vrijdag 12 oktober 2012

Vision - Film over het leven van Hildegard von Bingen


Beeld uit "Vision": Barbara Sukowa in haar rol als Hildegard von Bingen
 

In 1975 maakte Margarethe von Trotta als regisseur een daverend debuut met de film “Die verlorene Ehre der Katharina Blum” – een felle aanklacht tegen de Duitse schandaalpers - en in 1981 won ze met het psychologische drama “Die bleierne Zeit” de Gouden Leeuw op het Venetiaanse filmfestival. Ik was dan ook zeer benieuwd naar “Vision”, de door haar geregisseerde biografie over de twaalfde eeuwse mystica Hildegard von Bingen. Na het zien van deze film moet ik zeggen dat het resultaat mij niet tegenviel. “Vision”, uitgebracht in 2009, is niet geschikt voor liefhebbers van actiefilms, want die zullen vast gillend de zaal uitlopen. Voor mensen die houden van psychologische drama’s is hij echter zeer de moeite waard. Trotta is erin geslaagd om een goed beeld te geven van de sfeer van de vroege Middeleeuwen. Ook de karaktertekening van Hildegard en haar tijdgenoten komt vrij goed overeen met wat er in literaire bronnen over haar bekend is.

De titel van deze rolprent geeft aan wat de drijvende kracht was in Hildegards leven: de visioenen die zij al vanaf haar derde jaar zag. Daarbij verscheen haar een reusachtige zonneschijf waarop beelden werden geprojecteerd. Aan het eind van haar leven beschreef zij deze beelden a.v.: “Het licht dat ik aanschouw is niet aan de ruimte gebonden. Het is veel lichter dan een wolk, die de zon in zich draagt. Het wordt mij als ‘de afschaduwing van het levende licht’ aangeduid. En zoals de zon, de maan en de sterren zich in het water spiegelen, zo lichten daarin geschriften, woorden, krachten en bepaalde werken van de mensen voor mij op.”
Nu was het voor een monnik in de Middeleeuwen al heel moeilijk om van de kerkelijke autoriteiten erkenning te krijgen voor goddelijke openbaringen; voor een non was dat al helemaal een heidens karwei. Wie daarop aanspraak maakte, maar de clerus niet meekreeg, liep het risico om in het vervolg als ketter door het leven te gaan. Hildegard liet zich echter niet uit het veld slaan. Haar innerlijke drang om ermee naar buiten te komen was zó groot, dat ze haar geestelijke leidsman Volmar in vertrouwen nam en hem vertelde over haar openbaringen en visioenen. Deze tekende haar visioenen op en bracht op zijn beurt de abt van het benedictijner klooster op de hoogte, “dat we een non in ons midden hebben die boodschappen van God ontvangt”.

Trotta brengt die scène prachtig in beeld. Je ziet een abt, die zich van zijn waardigheid bewust is en de monnik Volmar op strenge toon ondervraagt: “Ben je er zeker van dat het geen boodschappen van de duivel zijn? En waarom heb je haar boodschappen zonder mijn toestemming opgeschreven? Daar heb je straf voor verdiend!”
Nederig buigt de monnik daarop voor zijn meerdere, maar hij verzekert hem dat hij ervan overtuigd is dat deze boodschappen zuiver zijn. De abt krabt zich dan peinzend over zijn kin totdat zijn ogen langzaam oplichten en er dollartekens in verschijnen: “Als men te weten komt dat we een non in ons klooster hebben die visioenen van God ontvangt, zullen we daar veel eer mee inleggen. De rijken zullen dit horen en ons veel geld en landerijen schenken!”

Hij geeft zich dus gewonnen. Daarmee zijn de problemen nog lang niet over, want een bisschoppelijk college, dat haar opdraagt om tekst en uitleg te geven over haar visioenen, trekt haar openbaringen later in twijfel: de paus zal over haar openbaringen moeten oordelen! Trotta portretteert deze mannen als Farizeeërs, die in lange, met edelstenen belegde jurken rondlopen en om zich heen kijken alsof niet God, maar zij zelf heer en meester zijn over deze wereld. Wanhopig richt Hildegard zich dan in een brief tot Bernardus van Clairveaux, een Franse cisterciënzer abt die in die tijd heel veel invloed had. Deze geeft zich al snel gewonnen en doet een goed woordje voor haar bij de paus. Daarmee is het pleit beslecht: Hildegards visioenen mogen met toestemming van de kerk worden opgetekend en verspreid.
Niet veel later – zo rond het midden van de twaalfde eeuw – verschijnt haar eerste boek “Scivias” – “Ken de wegen van de Heer”.  In diezelfde periode krijgt ze het gedaan dat ze een eigen vrouwenklooster mag stichten op de Rupertsberg bij Bingen, waarbij ze door de leiding van haar vroegere klooster behoorlijk wordt tegengewerkt. Dit klooster wordt een groot succes. Daarom wordt in 1165 onder haar leiding een tweede klooster gesticht, ditmaal in Eibingen.

Het is onmogelijk om het leven van zo’n belangrijke mystica in een film samen te vatten. Trotta beperkt zich daarom tot de essentie. Ze laat een uiterst gedreven en wilskrachtige non zien, die een taaie strijd moet voeren tegen de weerbarstige, uit mannen bestaande kerkelijke hiërarchie, die vooral uit was op bestendiging van de eigen machtspositie. En passant brengt ze daarbij ook in beeld waarin Hildegard uitblonk. Zo was zij was een van de grondleggers van de moderne geneeskunde en de eerste componiste die we met naam en toenaam kennen. Er bestaat tot op de dag van vandaag zelfs nog een tak van de alternatieve geneeskunde die op haar kennis van geneeskrachtige kruiden is gebaseerd.
Voor mijn gevoel staat Hildegard op dezelfde hoogte als Akiane Kramarik en Jeanne d’Arc. Het zijn alle drie vrouwen die leven vanuit de kracht van hun religieuze idealen: bezield, standvastig en onvermoeibaar. Toch hebben ook zij heel menselijke kanten. Trotta heeft dat laatste mooi in beeld gebracht. Dat maakt Hildegard alleen maar herkenbaarder en aantrekkelijker. Ondanks al haar religieuze ijver was en bleef zij een mens van vlees en bloed. Naar mijn smaak is dat Trotta’s grootste verdienste met “Vision”.    

Geen opmerkingen:

Een reactie posten