zondag 17 maart 2013

Hypnose (slot): in de tempel van de kosmos

 

Peter greep de uitgestoken hand van Naftaniël. Daarop vervaagde de omgeving. Het leek wel alsof ze opeens in een mistbank terecht waren gekomen; alleen hun eigen gestalten waren nog duidelijk zichtbaar – een gevolg van hun razendsnelle verplaatsing in de geest. Even later verdween de mist en doemden voor hen de omtrekken op van een gebouwencomplex op een bergplateau. Het leek wel een sterrenwacht, bestaande uit een heleboel rechthoekige gebouwen met witte koepels die d.m.v. gangen met elkaar waren verbonden. “Dit is de tempel van de kosmos”, sprak Naftaniël, “we gaan nu naar de bibliotheek. Daar zal ik je het boek laten lezen dat de antwoorden bevat op al je vragen.”

Ze betraden een grote hal. Aan alle kanten stonden boeken tegen de wanden opgesteld. Op een verhoging in het midden van de hal stonden enkele tafels. Achter één ervan zat een priester voorovergebogen boven een boek. Zijn handen rustten met gespreide vingers op de bladzijden. “Ik zal je nu verbinden met het bewustzijn van die priester”, sprak Naftaniël, “zodat je met hem mee kunt lezen.”

Voor zich zag Peter een eindeloze donkere ruimte; het leek wel een peilloze afgrond. Nergens was een sprankje licht te bekennen en nergens was er ook maar een vonkje bewustzijn dat die duisternis tot leven zou kunnen wekken. Hij ervoer een diepe verlatenheid, alsof hij gedoemd was miljarden jaren rond te zwerven door eindeloze leegten. Een gevoel van benauwdheid greep hem aan – totdat er in die diepten opeens een vonkje opgloeide. Het begon te fluctueren, werd zich steeds meer van zijn eigen bestaan bewust en vormde lichtvingers waarmee het begon te tasten door de diepten van het wereldruim. Steeds verder reikten zijn gedachten, totdat er opeens vanuit de diepten van zijn bewustzijn een machtige lichtstraal door de verten schoot: trillend, pulserend, alsof het die eindeloze verten met zijn bewustzijn wilde vullen, tot leven wilde wekken met zijn goddelijke kracht.
De verten beantwoordden de lichtpulsen, die elkaar in een steeds sneller tempo opvolgden, en stilaan vormden zich in de duisternis van de wereldruimte donkere wolken die door de inwerking van het goddelijk licht op den duur zelf ook licht begonnen uit te stralen. Zo ontstonden de eerste sterrenstelsels, reusachtige, flonkerende wielen van licht, die op hun beurt sterren voortbrachten, waaromheen zich planeten vormden met hun manen. Steeds sneller voltrok zich dit proces, totdat de hele ruimte gevuld was met allerlei soorten hemellichamen in onnoemelijke aantallen.

Het vonkje, dat was uitgegroeid tot een baaierd van licht, voelde dat er iets essentieels ontbrak en dook met zijn bewustzijn in zichzelf om te onderzoeken wat dat zou kunnen zijn. Toen het was uitgedacht, besprenkelde het de wereldruimte naar alle kanten met vonkjes van zijn eigen bewustzijn. Zo beademde het de kosmos met leven, dat weldra op allerlei plaatsen opschoot – eerst in de vorm van heel eenvoudige, eencellige organismen, later in de gedaante van vissen en landdieren, en tenslotte in de vorm van mensen. 
In geestelijke zin leken de mensen, die op allerlei werelden waren ontstaan, nog het meest op zijn eigen goddelijk bewustzijn, want net als Hij waren ze zich scherp van hun eigen bestaan en scheppende vermogens bewust, maar i.t.t. hun Schepper was hun geest ingekerkerd in een fysiek lichaam. Door de beperkingen van dit lichaam moest hun bewustzijn, dat nog ruw en zelfzuchtig was, steeds verder rijpen in liefde en mededogen, totdat ze op den duur mochten terugkeren naar Hem, de oerbron van al het bestaande.

Op veel planeten kozen de kinderen van God voor een leven in harmonie met de goddelijke wetten van liefde en wijsheid. Daar bloeiden beschavingen waarin de mensen leefden in verbondenheid met God en de geestelijke wereld, zodat ze voortdurend door engelen verder werden geholpen. De mensen leefden er vreedzaam en ontwikkelden machtige vermogens van de geest. Op andere werelden, zoals de aarde, verloren de mensen hun contact met de geestelijke wereld omdat ze zich blindstaarden op de materie. Op deze planeten nam de techniek een hoge vlucht, omdat de bewoners verzuimden hun geest te ontwikkelen. Maar omdat hun technische kennis geen gelijke tred hield met hun geestelijke ontwikkeling, raakten zulke werelden vaak in een diepe crisis. Sommige beschavingen vernietigden daarom zichzelf, andere kwamen hun crisis pas te boven toen ze zich opnieuw met de geestelijke wereld hadden verbonden.
Opeens hield de priester, met wiens bewustzijn Peter al die tijd verbonden was geweest, op met lezen. Hij stond op, sloeg het boek dicht en zette het terug in de kast. Peinzend liep hij daarna door naar de sterrenwacht in een aangrenzend gebouw. Daar richtte hij een telescoop op de aarde. Bezorgd keek hij naar de blauwwitte planeet, terwijl de laatste beelden die hij in het boek had gezien, hem nog helder voor de geest stonden: de aarde stond op een gevaarlijk keerpunt in zijn geschiedenis.

Naftaniël keek Peter aan. "Je weet nu alles wat je weten moet. Ik stuur je terug naar je lichaam. Daar zul je over enkele ogenblikken in wakker worden. Schrijf op wat je hebt gehoord en gezien. Haast je, want er is nog maar weinig tijd. Ga nu, je reis is hier ten einde."    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten