Gemeente! Op deze
zonnige dag in oktober wil ik met u spreken over iets wat tegenwoordig de
aandacht van heel veel mensen opslokt: het internet. Hoe velen onder u brengen
niet dagelijks uren achter het scherm door, surfend, bloggend, chattend of
misschien wel erger? Natuurlijk: het wereldwijde web is een groot goed. Heel
veel berichten kunnen er in een ommezien mee worden verstuurd. Er kunnen zelfs
levens mee worden gered. Wij danken de hemel dat deze vorm van communicatie er
heden ten dage is! Echter, er zijn ook grote gevaren aan dit moderne medium
verbonden. Laat ik u een verhaal vertellen om duidelijk te maken wat ik daarmee
bedoel. Daarna zult u een geheel andere blik op uw digitale scherm werpen,
áls u al bereid bent er ooit nog acht op
te slaan.
Zo was er eens een knuffelkat. Nee, geen pluche beest van Bart Smit, zo’n bruin, pluizig geval met twee kraaloogjes, nee, een fanatieke blogger met die bijnaam, iemand die zijn leven zittend achter het scherm doorbracht. Nu had deze knuffelkat een voorliefde voor jonge vrouwen. Daarom had hij op een sociaal medium, genaamd het Netwerk, een pagina gebouwd waarop hij reclame voor zichzelf maakte. “Ik ben de grote knuffelkat”, zo stond er met grote letters te lezen, “en ik deel warmte en gezelligheid uit aan een ieder die het maar wil. Heb je behoefte aan liefde, ben je verdrietig, zoek je troost? Wil je dat ik voor je bid? Kom maar, schat, dan krijg je een poot van mij, de grote knuffelkat!”.
Gemeente, weet u wat er gebeurde? Nee? Ik zal het u zeggen: heel veel jonge vrouwen meldden zich bij hem aan. Natuurlijk werden zij verwelkomd door de grote knuffelkat. Maar kregen zij de liefde die hen was beloofd? Op welke wijze werden zij getroost? Sloeg hij een vaderlijke poot om hun lieftallige hals?
Uit de Heidelbergsche Catechismus kennen wij de natuur van de mens: vies,
duister en zondig. Zonder de reddende hulp van boven zijn wij gans verloren! En
deze mens nu was zondig, hoewel hij in den Heer geloofde. Hij richtte zijn
gebeden tot de hemel, maar ontving antwoord uit de hel. Zo luisterde hij eerst
naar de klachten en problemen van zijn beschermelingen – ruzies met vriendjes,
moeilijkheden met leraren en de menstruatie, u kent dat wel – maar gaandeweg
verslapte zijn aandacht. Dan begon hij over hen te fantaseren. En zoals dat
gaat met mensen van deze wereld werden zijn fantasieën steeds woester en
onstuimiger. O mensheid, hoe ver is het met u gekomen dat tal van mensen, oud
en jong, zich aan deze vunzige geneugten overgeven?! Verleidingen zijn er
zonder naam en tal, en de mogelijkheden breiden zich nog immer uit!
En zo gleed de aandacht van de grote knuffelkat van zijn hart naar zijn handen om tijdens het mailen te doen wat zijn duistere driften hem ingaven. Hij beging de moeder aller zonden! De knuffelkat schrok en zag in wat hij deed. Hij begreep dat zijn hand hem tot zonde had verleid. Maar deed hij daarop boete? Richtte hij zijn zondige schreden weer naar de Heer? Ging hij op zijn knieën om de zonde van het vlees te belijden?
Gemeente, ik zal u niet langer in spanning laten: nee, deze mens beleed zijn zonden niet! Integendeel: steeds groter werd de schare van de jonge vrouwen die tot zijn kennissenkring behoorden. Hij sloeg foto’s van hen op zijn apparaat op en begon zijn vriendinnetjes te sms-en. Sommigen waren daar niet van gediend, want het waren er wel vijftig op een dag!
Zo kon het gebeuren dat een jonge vrouw, die door zijn digitale boodschappen werd achtervolgd, de autoriteiten benaderde met het verzoek de gangen van de knuffelkat na te gaan. De wetsdienaren trokken daarop zijn gangen na en noteerden alles in hun digitale opschrijfboekjes. Toen de zaak rond was, werd een aanklacht ingediend: de grote knuffelkat was er gloeiend bij! De man moest voorkomen en werd wegens stalken tot vier maanden cel veroordeeld.
In het gevang geschiedde echter een wonder: hij zwoer zijn kwalijke praktijken af. Zo werd het huis van bewaring voor hem een behouden huis. Laten we de Heere danken voor de ommekeer in zijn levenswandel. En, beste gemeenteleden, kijkt: daar op de eerste rij zit de knuffelkat. Hij is een waarachtig mens geworden en dient nu van ganser harte God!
Laten we tot slot van deze overdenking zingen uit de bundel van Johannes de Heer lied 345, de verzen 3, 4 en 5. Daarna is er een collecte voor de reparatie van het dak van dit godshuis. Wees bij het verlaten van de kerk dit getuigenis indachtig. En eh… niet te veel internetten, want dan verleidt uw oog uw hand tot zonde. Ik hoop dat u de boodschap hebt begrepen, wel voor de drommel!
En zo gleed de aandacht van de grote knuffelkat van zijn hart naar zijn handen om tijdens het mailen te doen wat zijn duistere driften hem ingaven. Hij beging de moeder aller zonden! De knuffelkat schrok en zag in wat hij deed. Hij begreep dat zijn hand hem tot zonde had verleid. Maar deed hij daarop boete? Richtte hij zijn zondige schreden weer naar de Heer? Ging hij op zijn knieën om de zonde van het vlees te belijden?
Gemeente, ik zal u niet langer in spanning laten: nee, deze mens beleed zijn zonden niet! Integendeel: steeds groter werd de schare van de jonge vrouwen die tot zijn kennissenkring behoorden. Hij sloeg foto’s van hen op zijn apparaat op en begon zijn vriendinnetjes te sms-en. Sommigen waren daar niet van gediend, want het waren er wel vijftig op een dag!
Zo kon het gebeuren dat een jonge vrouw, die door zijn digitale boodschappen werd achtervolgd, de autoriteiten benaderde met het verzoek de gangen van de knuffelkat na te gaan. De wetsdienaren trokken daarop zijn gangen na en noteerden alles in hun digitale opschrijfboekjes. Toen de zaak rond was, werd een aanklacht ingediend: de grote knuffelkat was er gloeiend bij! De man moest voorkomen en werd wegens stalken tot vier maanden cel veroordeeld.
In het gevang geschiedde echter een wonder: hij zwoer zijn kwalijke praktijken af. Zo werd het huis van bewaring voor hem een behouden huis. Laten we de Heere danken voor de ommekeer in zijn levenswandel. En, beste gemeenteleden, kijkt: daar op de eerste rij zit de knuffelkat. Hij is een waarachtig mens geworden en dient nu van ganser harte God!
Laten we tot slot van deze overdenking zingen uit de bundel van Johannes de Heer lied 345, de verzen 3, 4 en 5. Daarna is er een collecte voor de reparatie van het dak van dit godshuis. Wees bij het verlaten van de kerk dit getuigenis indachtig. En eh… niet te veel internetten, want dan verleidt uw oog uw hand tot zonde. Ik hoop dat u de boodschap hebt begrepen, wel voor de drommel!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten