woensdag 17 oktober 2012

Het land van de vergeten zielen

 

Het moet een uur of drie zijn geweest toen ik wakker werd van een gerucht vlak naast mijn bed. Het klonk alsof iemand zijn keel schraapte. Slaapdronken sloeg ik de ogen op, maar in het halfduister van de slaapkamer kon ik niets bijzonders ontdekken. Gerustgesteld draaide ik mij om in een poging weer de slaap te vatten. Ik was al bijna weer ingedommeld toen het geluid opnieuw klonk, iets harder nu dan eerst. Geschrokken richtte ik mij op en staarde vol ontzetting naar de gestalte die aan het voeteneind van mijn bed stond. Daar stond een man in blinkend witte kleren. Er straalde zo’n gloed van hem af dat de hele kamer erdoor werd verlicht. “Ik wil je iets laten zien, een gebied waar je nooit eerder bent geweest”, zei hij kalm. “Wees niet bang, want ik zal jou de ogen openen voor dingen waar je nooit eerder bij stil hebt gestaan.”
Er was iets in die man – een engel, zo besefte ik nu – wat me vertrouwen inboezemde. Hij straalde enorm veel kracht uit, maar ook wijsheid. Zijn houding was vaderlijk en  tactvol. Daarom sloot ik mijn ogen, benieuwd naar wat me te wachten stond.
Hij legde zijn linkerhand op mijn hart. Met de vingertoppen van zijn rechterhand beroerde hij vluchtig mijn voorhoofd. Daarop zonk ik weg. Het was alsof ik me pijlsnel door een tunnel bewoog. Steeds sneller ging het; met een duizelingwekkende vaart trokken allerlei beelden aan me voorbij. Ook was er een geluid als van duizend stemmen, dat aanzwol totdat ik dacht het bewustzijn te zullen verliezen.
Opeens hield dit alles op en ik sloeg mijn ogen open. Ik bevond me in een glooiend weidelandschap, omzoomd door bossen. Er was geen zon te zien, maar toch was het midden overdag; het licht leek overal vandaan te komen. De engel stond vlak naast me. Hij wees naar iemand die over de heuvels naderde. “Dit is een vriend van je die jaren geleden is overleden. Hij wil jou graag iets zeggen.”
Hij zag er nog precies zo uit als vijftien jaar geleden, toen ik hem voor het laatst in levende lijve zag: Werner, de Duitser. Door het werk in een drukkerij had hij loodvergiftiging opgelopen. In de V.S. was hij daarvoor behandeld, maar uiteindelijk was hij eraan bezweken. Op een avond, toen hij net als anders alleen thuis was, was hij gestorven. De t.v. stond nog aan toen ze hem vonden, de omroepgids lag opengeslagen naast hem op een bijzettafeltje.
Met uitgestoken hand kwam hij op mij af. “Ik ben blij je weer te zien”, sprak hij. “We hebben samen vaak gesproken over de dood. Jij zei dat je zeker wist dat er een hiernamaals was. Ik was daar niet zeker van. Nu wel.” Hij keek me guitig aan. “Het is hier mooier dan op aarde. Ik ben niet meer ziek. Kijk maar: mijn handen zijn nu gaaf, mijn gezicht ook.“ 
Hij pauzeerde even, zocht naar woorden. “Maar ik heb je de laatste jaren van mijn leven wel gemist. Waar was je al die tijd? Ik werd zieker en zieker, durfde je niet te bellen omdat je een druk gezin had. Was je me vergeten?”
Ik stamelde wat, probeerde me te verontschuldigen, maar het was al niet meer nodig. Hij las mijn gedachten. “Je wilde misschien wel, maar kwam er door al jouw besognes gewoon niet aan toe. Jammer.” Zijn gezicht lichtte op: “Ik ga nu verder, want ik ben bezig deze wonderlijke wereld te ontdekken. Later zullen we elkaar opnieuw tegenkomen.” Hij groette me hartelijk. Al snel verdween hij uit het zicht.
Een andere gestalte kwam nu naar me toe. Ik herkende hem: het was Gerben. Met een stralend gezicht kwam hij op me af. “Ik ben nu gelukkig, want wat had ik het zwaar in mijn laatste maanden. Mijn hele buik zat vol kanker.” Opeens viel er een schaduw over zijn gezicht. “Waarom heb je me niet opgezocht toen ik zo ziek was? We zouden toch samen gaan sterren kijken?”
Ik voelde een brok in mijn keel, wist niet waar ik kijken moest. Gelukkig vatte hij het niet zwaar op. “Het drong niet echt tot je door hoe ziek ik was en ik durfde het tegenover anderen ook niet toe te geven. Maar ik had je nog graag even gezien de laatste maanden.” Hij verdween weer. Maar ik zag in de verte méér mensen aan komen lopen, het was een hele rij.
Beschaamd keek ik op naar de engel. Kalm, zonder oordeel, keek hij me aan. “Dat is wat ik je wilde laten zien. Maar je bent niet de enige. Heel veel mensen kwijnen weg in eenzaamheid. Ze zouden zich al een stuk beter voelen als anderen wat meer naar hen omkeken. Dat klinkt heel simpel. Toch is het in de praktijk vaak ontzettend moeilijk. Vroeg of laat wordt iedereen met de gevolgen van zijn eigen daden geconfronteerd. Dat geldt ook voor het ontlopen van mensen die ernstig ziek zijn.”
Opnieuw legde de engel mij de handen op. Daarop zonk ik weg; het landschap om mij heen vervaagde. Even later werd ik badend in het zweet wakker en keerden de contouren van mijn slaapkamer weer. Ik keek op de wekker: het was vijf voor half vier. Die nacht sliep ik niet meer.

Bij het overlijden van Hendrik Kremer.
Opgedragen aan al mijn vergeten zielen, die toch niet vergeten zijn.
Bijpassende song: Memories - Within Temptation. 

 
 

3 opmerkingen:

  1. Bedankt voor dit verhaal, Hendrik. Alsof je het ingegeven hebt gekregen dit verhaal 'nu' te plaatsen.

    Ik sta op het punt weer in het circuit van werkloos zijn te keren. (Na vrijdag a.s.) In mij zit een 'gevoelig drang' serieuzer bezit te gaan met het delen van mijn gedachten, studies en verwonderingen betreft Yeshua. Zeg maar zoiets als toen ik mijn website in een eigen domein wilde plaatsen, omdat ik dan zelf kon bepalen of er reclames op kwamen of niet.
    Er zijn allerlei 'gedachten' omtrent het uitdragen van eerder genoemde, om zo mensen warm te maken voor Hij die Is - de Weg, de Waarheid en het Leven. Ik geloof echter ook in: "Geef aan de keizer wat van de keizer is" en dus wil ik ook mijn bijdrage leveren aan de society.

    Waarom ik dit link aan je verhaal? Welnu; ik heb in mijn verleden tot aan (zeer) recentelijk nogal eens momenten gehad dat ik weg liep, omdat het mij 'te heet onder de voeten', werd. Er werd mij het één en ander aan de schenen gelegd, en dat trok ik mij persoonlijk, tot zeer persoonlijk aan. En om weer rust en vrede in mij te vinden, bleef ik weg. Steeds vaker heb ik die 'innerlijke drang' dat mij maant dit niet meer te doen. "Je kunt niet blijven weglopen voor mensen die ziek zijn en je hulp uit Mijn Naam hard nodig hebben!"

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Wat een mooi verhaal !

    Ik wou bijna dat ik het zelf had meegemaakt. Soms, meer dan soms, is het verlangen naar daar heel groot. Wat doet die wereld aan gene zijde me verlangen. (Alsof) ik weet dat het daar goed toeven is.

    Ik ontdek net deze weblog. Dik in orde hoor... ik heb me zelfs lid gemaakt van je blog. Moest je zin hebben om ook mijn blog even te bezoeken: www.spiriactua.be

    Beste groeten,
    SpiriActua

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Beste SpiriActua, dank je voor je spontane reactie. Ja, de wereld waar we na de dood in terecht komen, is oneindig veel groter en veelzijdiger dan de wereld in dit 'ondermaanse'. Het is me een paar keren overkomen dat mensen, die ik goed kende, me kort na hun dood opzochten en ik in de geest met hen kon praten. Die ontmoetingen waren heel intensief, maar ik denk er met warmte aan terug.

    Jammer genoeg heb ik ook sommige contacten laten verslonzen, zodat die mensen al overleden waren nog voordat ik hen - soms na lange tijd - had opgezocht. Dat blijft me dan bij als een pijnlijke herinnering.

    Ik heb mezelf als lid van jouw blog aangemeld. In eerste instantie kon ik jouw site niet vinden. Wel vond ik een site 'spiriactua' op het adres http://www.spiriactua.blogspot.nl/. Later kwam de site op het door jou opgegeven adres wel in beeld. Bedankt voor jouw reactie!

    Alle goeds,
    Hendrik.

    BeantwoordenVerwijderen