21 juli. Het park dicht
bij Orsa waarin we een huisje hebben gehuurd, grenst aan een berenpark, het
“Björnpark Orsa Grönklitt”. In toeristische folders en boeken over Zweden werd
dit aangeprezen als het grootste wildpark van heel Noord-Europa waarin je roofdieren
in hun natuurlijke leefomgeving kunt bekijken. Alsof dat nog niet genoeg was
hadden we van ons reisbureau ook nog kortingbonnen voor dit park meegekregen.
Een bezoek kon dan ook niet uitblijven; gisteren was het zo ver. Hoewel ik nog
steeds niet fit was (ik zat op de grens van een zware verkoudheid of een lichte
griep) ben ik met de anderen meegegaan, want het thema van dit park trok me
wel.
Het berenpark in Grönklitt
De belangrijkste attractie van dit ‘björnpark’ zijn de bruine beren, die in Noord-Zweden, het ‘Norrland’, nog in de vrije natuur voorkomen. Vroeger hadden ze hun leefgebied in heel Europa, maar door de bevolkingsaanwas en de opkomst van de steden zijn ze steeds meer naar de randen en dun bevolkte gebieden van Europa teruggedrongen. Vanaf een loopbrug zagen we vier bruine beren rondscharrelen. Eén ervan vrat van een reusachtige meloen, de andere drie liepen rondjes in hun territorium of zwommen in de vijver.
Iets verderop bevond zich
het territorium van de ijsberen, die – zo werd op educatieve bordjes meegedeeld
– in feite bruine beren waren die zich aan de omstandigheden in het poolgebied
hadden aangepast. In een paviljoen, dat aan het leven op de Noordpool was
gewijd, kregen we een filmpje te zien waarin de grootte van de noordelijke
ijskap in de maand augustus in beeld werd gebracht. De beelden besloegen de
periode van 1997 tot 2010. In één oogopslag werd duidelijk dat de ijskap in
hoog tempo smelt. Daardoor gebeurt het steeds vaker dat ijsberen, op zoek naar
vaste land of ijsschotsen, geen enkel plekje meer kunnen vinden waarop ze
kunnen jagen of rusten, zodat ze op den duur verdrinken in de Noordelijke
IJszee. Gelukkig wordt het dier wel tegen jagers beschermd, maar de
klinaatverandering maakt al genoeg slachtoffers.
In het park waren niet
alleen beren te zien, maar tot mijn verrassing ook tijgers. Op de top van een
heuvel kon je zelfs een aparte expositie over deze beesten bekijken. Een beetje
inconsequent is dat natuurlijk wel, maar ongetwijfeld trekt dit meer
toeschouwers. Erg actief waren deze tijgers trouwens niet, want ze liepen wat
landerig langs de hekken; voor de toeschouwers hadden ze totaal geen oog. Wat
dat betreft lijken ze wel wat op de Zweden, want ook zij zijn over het algemeen
heel erg ingetogen, om niet te zeggen introvert. Als je in een grote Zweedse
stad loopt, loopt er niemand over straat te schreeuwen, zoals in Nederland; ook
zijn de wandelpaden en de trottoirs er perfect schoon, zonder weggegooide
zakken patat of overblijfselen van een bezoek aan de Mc Donalds. In de binnensteden
hoef je er zelfs niet over weggeworpen bierblikjes te struikelen, en op zebra’s
wordt keurig voor voetgangers gestopt. Onvriendelijke Zweden ben ik nog niet
tegengekomen, of het moest al zijn dat er achter ons een verontwaardigd
gemompel opsteeg toen we er pas na drie mislukte pogingen in slaagden om geld
uit de muur te pinnen. Voor de rest heb ik er nog geen wanklanken gehoord.
Bij de uitgang van het
berenpark passeerden we een omheind gebied waarin wolven rondliepen. Dat wil
zeggen: dat wilden de borden ons wijsmaken. Het enige wat we echter van deze
beesten – die hier ook in het wild voorkomen – te zien kregen waren wat
schimmen in de verte, donkere gedaanten op hoge poten die verderop langs het
hekwerk draafden. Een Zweedse mevrouw, die ik in een restaurant in Uppsala
sprak, vertelde me dat wolven wel degelijk gevaarlijk kunnen zijn, ook al wordt
vaak in toeristische folders meegedeeld dat je bij een ontmoeting geen enkel
risico loopt. Een oppasser in een Zweedse dierentuin, iemand die al jaren lang
wolven had verzorgd, was door zo’n beest aangevallen en had daarbij het loodje
gelegd, zo verzekerde ze ons. “They are dangerous, be careful”, bezwoer ze mij.
Maar ik denk dat het in de praktijk wel meevalt. Als zo’n wolf alleen is en je
je gemak houdt (maar ook niet wegloopt, want dat roept juist agressie op
natuurlijk) zal je heus niets overkomen.
Vandaag, 21 juli, hebben
we een klein eilandje midden in het Siljanmeer bij Mora bezocht. Via twee lange
bruggen is dit eilandje Sollerön met het vasteland verbonden. Dat had ook zo
zijn nadelen: aan de westoever van het eilandje is een reusachtige camping
aangelegd, waar Zweden en Duitsers gebroederlijk naast elkaar op
campingstoeltjes zitten uit te staren over het meer en de heuvels aan de
overkant. Een schitterende aanblik biedt deze omgeving trouwens wel. Het meer
is spiegelglad en op de andere oever zijn drie rijen heuvels te zien, waarvan
de contouren steeds vager en blauwer aan de einder verdwijnen.
Het eiland Sollerön
We sloten ons uitstapje van vandaag af met een bezoek aan Mora, dat ook aan het Siljanmeer ligt. We kwamen er pas tegen drieën aan, en dat was voor een bezoek aan het centrum niet gunstig: in Zweden is het de gewoonte dat de winkels er op zaterdagmiddag al om 3 uur, of hooguit om 4 uur, sluiten. We konden daarom bijna nergens meer terecht. Wel hebben we er nog een tijdje op een terras aan het meer gezeten en in het stadje aarbeien en kersen gekocht. Ook particulieren proberen hier vaak aardbeien en kersen aan toeristen te slijten. Mijn Zweedse woordenschat breidt zich trouwens snel uit, want als ik niet zelf achter het stuur zit, probeer ik met mijn woordenboekje zo veel mogelijk opschriften van winkels en verkeersborden te lezen. Zo weet ik nu ook wat ‘tot ziens’ betekent: ‘heejda!’
Heejda till Söndag!