbouwend. Vaak gooit men in spirituele kringen alles op één hoop met de pretentie dat alles aan elkaar gelijkwaardig is. M.i. is dat een grote, gevaarlijke vergising.

Zoals er in de geestelijke wereld diverse sferen zijn voor zielen met verschillende rijpings- of ontwikkelingsgraden, zo zijn er op aarde ook karakteristieke verschillen tussen de spirituele leren, gedachtengangen en inzichten. Je hebt hier allerlei gradaties. Het gaat erom onderscheid te maken en duidelijke beslissingen te nemen: wat is opbouwend, zuiver en liefdevol, en wat niet?

Iedereen zal die vraag voor zichzelf moeten beantwoorden. Toch lijkt het me goed om hem kort voor Halloween in alle openheid te stellen. Halloween als het 'feest' met allerlei horrorsymbolen vind ik geen bijdrage aan spirituele kennis. Integendeel: ik beschouw het als een groteske vervorming van een feest dat oorspronkelijk was bedoeld om de zielen van de gestorvenen te gedenken en naar het licht te dragen. Dankzij de commercie en allerlei warrige spirituele stromingen is het verworden tot een feest dat angst oproept en duistere gevoelens prikkelt. Zoals het nu gevierd wordt, stimuleert het alleen maar de angst en de sensatiezucht. Dat zegt m.i. genoeg over het niveau ervan.

Ik heb dan ook niets met Halloween, maar wel met Allerzielen en Allerheiligen. Dat we één maal per jaar denken aan de mensen uit onze omgeving die zijn overleden, is niet verkeerd. Dat we één maal per jaar bij wijze van vermaak geesten oproepen en koketteren met de dood, lijkt me een uiting van grote oppervlakkigheid en gebrek aan kennis van de niet-fysieke niveaus van de werkelijkheid.

Dodencel, Houston, 1984

Electriserend vlamt de stilte
tegen vier muren op

herinneringen cirkelen
rond het lamplicht

angst en blinde hoop
geselen elkander voort

deze nacht houdt hij
over zichzelf gericht

hij pleit voor en tegen,
keert rollen om en om

verzint vluchtwegen
voor de dageraad

maar er is geen omkomen aan
CBS verslaat straks life

hoe hij siddert, het besterft
onder dit oog van de naald.

Miljoenen schakelen in
oog om oog om één

natriumlampen flitsen
koudvuur vlamt

in deze oneindige keten
is hij de zwakste schakel,
natuurlijk:

the silent majority
heeft altijd gelijk.

God, bless America!

Volgens het DSM-handboek is iedereen gek

Heel veel artsen en instellingen gebruiken tegenwoordig het DSM-IV handboek. Deze afkorting staat voor ‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’. Met dit handboek kunnen psychische aandoeningen worden gediagnosticeerd.

Het grootste probleem van dit boek is dat er geen theoretische basis is voor het classificeren van psychische stoornissen. Men gaat puur en alleen uit van gedragskenmerken en leidt daaruit af welke stoornis daaraan ten grondslag ligt. Die manier van werken is te vergelijken met het classificeren van bomen en planten met behulp van een handig determineerboekje: hoe meer kenmerken je van een bepaald soort gekte aantreft, des te groter is de kans dat het inderdaad om dat type gekte gaat.
Problematisch daarbij is natuurlijk dat het gedrag van iemand nooit los kan worden gezien van de context. Wat in de ene situatie normaal en passend is, is dat in een andere situatie volstrekt niet. Het bij elkaar graaien van een aantal gedragskenmerken om daar vervolgens een etiket op te plakken is altijd discutabel. Zelfs vooraanstaande psychiaters geven dan ook toe dat het DSM veel beperkingen kent.

Dit classificatiesysteem heeft echter niet alleen een wankele basis, het is ook discrimerend. Treffend voor de willekeur van het DSM is b.v. dat homofilie héél lang als een psychiatrische stoornis werd beschouwd. Dat geeft al aan dat de normen en waarden van de arts een heel groot stempel drukken op de diagnose die hij stelt. Waarschijnlijk zegt zo’n diagnose dan ook meer over de persoon van de psychiater dan over de patiënt.

Op basis van het DSM - zo is vaak terecht opgemerkt - zou je bovendien een heel groot deel van de bevolking als 'psychisch gestoord' kunnen beschouwen. Zo heeft meer dan de helft van de bevolking van de westerse landen minstens één kenmerk dat wijst op ‘gekte’. Maar als iedereen dan toch 'gek' is, heeft een dergelijk classificatiesysteem geen enkele waarde meer.

Met die DSM is meer aan de hand. In 2006 werd d.m.v. een onderzoek aangetoond dat 56%van alle psychiaters die moeten besluiten welke stoornissen er in de volgende versie van het DSM worden opgenomen, financiële banden onderhoudt met ten minste één farmaceutisch bedrijf. Het hoeft dan ook niemand te verbazen dat er daarom steeds meer psychische stoornissen worden uitgevonden. Voor elke afwijking moeten er immers psychofarmaca worden voorgeschreven. Zo is men in 1952 begonnen met 112 geestelijke stoornissen. In 1994 waren het er echter al 374. Ik ben benieuwd wat de score in de volgende uitgave van het DSM zal zijn, maar je mag toch aannemen dat ze de 400 makkelijk moeten kunnen halen.

Misschien kunnen ze ook een naam bedenken voor de afwijking van psychiaters om in hun studeerkamer allerlei nieuwe soorten gekte te bedenken waarmee ze de mensheid kunnen verblijden. De waarde van dergelijke handboeken lijkt me dan ook uiterst dubieus, om het nog maar heel voorzichtig uit te drukken.

Ik denk dat de toegevoegde waarde van de psychiatrie vrijwel te verwaarlozen is. In de zeventiger jaren kwam men in Italië ook al tot dat inzicht. Men heeft toen heel veel psychiatrische inrichtingen gesloten en geprobeerd de patiënten zo goed mogelijk te laten integreren in de maatschappij. De ex-patiënten bleken zich in overgrote meerderheid prima te kunnen handhaven. Kennelijk waren ze niet zo gek als hun behandelaars altijd dachten.

Nu er door personeelsgebrek steeds meer mensen overlijden in Nederlandse isoleercellen omdat er te weinig personeel is om voldoende toezicht te houden, is de Italiaanse oplossing ook voor Nederland misschien zo gek nog niet. Zet de hekken maar open, je ziet toch geen verschil. Aan die oplossing kleeft echter een 'maar': het kost waarschijnlijk tientallen jaren van gesteggel, inspraakrondes en zittingen van allerlei commissies en stuurgroepen om het zo ver te schoppen dat die middeleeuwse opsluitmethoden worden afgeschaft. Ondertussen overlijden er elk nog gemiddeld zo'n tien mensen door verwaarlozing in zo'n GGZ-kerker.

Daarom wou ik een probate oplossing voorstellen die veel sneller werkt en minder geld kost. Stop alle psychiaters aan het eind van hun opleiding twee weken in een psychiatrische inrichting. In de eerste week krijgen ze een mix van drie anti-psychotica die flink wat bijwerkingen geven. Hun handen gaan ervan trillen, ze lopen met knikkende knieën, het praten gaat moeilijk en ze krijgen last van de racekak. Als ze die troep niet willen hebben worden ze gewoon platgespoten. Geen gezeur zeg.
In de tweede week wordt de spanning opgevoerd. Zonder de minste of geringste aanleiding worden ze door drie potige ziekenbroeders bij kop en kont gepakt. De kleren worden hen van het lijf gerukt en hun lichaamsholten worden betast om te kijken of ze daar ook stiekem iets in verstopt hebben, precies zoals dat ook in sommige GGZ-instellingen gebeurt. Daarna worden ze in een isoleercel gegooid met alleen een scheurhemd aan. Er wordt een camera op hen gericht en de deur gaat onverbiddelijk op slot. In een kartonnen potje mogen ze hun behoefte doen. Op gegil en geroep om eten en drinken wordt nauwelijks gereageerd, want door al dat personeelsgebrek hebben de verpleegsters geen tijd voor al die gekkigheid, kom nou.

Na een week kreperen in de isoleer worden ze vrijgelaten. Een evaluatie van die periode is dan niet meer nodig. De psychiaters krijgen hun diploma en mogen aan de slag. Ze hebben de schrik dan nog zò in de benen, dat het isoleren twee jaar later is afgeschaft. Het medicijngebruik zal er ook vast door verminderen. Wedden dat dit werkt?

vrijdag 15 oktober 2010

Terugblik op een trouweloos drama

Uit een diepe afkeer van ’t geloof in God
heeft Hella de schrijfsite de rug toegekeerd
Ze hield zich niet aan het eerste gebod:
’t is haar taak dat ze anderen schrijven leert.

Ze viel uit haar rol en ging anderen bestrijden
overtuigd van haar eigen gelijk en retoriek.
Maar in haar ijver ging ze ver over de schreef:
de redactie van trouw diende haar van repliek.

Vier blogjes van haar werden daarom gedelete,
ik en nog drie anderen kregen daarvan de schuld
hoewel ze zelf alle grenzen te buiten was gegaan.
Sindsdien heeft zij zich in stilzwijgen gehuld.

“Die rakkers zijn daarvan de schuld, weg met hen”,
raast haar aanhang nog als nooit tevoren,
“’t is allemaal hùn schuld, wij hebben niks gedaan”
zo krijgen wij nog bijna elke dag te horen.

Me dunkt dat ’t tijd wordt om de mythe los te laten
van Hella’s onschuld, ondanks al haar fraaie verhalen.
Wie uit alle macht anderen de grond in trapt
moet daarvoor uiteindelijk een hoge prijs betalen.

Haar verstrooide aanhang kan die waarheid niet geloven
en balkt maar door dat het echt haar schuld niet was.
Ziedaar wat over is van het eens vermaarde Schrijf:
een groepje boze kinderen uit Hella’s kleuterklas.

dinsdag 12 oktober 2010

Wordt Frankrijk in 2046 het slachtoffer van een kosmisch bombardement?


Nostradamus wordt vaak beschouwd als een ziener die ons in bijna ondoorgrondelijke vierregelige verzen – kwatrijnen genaamd – een somber toekomstbeeld schetst waar elke misantroop zijn vingers bij af kan likken. Het enge van zijn riedels is natuurlijk dat veel van zijn voorspellingen over de voorbije eeuwen al zijn uitgekomen. Zo voorspelde hij o.a. Napoleon en Hitler. Dat maakt niet alleen nieuwsgierig naar de toekomst, het prikkelt ons ook om zijn voorspellingen voor de komende decennia nauwkeurig te vergelijken met wetenschappelijke gegevens die op dit moment al bekend zijn.

Nu is het wereldgebeuren moeilijk te voorspellen. Gelukkig is er minstens één uitzondering op die regel: de loop van de hemellichamen. Astronomen kunnen de banen van planeten, manen en kleinere objecten over een periode van enkele honderden jaren vrij nauwkeurig berekenen. Als men een hemellichaam maar vaak genoeg heeft waargenomen, kan men de baangegevens ervan nauwkeurig vaststellen. Daardoor wordt het ook mogelijk om voorspellingen te doen over de kans dat een asteroïde of komeet op de aarde in zal slaan.

De kans op een zware inslag is eigenlijk helemaal niet zo klein. Volgens de NEO-site van de NASA, waarop heel veel gegevens te vinden zijn over objecten die voor ons een bedreiging kunnen vormen, wordt onze planeet gemiddeld eens in de 100 jaren getroffen door een steen- of ijzerasteroïde met een doorsnede van meer dan 50 meter. Zulke knapen kunnen plaatselijk enorme rampen veroorzaken en zelfs een hele stad wegvagen. Geen wonder als je bedenkt dat ze kunnen inslaan met een snelheid van wel 40 km/sec. Ook kunnen ze flinke tsunami’s veroorzaken als ze in zee terecht komen.
Nog grotere asteroïden met een doorsnede van meer dan een kilometer liggen gemiddeld om de paar honderdduizend jaar op ramkoers met de aarde. Zo zorgde een flink uit de kluiten gewassen exemplaar, dat neerkwam voor de kust van het schiereiland Yucatan, voor het uitsterven van de dinosauriërs.

De NEO-site van de NASA vermeldt ook dat een asteroïde ter grootte van ongeveer een kilometer, die men prozaïsch 1999 AN heeft genoemd, van alle objecten die de aarde van nabij kunnen passeren de grootste kans maakt om daadwerkelijk in te slaan. In feite maken we twee keer kans op zo’n wereldwijde ramp, nl. op 6 augustus 2044 en 7 augustus 2046. Weliswaar is het risico van een botsing niet zo heel groot – zo wordt voor 2044 rekening gehouden met een kans van 1 op 500.000 – maar dit object is groot genoeg om het scherp in de gaten te houden.

Over 34 en 36 jaar is het dus alle hens aan dek. Een voltreffer in een dichtbevolkt gebied kan tientallen miljoenen doden veroorzaken. Het zou interessant zijn om te kijken of ook in de kwatrijnen van Nostradamus melding wordt gemaakt van een zware inslag in die periode. Volgens Mario Reading, een kenner van zijn werk, is dat inderdaad het geval. Er is één kwatrijn van de 16e eeuwse ziener, dat hierop betrekking heeft. Vertaald luidt dat vers a.v.:

”In de buurt van Auch, Lectoure en Mirande
Zal drie nachten lang een groot vuur uit de hemel vallen.
Een ontzagwekkend, goed geplaatst en spectaculair voorval.
Spoedig daarna zal de aarde beven en opgeschud worden”.

Mario Reading verbindt hieraan het jaartal 2046. Hij ziet deze inslagen als de voorboden van vernieuwing van de mensheid. Nostradamus heeft nl. in de buurt van die steden gewoond en er zijn vrouw en twee kinderen verloren. Tegelijkertijd werden door die schokkende gebeurtenissen zijn profetische gaven te voorschijn geroepen, waardoor zijn leven een heel andere wending nam. Vernietiging en transformatie lagen voor hem dus heel dicht bij elkaar. Meteorietinslagen in die omgeving zouden voor Nostradamus dus wellicht ook die dubbele lading hebben: veel mensen komen erdoor om, maar tegelijkertijd wordt de weg vrij gemaakt voor totaal nieuwe verhoudingen op aarde.

Interessant is dat Nostradamus het hier heeft over een zware inslag, gevolgd door een aardbeving. Drie nachten lang zal er vuur uit de hemel vallen. Uit de tekst wordt niet duidelijk aan welke omvang we moeten denken, maar termen als 'ontzagwekkend' en 'spectaculair' doen toch vermoeden dat het hier om een groot object gaat.

Volgens mijn ruwe schatting is het een object met een doorsnede van minstens een kilometer, dat nog vòòr het neerkomen op aarde in verschillende brokstukken uiteenvalt. Dat is te vergelijken met de komeet Shoemaker-Levy 9, die in 1994 eerst in verschillende delen uiteenviel voordat hij insloeg op Jupiter. Bij de passage van een planeet kan een komeet of asteroïde nl. uit elkaar worden gerukt. Dat zou dan meteen ook verklaren waarom er volgens Nostradamus drie nachten lang vuur uit de hemel valt; de brokstukken van een flinke asteroïde komen dan in een lange sliert op aarde neer.

Mario Reading duidt deze gebeurtenis uiteindelijk als positief: de mensheid zal weer zijn toevlucht zoeken bij God. Daar staat tegenover dat er wel een enorme slachting onder de mensheid nodig is om het zo ver te laten komen.
De toekomst staat echter niet vast. Wat Nostradamus en andere zieners aangeven zijn slechts mogelijkheden, potenties die zich niet noodzakelijkerwijs hoeven te realiseren. Deze 16e eeuwse Fransman heeft ons met zijn verzen willen waarschuwen dat er misschien van bovenaf wordt ingegrepen als we te egoïstisch met elkaar en met de aarde omgaan. Het hangt volledig van onszelf af of deze mogelijkheid zich ook realiseert.

Als we de sterrenkundigen mogen geloven is de kans op een inslag in 2046 echter maar klein. Statistisch is de kans dat er plotseling een onbekende asteroïde opduikt die op de aarde afstormt veel groter. We zullen dus nog eventjes geduld moeten oefenen voordat we weten wat deze voorspellingen waard zijn. Het feit dat zowel Nostradamus als de berekeningen van de NASA allebei op het jaartal 2046 wijzen als mogelijke datum voor een inslag is echter op zijn minst opvallend.

zaterdag 9 oktober 2010

Op Helena van Troje - (4)


Bij ’t omwolkte licht van de vale maan,
niet ver van Troje’s trotse tinnen vandaan,
verlaten de Grieken één voor één ’t houten paard
en heffen hun in ‘t koele maanlicht blinkend zwaard.

Twee aan twee trekken zij door de verslagen stad
op zoek naar de schandknaap Paris en zijn schat
totdat een verkenner van Troje’s laatste veste,
Heleen bespiedt, verschalkt ten langen leste.

Met een diepe schreeuw heft de hopliet het staal,
doorklieft de Myceense hoer voor de laatste maal
totdat zij stervend in Paris’ armen valt.

Het verhaal van Heleen en de Grieken eindigt hier;
met afgewend gelaat vaart Charon haar over de rivier
naar Hades' rijk dat voortaan haar 't bestaan vergalt.

Op Helena van Troje - (3)

Heleen, gij blinde dwaas en ijdel wijf,
Paris Hilton uit het rijk van Mycene,
ge liet u schaken door een herdersknaap
en zingt nu als een Trojaanse sirene.

De Erinyen zullen u elegisch bezingen
als u afdaalt in Hades’ diepe duisternis,
‘t rijk waaruit geen sterveling wederkeert -
gij, die meent dat de dood het eind van alles is.

In ’t dodenrijk zal uw ziel herleven
over de einder van ’t aards bestaan.
Uw spotdichten zullen dan verstommen
als u d’ ogen voor de andere wereld opengaan.

donderdag 7 oktober 2010

Op Helena van Troje - (2)


Alsof er geen voortbestaan is, geen eeuwige geest,
lastert en spot u met koning en met God.
’t Zal noch u, noch uw minnaar Paris baten:
elke sterveling wacht hetzelfde lot.

Als God ’t uur van uw afscheid heeft bepaald
doorsnijdt de doodsengel ’t levenskoord
dat uw ziel met ’t lichaam verbindt.
Onherroepelijk spreekt hij het laatste woord.

Zodra het ‘Effatha’ weerklinkt, lost de ziel
in een lichtende nevel op, van ’t lichaam bevrijd,
en stijgt naar de sfeer die ginder bij haar past
ook gij, die uw hart aan lage lusten wijdt!

Over het sterven van mijn moeder

Op 7 oktober 2009, vandaag precies een jaar geleden, overleed mijn moeder. Ze was 89 jaar oud en verbleef sinds eind juli vorig jaar in een verpleeghuis. In de laatste maanden van haar leven had ik enkele gesprekken met haar over de dood en wat ons na de dood te wachten staat. Hoewel zij haar hele leven gelovig is geweest, begon ze af en toe toch te twijfelen aan een hiernamaals. Enkele dagen voor haar overlijden verdween die onrust.

In de nacht na mijn moeders overlijden had ik een overweldigend sterke ervaring waarbij ik heb gevoeld hoe het haar na haar dood verging. Ik voelde dat ze bij mij in de buurt was en zich afvroeg of ze tegenover mij alles wel goed gedaan had. In gedachten stelde ik haar gerust en liet haar duidelijk merken dat ik haar alle liefde, rust, geborgenheid en vrede toewenste die ze maar kon krijgen.
Ik zag haar daarop een tuin binnengaan met bloemen in allerlei schakeringen, een tuin die baadde in een oogverblindend sterk licht, dat een diepe, onaardse vrede uitstraalde. Zó intens waren dat licht en die liefde, dat ik erdoor werd overweldigd. Eén gedachte drong zich aan me op en stond me glashelder voor de geest: "Er is alleen maar liefde; liefde is de enige kracht in het heelal, buiten haar is er niets, alleen maar leegte. Liefde is de kracht die reikt van hier tot aan de uiteinden van het heelal."

Het maakte me sprakeloos en allerlei beelden trokken aan me voorbij. Ook kwam de gedachte in me op: "Het heeft geen zin om wie dan ook iets kwalijk te nemen, omdat je daardoor zowel je eigen leven als dat van anderen verzwaart". Die gedachte bevrijdde me, gaf me ruimte en betekende een geweldige opluchting voor me. Ik voelde me toen heel kalm, uitgebalanceerd en vredig van binnen, een vrede waarbij je de dingen accepteert zoals ze zijn en anderen in stilte accepteert zoals ze zijn, zonder ze meteen te willen veranderen. Het was een gevoel van liefdevolle, vredevolle acceptatie die rust en kracht geeft, wonden heelt en pijn volledig doet verdwijnen.

Hemel en aarde kunnen elkaar aanraken, soms, bij het sterven van iemand die héél veel voor je heeft betekend. De onaardse vrede die ik ervoer, was bijna niet te beschrijven. Het trilde diep van binnenuit door me heen, verlichtte alles, was een stralend licht in de nacht, een baken dat voor me uit ging.

Deze ervaring heeft alles in een ander perspectief geplaatst. Er is alleen maar continuïteit tussen leven en dood. Onze geest leeft in alle eeuwigheid, gaat over van de ene sfeer naar de andere, in onze oneindige opgang naar het stralende licht - totdat we weer verenigd zijn met onze goddelijke oorsprong en baden in een licht dat onze huidige voorstelling te boven gaat omdat we nog steeds glimwormen zijn vergeleken bij het machtige vuurtorenlicht van de hoogste geestelijke sferen.
Nederig maakt het ons, bescheiden, realistisch, nuchter... Maar soms kunnen we even bij God op tafel kijken, in een ondeelbaar moment, een bliksemflits in de nacht, bij het schijnsel van een vuurpijl die plotseling de hoogte inspuit en de weidse verten verlicht, zodat we ons kunnen oriënteren en het traject vòòr ons zien dat we nog moeten afleggen.

Klein maakt zoiets, bescheiden, maar wel geeft het een gevoel van geborgenheid. De beklemming van de materie, het ingekerkerd zijn in het aardse, valt dan weg, verdwijnt, lost op om plaats te maken voor een verwijd bewustzijn: er is alleen maar liefde, al het andere is schijn.
Er schieten me een paar dichtregels te binnen. Ik schreef ze lang geleden, toen ik nadacht over de grens tussen leven en dood. Ze geven aan hoe ik dacht over de dood en de realiteit van de geest. Door deze ervaring heb ik ook op een intense manier ervaren wat de continuïteit tussen leven en dood inhoudt en wat het werkelijke doel is van ons leven:

“En eindelijk voor anker gegaan
voorbij alle leed en alle pijn
zullen wij als goden zijn,
de droom van het bestaan ontstegen.”

Op Helena van Troje - (1)

Wanneer het eind van uw dagen nadert,
‘t licht in uw ogen wordt gedoofd,
slaat gij ze in een andere wereld op
of ge op aard nu wel of niet gelooft.

Wat baat het u hen die in Zeus geloven
te overladen met uw ruwe zangen?
Als uw ziel wordt gevaren over de Styx
zijt ge voorgoed in Hades’ rijk gevangen.

Weet nu, Heleen, dat gij niet beter zijt dan zij
die u om hun godsvrucht gispt en laakt.
Dat gij onwetend zijt raakt de goden niet,
wél dat u niet over uw hart en woorden waakt.

woensdag 6 oktober 2010

Voorspellingen over de drie dagen duisternis in de eindtijd

Eén van de tien plagen die Egypte troffen als straf voor de weigering van de farao om de Israëlieten te laten gaan was een periode van drie dagen duisternis. Je kunt dat ook symbolisch opvatten als geestelijke duisternis. Het is de consequentie van de onwil van de wereldlijke leiders om God als de ware machthebber te erkennen. Die periode van drie dagen komt ook voor in het verhaal over de drie dagen waarin Jezus vòòr Zijn opstanding in het dodenrijk heeft verkeerd. De dood verwijst hier meer naar de transformatie die toen plaatsvond. Zijn fysieke lichaam loste op, waarna Hij in een ‘verheerlijkte’ gestalte uit het graf opstond.

Het meest dramatisch komt die driedaagse periode van duisternis voor in de verhalen over de eindtijd. In veel voorspellingen wordt ervan uitgegaan dat het drie dagen lang aardedonker zal zijn voordat Christus definitief terugkeert. In 2006 heb ik verschillende teksten over dit thema met elkaar vergeleken. Drie ervan, die de meeste details bevatten, heb ik vertaald. Hierin komen identieke beelden en details voor. De laatste tekst geeft nog de meeste bijzonderheden. Hier volgen de vertalingen:

HET LIED UIT DE LINDE (1850):
DE DRIE DAGEN DURENDE DUISTERNIS
(auteur onbekend)

”De winter komt, drie dagen duisternis,
Bliksem en donder, en de aarde splijt open
Bidt thuis, verlaat niet het huis!
Kijk ook bij het raam niet naar de verschrikking!
Slechts een kaars geeft de hele tijd
in zoverre ze branden wil, jou een schijnsel,
Giftige damp dringt door uit de nacht vol stof,
Zwarte pest, de ergste slachting onder de mensen.

Voor allen die op aarde geboren zijn dreigt hetzelfde (gevaar),
Maar de goeden sterven een zalige dood,
Veel gelovige mensen blijven wonderbaar
Vrij van ademnood en pestgevaar.”


ANNA MARIA TAIGI

* 29.5.1769 in Siena, Italië. In 1789 gehuwd. Moeder van zeven kinderen. Zalig verklaard op 9.6.1837.

”Er zal over de aarde een geweldige duisternis komen, die drie dagen en drie nachten zal duren. Niets zal men kunnen zien en de lucht zal schadelijk en stinkend zijn en zal de vijanden van de religie (maar niet alleen hen) schade toebrengen. Gedurende deze drie dagen zal het onmogelijk zijn om kunstlicht aan te doen; alleen de gewijde kaarsen zullen branden. Tijdens deze dagen vol ontzetting moeten de gelovigen in hun huizen blijven om de rozenkrans te bidden en God om barmhartigheid te smeken. Alle vijanden van de kerk - zowel de zichtbare als de onzichtbare - zullen tijdens deze algehele duisternis op aarde omkomen, met uitzondering van de kleine groep van hen, die zich zullen bekeren om een nieuwe paus te kiezen.”


MARIA JULIE JAHENNET

* 1850. Woonde in La Fraudais, Frankrijk. Op 23-jarige leeftijd ontving zij de wondtekenen van Christus. Op 4.3.1891 had zij het volgende visioen:

”Er zal een drie dagen durende duisternis in de natuur aanbreken. Drie nachten en twee dagen zal het ononderbroken nacht zijn. Alleen de gewijde kaarsen zullen licht verspreiden. Een kaars zal voldoende zijn voor drie dagen. Rode wolken, als bloed, zullen aan de hemel voorbijtrekken. Het weerklinken van de donder zal de aarde doen schudden. Onheil brengende bliksems zullen door de straten dreunen, en dat nog wel in een tijd, waarin zij anders niet voorkomt. (Opmerking van Schmid: hiermee wordt de winter bedoeld). De aarde zal tot in haar grondvesten schudden. De zee zal schuimende golven over het vasteland slingeren. De aarde zal veranderd worden in een onmetelijk groot kerkhof.”
____________________________________________________________

Die drie dagen duisternis zijn voor mijn gevoel puur symbolisch bedoeld. De kaarsen staan voor het geestelijke licht dat wij verspreiden. Ze doen me denken aan de gelijkenis van de drie wijze en de drie dwaze maagden. Wie zich richt op de liefde en de wijsheid, verzamelt geestelijk licht dat hij nog hard nodig zal hebben als het nacht wordt in de wereld om hem heen. Ik geloof dat we ook in deze tijd elkaars geestelijke licht kunnen versterken en andere mensen, die nog twijfelen of zich eenzaam en verloren voelen, kunnen helpen om weer overeind te krabbelen en de balans in hun leven terug te vinden.

Ik denk dat de meeste profetieën en voorspellingen geestelijk bedoeld zijn. Daarom geloof ik niet dat voorspellingen slaan op een bepaalde dag of een bepaald jaartal. Wat er gaat gebeuren is immers afhankelijk van de vrije wil van de mens. Wat een mens met zijn vrije wil gaat doen, staat niet van tevoren vast; anders zou het immers ook geen 'vrije wil' meer zijn. Wél kan er in een voorspelling een mogelijkheid of een tendens worden aangegeven. Die mogelijkheid hoeft zich echter niet te realiseren.

We zitten midden in de 'eindtijd'. Voor mijn gevoel zijn de economische en ecologische rampen van de laatste jaren het begin van een serie gebeurtenissen die ervoor zullen zorgen dat we een nieuwe wereld tegemoet gaan. We hoeven daar niet bang voor te zijn, al was het alleen maar omdat we er zelf nauwelijks invloed op uit kunnen oefenen. We kunnen alleen letten op wat er in ons hart gebeurt en daar het vlammetje brandend houden, in het vertrouwen dat de geestelijke wereld zal doen wat nodig is om deze wereld te transformeren. Voor steeds meer mensen wordt deze aarde immers onleefbaar. De mensheid is niet in staat om zichzelf te redden. In die zin vormen de ‘drie dagen duisternis’ een radicale transformatie van deze wereld, een noodzakelijke ingreep om schoon schip te maken. Daardoor kan de mensheid weer leven zoals dat oorspronkelijk bedoeld is, nl. in een directe, geestelijke verbinding met Christus.

Een leven in dienst van het UFO-mysterie: prof. Allen Hynek


Het woord ‘UFO’ is een afkorting van Unidentified Flying Object. Meestal wordt ervan uitgegaan dat het een ruimteschip van een andere wereld is. Toch klopt dat strikt genomen niet. Die term betekent alleen maar dat men zoiets niet in een bekende categorie vliegende voorwerpen kan onderbrengen. Het zijn dus geen luchtballonnen, satellieten, vliegtuigen, sterren of kometen, maar iets anders. De term ‘UFO’ doet geen uitspraak over de vraag wat ze dan wél zijn.

Over UFO’s zijn verschillende goede boeken geschreven. Eén van de beste die ik erover gelezen heb is “The UFO Experience”. Dat boek is geschreven door een professor in de astronomie, Allen Hynek. Van 1947 tot 1969 was hij als sterrenkundig adviseur betrokken bij drie projecten van de U.S. Air Force die duidelijkheid moesten scheppen over de vraag wat UFO’s waren. Ook wilde men weten of ze een gevaar vormden voor de V.S. Het bekendste van die drie onderzoeksprojecten was Project Blue Book, dat in 1969 werd afgesloten.

Het project Blue Book leverde een eindverslag op waar sommige onderzoekers zich om uiteenlopende redenen niet in konden vinden. Ook Hynek had er grote moeite mee. Verschillende authentieke UFO-rapporten – waarnemingen die beslist niet konden worden geclassificeerd als weerballonnen, meteoren, de planeet Venus, reflectie van wolken etc. – werden in het eindverslag zonder veel omhaal als onbetekenend en niet-authentiek afgedaan. In feite was Hynek al veel langer ontevreden met de gang van zaken rondom het Project Blue Book, maar pas na de publicatie van dat eindverslag durfde hij zijn mening openlijker te uit te spreken.

Uit onvrede over de onderzoeken die door de overheid werden uitgevoerd richtte hij in 1973 zijn eigen instituut op, “The Center for UFO studies”. Veel gevallen, die in het Project Blue Book onvoldoende waren onderzocht, onderzocht hij opnieuw, maar nu veel grondiger. Op basis van zijn onderzoek stelde hij een lijst op van drie categorieën UFO-waarnemingen:
1. Een waarneming van één of meer ongeïdentificeerde voorwerpen;
2. Een waarneming van één of meer UFO’s waarbij er ook sprake is van fysieke effecten, zoals afgifte van warmte of straling, stroomstoringen, sporen op de bodem etc.;
3. Waarnemingen van UFO’s waarbij ook inzittenden worden gezien.

De titel van de Spielberg-film “Close encounters” is afgeleid van deze derde categorie UFO-waarnemingen. Allen Hynek was adviseur van Steven Spielberg toen deze het script voor zijn kaskraker uitwerkte. Hynek genoot daarvan. Toch heeft hij altijd volgehouden dat het idee dat UFO’s ruimteschepen zijn van andere planeten niet meer is dan een hypothese. Om zijn wetenschappelijke reputatie niet te schaden liet hij die buitenaardse mogelijkheid open, maar nooit heeft hij zich klip en klaar daarvoor uitgesproken.

Uit de UFO-literatuur van Hynek zijn veel gevallen bekend van landingen waarbij ook wezens zijn gezien in of rondom hun ruimteschip. Eén van de beroemdste landingen is die van 1957 in Papoea Nieuw Guinea. Hierbij werden door heel veel ooggetuigen, waaronder verschillende leden van een missiepost van de Anglicaanse kerk, vier kleine mensachtige wezens gezien. Kennelijk werkten ze aan iets op het dek van het ruimteschip. Hynek onderzocht dit voorval heel grondig. Hij kon na afloop slechts concluderen dat de meldingen uit 1957 authentiek waren en dat er inderdaad een UFO was geland waarbij 25 mensen ufonauten hadden waargenomen.

In sommige gevallen hebben de mensen, die contact hebben gehad met buitenaardsen, vervelende ervaringen opgedaan. Dat zijn de ‘abductie-gevallen’, waarbij één of meer personen door buitenaardsen werden ontvoerd. Vaak gaat het daarbij om buitenaardsen van het type ‘greys’, kleine mensachtige wezentjes met een relatief groot hoofd zonder mond maar mét twee grote pupilloze ogen. Opvallend bij deze abductiegevallen is, dat veel mensen zich deze ontvoeringen pas onder hypnose kunnen herinneren.

Een beroemd voorval in deze categorie is de ontvoering van Betty en Barney Hill, die in september 1961 plaats vond in New Hampshire. Onder hypnose vertelden ze allerlei details over een ontvoering door mensachtige wezens, waarbij ze aan boord van een UFO werden onderworpen aan medische experimenten. Hynek onderzocht dit voorval uitvoerig. Zo liet hij het echtpaar onder hypnose brengen en stelde hen allerlei vragen over hun ervaringen met de inzittenden van het voertuig. Naar zijn oordeel waren Betty en Barney betrouwbare ooggetuigen; hij bestempelde dit voorval dan ook als authentiek.

Prof. Hynek overleed in 1986. Tijdens de laatste periode van zijn leven begon hij zich steeds meer af te zetten tegen de buitenaardse hypothese. Het idee dat buitenaardse beschavingen hier alleen maar kwamen om de stroom te laten uitvallen, vreemde capriolen in de lucht uit te halen en mensen schrik aan te jagen, stond hem tegen. Dat maakte hem in de kringen van UFO-fanaten natuurlijk niet geliefd.
Het door hem opgerichte “Center for UFO Studies” bestaat nog steeds. UFO-verslagen worden er ook nu nog volgens de richtlijnen van Hynek geanalyseerd. We mogen gerust stellen dat zijn werk een doorbraak heeft betekend in het onderzoek naar UFO’s. De studie van dit verschijnsel is er in elk geval geloofwaardiger en respectabeler door geworden. Op dat gebied heeft deze verlegen, maar ook moedige wetenschapper zijn sporen meer dan verdiend.

Land over de drempel

In het wemelen van het licht aan de einder
doemen jouw lieflijke trekken op,
de glans van jouw gezicht ontstaat.

Ik open de droomsluizen van de tijd;
simultaan met mijn aards bestaan
leeft jouw droomgestalte in mij voort,
begiftigd met verborgen, immer groeiend leven.

Niet uit het lichaam, maar uit de ziel geboren
reis jij in je mantel van licht met mij mee
zoals je ooit tegenover mij zat en gebaarde.

Blinkend rijs jij op, koelwarm als jouw huid
strijkt het ochtendlicht mij ten leven
totdat ik in de geest geheel en al
met jouw bloed en adem samenval.

dinsdag 5 oktober 2010

Op een Spaanse stier

Een stier in het Spaanse Navarra
verliet dol van drift de arena.
Woedend stormde hij de tribunes op
en beukte zijn spotters met zijn kop.

Uiteindelijk werd hij door de Guardia geveld.
Toch is deze stier voor mij een held.
Wie dieren tergt voor zijn lage zinnen
ziet nog eens het hospitaal van binnen.

Stenen vingers

Op een late namiddag in midfebruari
loop ik samen met jou
over bedauwd grasland
langs het riet van een traag kanaal.
Jouw laarzenen stevenen voor mij uit
door hoge vergeelde stengels,
sporen een weg uit naar de kim.

Jouw ogen schitteren vochtig
als de waterigrode zon
zich door de vochtlagen boort.
Je praat en je lacht tegen me:
strompelend door de kuilen
houd ik je bij.
Over bevroren kluiten modder
en krakende halmen
stappend, geef ik je antwoord
waarop jij me verrast aankijkt,
glimlachend porren in m’n zij.

Na thee en breinaalden
neem je me mee
naar de schemer
van dalende stofbundels zonlicht
binnenvallend over ’t rommelige binnen
van je goedverwarmde slaapkamer.
Je nodigt me uit jou te raken
aan jouw warme lichaam,
maandagmorgen is nog ver.

Tot van mij,
een schimmig woord,
'misschien',
uit grove werkelijkheid van
ver- moei-de er- va-ring,
jou verkilt, de adem vertraagt,
verwolkt het in flarden, weg over
lege velden, grijnzen me uit
tot stof illusies van tederheid.

Want ik,
ogen staren wijd uit,
ik ben bang,
bang me te verwonden
aan het witte marmer
van het beeld
dat ik van je had gehouwen
uit de verdichtsels
van m’n verwondering.
Schuchter was ik,
jouw beeld te breken,
bloedend aan stenen vingers,
ijspegels die gaan smelten
in de zoutige midwinterzon.

Verdwaald, tastend in het donker,
vergeet ik dat steriele,
stomme beeld in te ruilen
voor de direkte zachtheid van jou,
huilend na m’n wazige staar
van onbegrip.

Triest kijk ik om
en zie je weer staan:
je gaat lopen door het hoge
vergeelde gras.
Jij, een silhouet naar de einder,
schemerend in de heilige mist.

Wat zegt Nostradamus over onze tijd?


VOORSPELLINGEN VOOR DE 21E EEUW

Enkele jaren geleden werd in de Nationale Bibliotheek van Rome een boek gevonden waarvan men aanneemt dat het geschreven is door Nostradamus. Het bevat een heleboel aquarellen en beschrijvingen in dichtvorm van gebeurtenissen die nog in onze tijd moeten plaatsvinden. Een team van geleerden is bezig om de betekenis ervan te achterhalen. History Channel zond al verschillende keren programma’s uit waarin de voorlopige resultaten werden samengevat. Verschillende kenners van zijn werk werden daarin aan het woord gelaten. Als de interpretatie die men gevonden heeft, juist is, krijg je globaal het volgende beeld te zien van onze toekomst:

1. Vrouwen zullen zich massaal afkeren van de huidige paus Benedictus, waarschijnlijk omdat hij zal weigeren om vrouwen tot het priesterambt toe te laten. De katholieke kerk raakt in opspraak
2. De volgende paus moet vluchten uit Rome omdat christenen overal in de wereld worden bedreigd door Aziaten, die te land en ter zee christenen zullen vervolgen. Er komt een enorme confrontatie tussen christendom en Islam.
3. Een antichrist zal over de aarde heersen en alle macht naar zich toe trekken.
4. Daarna zullen enorme vloedgolven de wereld overspoelen, waarbij bijna geen enkel stuk land zal worden gespaard.
5. Tenslotte zal de aarde getroffen worden door een bombardement van meteorieten, die overal ter wereld zullen inslaan en enorme branden zullen veroorzaken.
6. Als je kijkt naar de kosmische symbolen, die in de aquarellen worden gebruikt, slaan die stormvloeden en zware inslagen op het jaar 2012. Het is een jaar met drie maansverduisteringen, waarin de zon zich in de equator van het Melkwegvlak bevindt.

De laatste bladzijde van dat boek van Nostradamus bevat een aquarel waarop Jezus (of misschien is het wel Johannes, de schrijver van het Bijbelboek Openbaringen) staat afgebeeld. Hij houdt de bijbel omhoog en wijst op dat boek. Waarschijnlijk wordt daarmee bedoeld dat de voorspellingen van de Openbaringen van Johannes in vervulling zullen gaan.

De geleerden die het boek hebben onderzocht, geloven dat Nostradamus de mensen van onze tijd hiermee heeft willen waarschuwen dat ze moeten stoppen met de liefdeloze manier waarop ze met elkaar en met de aarde omgaan. De gebeurtenissen die hij voorspelt vinden volgens hen alleen plaats als men doorgaat met het plegen van roofbouw op de aarde en het gebruik van geweld uit politieke en religieuze motieven.

Ik denk dat dat laatste wel klopt. Profetieën zijn geen 'voorspellingen' in die zin, dat de boodschappen altijd exact moeten uitkomen. Het zijn eerder waarschuwingen in de trant van "áls jullie bepaalde dingen niet in acht nemen, dán gebeurt er het volgende". Profetieën zijn dus vooral waarschuwingen. Ze geven aan wat mogelijk is als de mens zich niet goed gedraagt. Het ellendige is natuurlijk dat niets erop wijst dat er een radicale verandering komt in de manier waarop er met het milieu en met economische en politieke macht wordt omgegaan. Dat betekent dat de kans steeds groter wordt dat het scenario, dat Nostradamus schetst, werkelijkheid zal worden – vooropgesteld dat we geloof hechten aan die voorspellingen. Want in hoeverre is Nostradamus betrouwbaar?

CORRECTE VOORSPELLINGEN VAN NOSTRADAMUS
Nog voordat de Franse koning Frans I en Catharina de Medici met elkaar getrouwd waren voorspelde Nostradamus dat deze vorst al op jonge leeftijd zou overlijden. Door deze en andere concrete voorspellingen heeft Nostradamus nog tijdens zijn leven een uitstekende reputatie opgebouwd. Bekende voorspellingen van hem zijn verder de grote brand van 1666 in Londen en de afzetting van de Engelse koning Karel II door het parlement, waarna deze katholieke vorst werd onthoofd.
Napoleon komt in de kwatrijnen van Nostradamus ook goed uit de verf, hoewel wel moet worden gezegd dat je de verzen over hem pas goed kunt interpreteren als je Napoleon kent. Zijn landing bij Nice is in de verzen voorspeld, evenals zijn verbanning naar Elba en St. Helena.
Toch is Nostradamus meestal niet zo duidelijk. Zo wordt vaak gedacht dat hij met de naam ‘Hyster’ Adolf Hitler bedoelde. ‘Hyster’ is echter ook een oude benaming voor de Donau. Door dat woord anders te vertalen krijg je opeens een heel andere betekenis.
Foute voorspellingen zijn er ook. Zo voorspelde Nostradamus voor 1999 een enorme ramp. In dat jaar zou nl. ‘een grote koning van verschrikking uit de hemel komen’. Daarbij kun je denken aan een zware inslag van een komeet of asteroïde. Rond die tijd scheerden trouwens wel een paar kleine asteroïden rakelings langs de aarde; misschien werd dat ermee bedoeld.

DE VOORSPELLINGEN IN HET PAS GEVONDEN BOEK
Onze Franse ziener heeft dus – zoals dat heet – sterke papieren. Hoe zouden we nu de voorspellingen moeten interpreteren die voorkomen in het boek dat enkele jaren geleden in Rome is gevonden?
Dat de katholieke kerk in opspraak is geraakt, is zo langzamerhand wel duidelijk. Minder duidelijk is de voorspelling over de vlucht van de paus uit Rome vanwege de dreiging die van de Islam uitgaat. Zoiets kan ik me moeilijk voorstellen, ténzij het misschien gaat om de dreiging met een aanslag. Johannes Paulus II is ook al een paar keer bijna het slachtoffer geworden van een terrorist.
Ik vraag me verder af wat er met die ‘antichrist’ wordt bedoeld. Is dat een persoon, of een manifestatie van de duivel? Kan één mens zo veel macht hebben dat hij de wereld beheerst? Eerlijk gezegd lijkt me dat nogal onwaarschijnlijk. Ik denk eerder aan een politiek systeem of aan een blok van staten die gezamenlijk de dienst uitmaken op een Orwelliaanse manier. Vooral na de aanslagen van 11 september worden de burgers steeds vaker en op steeds meer manieren door veiligheidsdiensten gecontroleerd.
Vloedgolven kunnen het gevolg zijn van een klimaatramp, maar ook van een vulkaanuitbarsting of zware inslag. Misschien hangt dat samen met de regen aan meteorietinslagen, die ook wordt voorspeld. Het jaar 2012 wordt genoemd als jaartal voor die rampen. Ik ben daar nogal sceptisch over, want er is in de sterrenkunde niets dat wijst op een kosmisch bombardement in 2012. Ook de tabellen voor de NEO’s (Near Earth Objects) laten voor dat jaar geen grote risico’s op inslagen zien.

Eén ding is in de voorspellingen van Nostradamus wel heel duidelijk: hij heeft het niet over het definitieve einde van de wereld of de ondergang van onze beschaving. Hij heeft het over het einde van de wereld zoals we die nu kennen. Volgens hem komt er een transformatie zoals er nog nooit eerder is geweest – een transformatie die het gevolg is van onze manier van leven. Gelukkig is er een ‘maar’: deze voorspellingen gaan alleen in vervulling als we onverstoorbaar doorgaan met het vernietigen van onze wereld. We kunnen het tij dus nog keren.

Het Instituut voor Politieke en Religieuze Correctheid

Tring tring. “Met het IPRC”.
"Met wie spreek ik?”
“Het instituut voor politieke en religieuze correctheid”.
“Goedemiddag, met Karel. Klopt het dat u mij een mail hebt gestuurd met een klacht over een tekst die op mijn relisite staat?”
“Dat is juist. Maar eh, kunt u wat beter articuleren?”
“Oh sorry, ik was even een negerzoen aan het eten, momentje.”
“Zegt u het maar.”
“Ik heb een site waar de Bijbel volledig op staat, maar ik kreeg een klacht over Maleachi acht gedeeld door dertien: ‘Wee u, Amelekieten. Omdat ge niet de Heere Heere dient, zult ge van de aardbodem worden weggevaagd!’ Dat zou discriminerend zijn. U hebt van mij geëist dat ik dat moet verwijderen!”
“Eh ja, dat is correct. Sommige mensen ervaren dat als pijnlijk. We hebben daar klachten over gekregen.”
“Maar er bestaan toch geen Amelekieten meer?”
“Daar hebben we het nu eventjes niet over. Laat ik kort zijn: u propageert daarmee onverdraagzaamheid. Wie zich niet aan uw God wil onderwerpen, wordt met de dood bestraft. Dat accepteren wij niet. Die tekst moet weg!”
“Maar ik heb hem toch niet geschreven, luistert u ‘es.”
“Onze regels zijn duidelijk. Die tekst staat op uw site. U bent dus verantwoordelijk. U kunt hem verwijderen, want anders...”
“Ja, wat dan?”
“Daarover kunnen we nu niet in detail treden.”
“Luister nou ‘es. Die tekst is een deel van de Bijbel. Ik onderschrijf hem op hoofdlijnen, maar hoef het toch niet met elke alinea eens te zijn?”
“Jawel, dat boek staat op uw site!”
“Kom nou, man. Er zijn toch legio sites die de bijbel online hebben gezet!”
“Dat is het hem juist. Wij willen de Bijbel opschonen totdat ‘ie aan onze normen beantwoordt. Onverdraagzame teksten mogen niet, u kent toch de regels?”
“Ben je nou van lotje getikt?”
“Nee, wij zijn correct. Mag ik u een fijne middag wensen? U hoort nog van ons.”
Tuut tuut.

Kosmische geboorte


De stilte daalt over de velden,
de nacht stijgt uit bedauwde akkers op.

Wachtvelden sterrenlicht
kantelen de aarde.
Oeroud ruisen vult de nacht
met dit weten:

er is geen weg terug,
de verten die ons daar tegenstaan
willen in ons geboren worden.