maandag 31 oktober 2011

Beweringen oktober 2011

Geloof is gevoel, ervaring, mystiek. Het dorre verstand kan die drie invalshoeken nooit vervangen, hooguit ondersteunen. Waar de kille ratio het geloof domineert, wordt het al gauw dogmatisch en tiranniek.

De ontdekking dat een neutrino veel sneller kan reizen dan het licht, wat in strijd is met de relativiteitstheorieën van Einstein, toont aan dat onze ideeën van de werkelijkheid vaak denkbeeldig zijn. De mens is een wezen dat steeds een kooi creëert van denkbeeldige grenzen, waar hij zich later met veel pijn en moeite uit moet bevrijden.

Vrijheid van meningsuiting is echt iets anders dan de vrijheid om anderen ongelimiteerd uit te schelden, hun reputatie te beschadigen en hen digitaal te pesten. Veel sites zouden er een stuk toonbaarder uitzien als internetters een minimale vorm van respect voor elkaar zouden opbrengen en ook zouden proberen naar elkaar te luisteren zonder meteen giftig uit te halen.


Er zijn mensen die bij conflicten allerlei vertrouwelijke zaken uit rancune doorkletsen aan anderen. Uiteraard wordt dat met allerlei drogredenen goedgepraat. Wie zó weinig respect aan de dag legt voor de privacy van anderen verdient het niet om ooit nog in vertrouwen te worden genomen.


Zoals sommige mensen 'sproeien' als ze praten, zo bestoken sommige bloggers anderen voortdurend met hun smalende, laatdunkende en besmuikte opmerkingen. Ondanks al deze activiteit naar buiten is hun geschrijf vooral bedoeld om hun innerlijk evenwicht te bewaren. Doen ze dat nl. niet, dan gaan ze mataklap.

De aanslagen van elf september waren verschrikkelijk. Maar daardoor is de wereld niet veranderd. De wereld is veranderd door de onverantwoorde en bloedagressieve manier waarop George W. Bush erop heeft gereageerd met zijn stompzinnige 'War on Terrorism'.

vrijdag 28 oktober 2011

Schepping

 
 
Schepping

“Jij ging op weg als tastend licht
dat over de wateren zwierf:
glanzende kiem, geduldige vonk
waaruit de sterren zijn geboren.

Het melkwegstelsel streek jij aan
tot een flonkerend wiel van licht:
om elke ster, uit gas en stof verdicht,
schiep jij groene werelden
vol hunkerend, denkend leven.”

(Hendrik, 1983)

Traag kolkten donkere massa’s door de ruimte. Als ijle, inktzwarte wolken, lichtjaren diep, wentelden ze door het heelal. Nergens was er een plaatselijke verdichting, nergens flonkerde licht, nergens was er een sprankje leven te bekennen. Miljarden jaren dreven de massa’s zo rond, door geen mensenoog bekeken, door geen hand beroerd – vormloos, stuurloos, onbezield.
Vanuit deze onbezielde leegte, deze ongeordende duisternis, maakte zich een lichtje los – aarzelend nog, tastend, alsof het zocht naar houvast. Allengs werd het sterker, krachtiger, zelfbewuster. Toen het zich sterk genoeg voelde zond het een eerste puls uit die door de verten streek, een zwakke trilling, een vage gloed nog die over de donkere afgronden zweefde. Na deze eerste verkenning trok het zich peinzend in zijn punt van oorsprong terug.
Aeonen verstreken voordat het opnieuw naar buiten trad, krachtiger en zelfbewuster nu dan eerst. Het had de vorm aangenomen van een lans van licht die als een vuurtorenbundel de donkere wolken aftastte, doorboorde, bevoelde met zijn bewustzijn in een steeds versnellende, golvende beweging.  
Als antwoord op het pulserende licht gloeiden de nevels op. Ze klonterden samen, voegden zich aaneen tot steeds grotere massa’s. Behaaglijk koesterden ze zich in het licht vanuit de centrale bron. Tussen hen in ontstonden openingen, miljoenen lichtjaren diep
Traag begonnen de nevels daarop als reusachtige wielen rond te draaien, en in de spaken van die wielen gloeiden de eerste sterren op. Steeds meer sterren werden geboren, rij na rij, golf na golf, totdat er flonkerende netwerken waren ontstaan, lappendekens van lichtpuntjes die traag rondwentelden door de eindeloze wereldruimte. De eerste sterrenstelsels, roterende eilanden van licht, waren geboren. En rond een klein sterretje, geel van kleur, vormde zich een stofring die zich langzaam verdichtte tot een kleine, rotsachtige planeet. De aarde was geboren. 


zondag 23 oktober 2011

De preek van ds. Zeldenrust over de knuffelkat


Gemeente! Op deze zonnige dag in oktober wil ik met u spreken over iets wat tegenwoordig de aandacht van heel veel mensen opslokt: het internet. Hoe velen onder u brengen niet dagelijks uren achter het scherm door, surfend, bloggend, chattend of misschien wel erger? Natuurlijk: het wereldwijde web is een groot goed. Heel veel berichten kunnen er in een ommezien mee worden verstuurd. Er kunnen zelfs levens mee worden gered. Wij danken de hemel dat deze vorm van communicatie er heden ten dage is! Echter, er zijn ook grote gevaren aan dit moderne medium verbonden. Laat ik u een verhaal vertellen om duidelijk te maken wat ik daarmee bedoel. Daarna zult u een geheel andere blik op uw digitale scherm werpen, áls  u al bereid bent er ooit nog acht op te slaan.   


Zo was er eens een knuffelkat. Nee, geen pluche beest van Bart Smit, zo’n bruin, pluizig geval met twee kraaloogjes, nee, een fanatieke blogger met die bijnaam, iemand die zijn leven zittend achter het scherm doorbracht. Nu had deze knuffelkat een voorliefde voor jonge vrouwen. Daarom had hij op een sociaal medium, genaamd het Netwerk, een pagina gebouwd waarop hij reclame voor zichzelf maakte. “Ik ben de grote knuffelkat”, zo stond er met grote letters te lezen, “en ik deel warmte en gezelligheid uit aan een ieder die het maar wil. Heb je behoefte aan liefde, ben je verdrietig, zoek je troost? Wil je dat ik voor je bid? Kom maar, schat, dan krijg je een poot van mij, de grote knuffelkat!”.

Gemeente, weet u wat er gebeurde? Nee? Ik zal het u zeggen: heel veel jonge vrouwen meldden zich bij hem aan. Natuurlijk werden zij verwelkomd door de grote knuffelkat. Maar kregen zij de liefde die hen was beloofd? Op welke wijze werden zij getroost? Sloeg hij een vaderlijke poot om hun lieftallige hals?
Uit de Heidelbergsche Catechismus kennen wij de natuur van de mens: vies, duister en zondig. Zonder de reddende hulp van boven zijn wij gans verloren! En deze mens nu was zondig, hoewel hij in den Heer geloofde. Hij richtte zijn gebeden tot de hemel, maar ontving antwoord uit de hel. Zo luisterde hij eerst naar de klachten en problemen van zijn beschermelingen – ruzies met vriendjes, moeilijkheden met leraren en de menstruatie, u kent dat wel – maar gaandeweg verslapte zijn aandacht. Dan begon hij over hen te fantaseren. En zoals dat gaat met mensen van deze wereld werden zijn fantasieën steeds woester en onstuimiger. O mensheid, hoe ver is het met u gekomen dat tal van mensen, oud en jong, zich aan deze vunzige geneugten overgeven?! Verleidingen zijn er zonder naam en tal, en de mogelijkheden breiden zich nog immer uit!

En zo gleed de aandacht van de grote knuffelkat van zijn hart naar zijn handen om tijdens het mailen te doen wat zijn duistere driften hem ingaven. Hij beging de moeder aller zonden! De knuffelkat schrok en zag in wat hij deed. Hij begreep dat zijn hand hem tot zonde had verleid. Maar deed hij daarop boete? Richtte hij zijn zondige schreden weer naar de Heer? Ging hij op zijn knieën om de zonde van het vlees te belijden?

Gemeente, ik zal u niet langer in spanning laten: nee, deze mens beleed zijn zonden niet! Integendeel: steeds groter werd de schare van de jonge vrouwen die tot zijn kennissenkring behoorden. Hij sloeg foto’s van hen op zijn apparaat op en begon zijn vriendinnetjes te sms-en. Sommigen waren daar niet van gediend, want het waren er wel vijftig op een dag!

Zo kon het gebeuren dat een jonge vrouw, die door zijn digitale boodschappen werd achtervolgd, de autoriteiten benaderde met het verzoek de gangen van de knuffelkat na te gaan. De wetsdienaren trokken daarop zijn gangen na en noteerden alles in hun digitale opschrijfboekjes. Toen de zaak rond was, werd een aanklacht ingediend: de grote knuffelkat was er gloeiend bij! De man moest voorkomen en werd wegens stalken tot vier maanden cel veroordeeld.

In het gevang geschiedde echter een wonder: hij zwoer zijn kwalijke praktijken af. Zo werd het huis van bewaring voor hem een behouden huis. Laten we de Heere danken voor de ommekeer in zijn levenswandel. En, beste gemeenteleden, kijkt: daar op de eerste rij zit de knuffelkat. Hij is een waarachtig mens geworden en dient nu van ganser harte God!

Laten we tot slot van deze overdenking zingen uit de bundel van Johannes de Heer lied 345, de verzen 3, 4 en 5. Daarna is er een collecte voor de reparatie van het dak van dit godshuis. Wees bij het verlaten van de kerk dit getuigenis indachtig. En eh… niet te veel internetten, want dan verleidt uw oog uw hand tot zonde. Ik hoop dat u de boodschap hebt begrepen, wel voor de drommel! 

Citaat van de maand


"Omdat gevoelens zo’n grote rol spelen en als sacrale, ‘heilige’ fenomenen worden beleefd, is emotionele gekwetstheid een fors probleem. Wie in zijn heilige ego geraakt wordt, voelt zich vrij om ruim baan te geven aan agressie en wreedheid."
 
 
- Theodore Dalrymple, “Door en door verwend? Kritiek op de sentimentele samenleving”. Nieuw Amsterdam, 19,95 euro.

zaterdag 8 oktober 2011

Het Judasevangelie

Veel mensen kennen Judas als de discipel die zijn meester heeft verraden aan de Romeinen. Dat vormt het begin van het lijdensverhaal dat met de gruwelijke dood van Jezus aan het kruis eindigt. Om die reden heeft Judas een bijzonder slechte reputatie gekregen. Erger kan bijna niet, want iemand die zijn leermeester uitlevert aan folteraars en beulen is een soort hellehond, een pervers mens die een zakje zilverlingen belangrijker vindt dan het leven van zijn meester. Geen wonder dat Judas het prototype is geworden van de mens die over lijken gaat om zijn doelen te bereiken. Maar is dat beeld terecht? Wat waren Judas’ motieven? Hoe kwam hij tot zijn daad?
 
 
Toen een Engelse vertaling van het Judasevangelie in 2006 werd gepubliceerd waren de verwachtingen dan ook hoog gespannen. Dit evangelie zou een nieuw en verrassend licht werpen op de persoon van Judas en het lijdensverhaal van Jezus, zo werd gesuggereerd. Miljoenen mensen zaten dan ook aan de buis gekluisterd toen National Geographic in april 2006 uitpakte met een met veel bombarie aangekondigde uitzending over deze Koptische tekst uit de vierde eeuw na Christus.

De late datering van die tekst had het publiek echter voorzichtig moeten maken. Hoe kan immers een tekst uit de vierde eeuw nog een betrouwbaar ooggetuigenverslag vormen van het leven van Jezus? Weliswaar is de tekst een vertaling in het Koptisch van een Grieks origineel uit 120 na Chr. dat zelf nooit teruggevonden is, maar ook als we daar rekening mee houden is het op zijn minst twijfelachtig dat er toen nog nieuw, authentiek materiaal werd opgeschreven dat iets aan onze kennis over Jezus en zijn volgelingen kan toevoegen.
Met dat gegeven in mijn achterhoofd heb ik de uitzending van National Geographic bekeken en de tekst van dit evangelie gelezen. Daarbij viel ik van de ene verbazing in de andere. Deze tekst schetst nl. een heel ander beeld van Judas dan de vier evangeliën van het Nieuwe Testament. In het naar hem genoemde evangelie komt de schlemiel uit het N.T. naar voren als de leerling die Jezus het beste van allemaal begreep. Volgens het Judasevangelie wijdde Jezus hem in de week vòòr Pasen in allerlei spirituele geheimen in omdat hij meer dan alle andere leerlingen in staat was om de betekenis van Jezus’ komst naar de aarde te begrijpen. Sterker nog: Judas was volgens dit geschrift de enige die voldoende niveau had om de ware goddelijke aard van Jezus vrij te maken. Hij kon dat alleen maar doen door Jezus uit te leveren aan de Romeinen, zodat hij zou worden geëxecuteerd. In de terminologie van het Judasevangelie staat het er veel eufemistischer: Jezus zou ‘van zijn menselijke gedaante worden ontdaan’.  Op Judas rustte nu de taak om dit ‘mysterie’ te voltrekken. In dit evangelie wordt hij dus voorgesteld als Jezus’ assistent die op het beslissende moment de handle overhaalde zodat de mensheid uit de greep van het kwaad kon worden bevrijd.  
Ook in een ander opzicht is het Judasevangelie nogal vreemd. Zo wordt in deze tekst een Jezus opgevoerd die heel vaak lacht als anderen hem verkeerd begrijpen. Hij zou zijn discipelen zelfs hebben uitgelachen tijdens het Laatste Avondmaal, omdat zij dit zouden hebben opgedragen aan een valse Schepper-God.  Hun vroomheid, die voortkwam uit een radicaal verkeerd Godsbeeld, vond hij dus belachelijk. Als ik zoiets lees, zie ik een soort Baghwan voor me wiens homerisch gelach over de ashram schalt als een leerling hem een domme vraag heeft gesteld. Bij een zoon van God, die het bloedig ernst was met zijn opdracht om de mensheid te redden, stel ik me toch heel iets anders voor.
Dat Jezus er in deze tekst heel anders uitziet dan we gewend zijn komt vooral door de gnostische achtergrond ervan. De gnostiek is een stroming binnen het eerste christendom waarin niet de liefde en de navolging van Christus centraal staan, maar de kennis van de geestelijke geheimen. Het is de ‘gnosis’ (kennis) die de mens uit de greep van de materiële wereld kan bevrijden. Maar niet iedereen is geschikt om die kennis te ontvangen. Vandaar dat je binnen gnostische stromingen zowel leken had als ingewijden.

Judas is in die optiek de hoogste ingewijde, de man die op het beslissende moment de verlossing van de mensheid in gang zet. Maar zijn methoden komen me nogal twijfelachtig voor. Geen wonder als je bedenkt dat deze tekst afkomstig is van de gnostische stroming van de Kaïnieten. Deze gnostici vereerden de slang uit het paradijsverhaal (een symbool van het kwaad) en verder illustere figuren als Kaïn en Ezau – twee mensen die bekend staan als ongelovige driftkoppen, een soort Tokkies uit antieke tijden. 

Waar het geloof is afgezakt tot een methode om via kennis tot de goddelijke wereld door te dringen verdwijnt de ethiek op den duur uit beeld. Iets soortgelijks gebeurde in de laatste bloeiperiode van het Oude Egypte. De nadruk op ethiek uit vroegere tijden was toen verworden tot een spoedcursus om de namen van de verschillende goden en demonen, die men in het hiernamaals zou tegenkomen, correct uit te kunnen spreken, zodat je later goed terecht kwam. Kennis was de sleutel geworden, de ethiek deed er niet meer toe. Dat het Oude Egypte toen steeds meer in verval raakte, hoeft niemand te verbazen. Dat onze samenleving, waarin kennis steeds meer wordt verabsoluteerd ten koste van de ethiek, op zo’n rijk in verval begint te lijken, hoeft dan ook niemand meer te verwonderen.