Het Judasevangelie
Veel mensen kennen Judas als de discipel die zijn meester heeft verraden aan de Romeinen. Dat vormt het begin van het lijdensverhaal dat met de gruwelijke dood van Jezus aan het kruis eindigt. Om die reden heeft Judas een bijzonder slechte reputatie gekregen. Erger kan bijna niet, want iemand die zijn leermeester uitlevert aan folteraars en beulen is een soort hellehond, een pervers mens die een zakje zilverlingen belangrijker vindt dan het leven van zijn meester. Geen wonder dat Judas het prototype is geworden van de mens die over lijken gaat om zijn doelen te bereiken. Maar is dat beeld terecht? Wat waren Judas’ motieven? Hoe kwam hij tot zijn daad?
Toen een Engelse vertaling van het Judasevangelie in 2006 werd gepubliceerd waren de verwachtingen dan ook hoog gespannen. Dit evangelie zou een nieuw en verrassend licht werpen op de persoon van Judas en het lijdensverhaal van Jezus, zo werd gesuggereerd. Miljoenen mensen zaten dan ook aan de buis gekluisterd toen National Geographic in april 2006 uitpakte met een met veel bombarie aangekondigde uitzending over deze Koptische tekst uit de vierde eeuw na Christus.
De late datering van die tekst had het publiek echter voorzichtig moeten maken. Hoe kan immers een tekst uit de vierde eeuw nog een betrouwbaar ooggetuigenverslag vormen van het leven van Jezus? Weliswaar is de tekst een vertaling in het Koptisch van een Grieks origineel uit 120 na Chr. dat zelf nooit teruggevonden is, maar ook als we daar rekening mee houden is het op zijn minst twijfelachtig dat er toen nog nieuw, authentiek materiaal werd opgeschreven dat iets aan onze kennis over Jezus en zijn volgelingen kan toevoegen.
Met dat gegeven in mijn achterhoofd heb ik de uitzending van National Geographic bekeken en de tekst van dit evangelie gelezen. Daarbij viel ik van de ene verbazing in de andere. Deze tekst schetst nl. een heel ander beeld van Judas dan de vier evangeliën van het Nieuwe Testament. In het naar hem genoemde evangelie komt de schlemiel uit het N.T. naar voren als de leerling die Jezus het beste van allemaal begreep. Volgens het Judasevangelie wijdde Jezus hem in de week vòòr Pasen in allerlei spirituele geheimen in omdat hij meer dan alle andere leerlingen in staat was om de betekenis van Jezus’ komst naar de aarde te begrijpen. Sterker nog: Judas was volgens dit geschrift de enige die voldoende niveau had om de ware goddelijke aard van Jezus vrij te maken. Hij kon dat alleen maar doen door Jezus uit te leveren aan de Romeinen, zodat hij zou worden geëxecuteerd. In de terminologie van het Judasevangelie staat het er veel eufemistischer: Jezus zou ‘van zijn menselijke gedaante worden ontdaan’. Op Judas rustte nu de taak om dit ‘mysterie’ te voltrekken. In dit evangelie wordt hij dus voorgesteld als Jezus’ assistent die op het beslissende moment de handle overhaalde zodat de mensheid uit de greep van het kwaad kon worden bevrijd.
Ook in een ander opzicht is het Judasevangelie nogal vreemd. Zo wordt in deze tekst een Jezus opgevoerd die heel vaak lacht als anderen hem verkeerd begrijpen. Hij zou zijn discipelen zelfs hebben uitgelachen tijdens het Laatste Avondmaal, omdat zij dit zouden hebben opgedragen aan een valse Schepper-God. Hun vroomheid, die voortkwam uit een radicaal verkeerd Godsbeeld, vond hij dus belachelijk. Als ik zoiets lees, zie ik een soort Baghwan voor me wiens homerisch gelach over de ashram schalt als een leerling hem een domme vraag heeft gesteld. Bij een zoon van God, die het bloedig ernst was met zijn opdracht om de mensheid te redden, stel ik me toch heel iets anders voor.
Dat Jezus er in deze tekst heel anders uitziet dan we gewend zijn komt vooral door de gnostische achtergrond ervan. De gnostiek is een stroming binnen het eerste christendom waarin niet de liefde en de navolging van Christus centraal staan, maar de kennis van de geestelijke geheimen. Het is de ‘gnosis’ (kennis) die de mens uit de greep van de materiële wereld kan bevrijden. Maar niet iedereen is geschikt om die kennis te ontvangen. Vandaar dat je binnen gnostische stromingen zowel leken had als ingewijden.
Judas is in die optiek de hoogste ingewijde, de man die op het beslissende moment de verlossing van de mensheid in gang zet. Maar zijn methoden komen me nogal twijfelachtig voor. Geen wonder als je bedenkt dat deze tekst afkomstig is van de gnostische stroming van de Kaïnieten. Deze gnostici vereerden de slang uit het paradijsverhaal (een symbool van het kwaad) en verder illustere figuren als Kaïn en Ezau – twee mensen die bekend staan als ongelovige driftkoppen, een soort Tokkies uit antieke tijden.
Waar het geloof is afgezakt tot een methode om via kennis tot de goddelijke wereld door te dringen verdwijnt de ethiek op den duur uit beeld. Iets soortgelijks gebeurde in de laatste bloeiperiode van het Oude Egypte. De nadruk op ethiek uit vroegere tijden was toen verworden tot een spoedcursus om de namen van de verschillende goden en demonen, die men in het hiernamaals zou tegenkomen, correct uit te kunnen spreken, zodat je later goed terecht kwam. Kennis was de sleutel geworden, de ethiek deed er niet meer toe. Dat het Oude Egypte toen steeds meer in verval raakte, hoeft niemand te verbazen. Dat onze samenleving, waarin kennis steeds meer wordt verabsoluteerd ten koste van de ethiek, op zo’n rijk in verval begint te lijken, hoeft dan ook niemand meer te verwonderen.
Judas is in die optiek de hoogste ingewijde, de man die op het beslissende moment de verlossing van de mensheid in gang zet. Maar zijn methoden komen me nogal twijfelachtig voor. Geen wonder als je bedenkt dat deze tekst afkomstig is van de gnostische stroming van de Kaïnieten. Deze gnostici vereerden de slang uit het paradijsverhaal (een symbool van het kwaad) en verder illustere figuren als Kaïn en Ezau – twee mensen die bekend staan als ongelovige driftkoppen, een soort Tokkies uit antieke tijden.
Waar het geloof is afgezakt tot een methode om via kennis tot de goddelijke wereld door te dringen verdwijnt de ethiek op den duur uit beeld. Iets soortgelijks gebeurde in de laatste bloeiperiode van het Oude Egypte. De nadruk op ethiek uit vroegere tijden was toen verworden tot een spoedcursus om de namen van de verschillende goden en demonen, die men in het hiernamaals zou tegenkomen, correct uit te kunnen spreken, zodat je later goed terecht kwam. Kennis was de sleutel geworden, de ethiek deed er niet meer toe. Dat het Oude Egypte toen steeds meer in verval raakte, hoeft niemand te verbazen. Dat onze samenleving, waarin kennis steeds meer wordt verabsoluteerd ten koste van de ethiek, op zo’n rijk in verval begint te lijken, hoeft dan ook niemand meer te verwonderen.
En zo blijven we ons verbazen over de verschillende uitleggingen over het lijden, sterven en opstaan van onze Jezus.
BeantwoordenVerwijderenVorige maand hoorde ik ook een verhaal waarbij het mij verbaasde hoe de beste man dit in geuren en kleuren kon vertellen ... alsof het de normaalste zaak van de wereld is:
"God heeft de aarde gemaakt? Weet je wel hoeveel de kerk dergelijke schriften afgepakt heeft en verdraaid!? Mensen van andere werelden hebben de aarde gevormd en mensen erop gezet. Dat zijn mensen van andere werelden die veel verder geëvolueerd zijn dan wij. 'Goden' worden ze daarom genoemd bij culturen zoals in Afrika."
Tja ... de beste man noemt zichzelf 'atheïst' en 'antichrist'. Ook twee tegenstrijdigheden. Ik vroeg hem dan ook hoe het toch kan dat er in het begin niets was en dat dit 'niets' nog geëxplodeerd is ook. Want, de aarde waarop we leven laten maken door bewoners van andere werelden is het 'probleem' verplaatsen van de aarde naar een andere bewoonde wereld. Want ook daar is het eens begonnen. Hier werd niet op geantwoord.