dinsdag 30 oktober 2012

Halloween: waan of werkelijkheid?



Op 31 oktober wordt vooral in Angelsaksische landen Halloween gevierd. De oorsprong ervan is Keltisch. Voor de Kelten begon het nieuwe jaar op 1 november. De laatste dag van oktober was voor hen dus de laatste dag van het oude jaar. Niemand hoefde dan te werken. Wel moest je oppassen dat je niet door een geest werd aangevallen. De Kelten geloofde namelijk dat op die dag de geesten van de overledenen hun graf verlieten en teruggingen naar de plaatsen waar ze vroeger hadden gewoond. Daar zouden ze zich meester proberen te maken van het lichaam van een levende. Om dat te voorkomen was het handig om een masker te dragen, of zelfs een mal pakje, want men dacht dat dat geesten afschrikte. Ook de pompoenen, die men tegenwoordig uitholt en met een kaarsje verlicht, zijn bedoeld om boze geesten te verjagen.
De oorsprong van Halloween is dus bekend, maar wat is er nu in geestelijke zin ‘waar’ van die tradities? Kunnen de geesten van overledenen werkelijk terugkeren naar de aarde? Zo ja, zijn daar bewijzen voor te vinden en hoe kunnen we dat verschijnsel verklaren? 
Een echte expert op dit gebied was de in 2010 overleden David Fontana. Tijdens zijn leven was hij hoogleraar psychologie aan de universiteit van Cardiff. Ook leidde hij enkele jaren de beroemde Britse ‘Society for Psychical Research’, een instituut dat wetenschappelijk onderzoek verricht naar paranormale verschijnselen. In verschillende publicaties ging hij in op de vragen naar het hiernamaals. Een voortreffelijk boek hierover is “Na de dood – wat kunnen we verwachten?” Een heel sterk punt van dat werk vind ik, dat Fontana de uitkomsten van parapsychologisch onderzoek voortdurend vergelijkt met de ervaringen van BDE’ers en met de uitspraken van de wereldreligies over het leven na de dood. Daardoor krijg je een systematisch overzicht van wat er over het hiernamaals bekend is. Een belangrijk element daarvan is de kennis over geesten, die op de één of andere manier nog aan de aarde gebonden zijn en zich af en toe manifesteren. Dat zijn dus de entiteiten waar het bij Halloween om draait.
Globaal onderscheidt Fontana vier soort aardgebonden geesten. Ze hebben met elkaar gemeen dat ze zich er meestal niet van bewust zijn dat ze zijn gestorven. Ze denken dat ze nog op aarde leven en hechten daarom sterk aan het materiële bestaan. Toch zijn er tussen die vier groepen belangrijke verschillen. Zo zijn er geesten die plotseling zijn overleden, bijvoorbeeld bij een ramp of een verkeersongeluk. Meestal zijn ze verward en gedesoriënteerd. Daardoor klampen ze zich vast aan bekende plaatsen en personen. Ze hebben nog geen tijd gehad om zich aan de nieuwe situatie aan te passen en denken dat ze nog leven.  

Een heel andere categorie wordt gevormd door geesten, die nog steeds gebonden zijn aan het materiële leven doordat hun nabestaanden of vrienden maar geen afscheid van hen kunnen nemen. De sterke emotionele binding, die de achterblijvers met de overledenen hebben – bijvoorbeeld door intense rouw - verhinderen dat zij zich in de geestelijke wereld verder kunnen ontwikkelen en houden hen in zekere zin binnen de aardse sfeer gevangen.

Een derde groep bestaat uit overledenen die op aarde zijn blijven ronddwalen doordat er onafgemaakte zaken zijn waar ze maar geen afscheid van kunnen nemen. Ze koesteren bijv. wrok tegen iemand of zijn ontevreden over de manier waarop er met hun nalatenschap wordt omgegaan. Deze geesten hebben met elkaar gemeen dat er iets is dat hen kwelt; dat moeten ze nog recht zetten voordat ze de aardse sfeer kunnen verlaten. Dat kan zich uiten in verschijningen en poltergeist-toestanden. Het zal duidelijk zijn dat vooral entiteiten uit deze categorie nog wel ‘es willen spoken. Sommige geesten zijn zelfs uitgesproken kwaadaardig.

Tenslotte is er nog een groep die gekenmerkt wordt doordat ze tijdens hun leven nooit in een hiernamaals hebben geloofd. Zij kunnen zich niet voorstellen dat hun bewustzijn na de dood blijft bestaan. Daarom klampen ze zich aan het aardse leven vast. Ook kunnen ze agressief worden door wat er na de dood met hun dierbaren of bezittingen gebeurt, want ze willen de gang van zaken op aarde nog steeds naar hun hand zetten, ook al zijn ze overleden.

Om verschillende redenen kunnen mensen na hun dood dus nog gehecht zijn aan het leven, dat ze hier hebben geleid, waardoor ze zich niet verder kunnen ontwikkelen. In geestelijke zin werken ze daardoor nog op aardse gebeurtenissen in. Ik denk dat Halloween ons herinnert aan de kennis, die er in oude culturen over deze geestenwereld bestond. Maar hoe past dit binnen het totale plaatje van het leven na de dood, zoals dat uit de parapsychologie, het BDE-onderzoek en de grote wereldreligies bekend is? Wat zijn de grote lijnen die bij een vergelijkend onderzoek hiernaar zichtbaar worden? Graag ga ik daar in een volgend artikel op in.       

maandag 22 oktober 2012

Recensie van "Maanlicht" van Hella Haasse


Het overkomt elke schrijver wel eens: je hebt een verhaal of artikel geschreven waar je redelijk tevreden over bent, maar toch is het voor je gevoel niet helemaal af. Eigenlijk zou je het nog wat moeten bijschaven. Om de een of andere reden kom je daar gewoon niet toe. Je legt het weg in een la, tussen een stapel oude boeken of in een groezelig mapje. Maanden later schiet je opeens te binnen dat je het geschreven had. Met het zweet onder de oksels haal je al je boeken uit de kast. Je doorzoekt de laden van je bureau en zet je hele kamer op de kop  - maar het is verdorie weg. Verdwenen. Opgelost in het niets. Maanden later herhaal je die hele operatie, maar opnieuw zonder resultaat. Een gevoel van doffe berusting maakt zich op den duur van je meester, een subtiel rouwproces, af en toe nog vermengd met een sprankje hoop.  
 
Zo ongeveer moet het Hella Haasse zijn vergaan toen ze zocht naar een witte map met verhalen die ze ooit nog wilde uitgeven. Enkele jaren voor haar dood begon ze er over, maar nooit slaagde ze erin die teksten te vinden. Pas na haar dood kwamen enkele verhalen te voorschijn. Niet in een witte map, maar in allerlei laden en kasten. Sommige van die teksten bevatten doorhalingen en correcties. Twee ervan waren al eerder gepubliceerd, maar ze heeft ze later aangepast. Gelukkig heeft men besloten er een bundel van samen te stellen, want ze zijn beslist de moeite waard.
Wat mij in deze bundel vooral aantrok was de wervende tekst in de advertenties: het zou gaan om ‘duistere, geheimzinnige gebeurtenissen en onverklaarbare verschijningen’.  Nieuwsgierig begon ik er daarom in te lezen. Ik moet bekennen dat de inhoud mij niet tegenviel. Deze verhalen, geschreven tussen (waarschijnlijk) 1938 en 1950, hebben allemaal als rode draad dat er een verbinding is tussen de materiële wereld en een ander bestaansniveau, dat zich ófwel in een andere tijd, ófwel buiten alle tijd en ruimte lijkt te bevinden.
In het eerste verhaal verliest een vrijgezelle man, die bij een bank werkt en een eentonig leven leidt, alle houvast als hij ’s avonds laat de stad in gaat en allerlei kroegen bezoekt. In een uitgestorven steeg kijkt hij om zich heen. Opeens krijgt hij daarbij het gevoel dat de wereld, die hij ziet, beangstigend en onwerkelijk is. Daarop wordt hij aangesproken door een vreemdeling die hem desondanks bekend voorkomt; het lijkt wel een dubbelganger van hemzelf. Deze neemt hem mee naar een danszaal, waar de werkelijkheid steeds groteskere vormen begint aan te nemen. Op den duur wordt hij door de man meegenomen naar een grot, waar de dansmuziek vandaan komt. De musici blijken duivelse monsters te zijn;  de wereld als geheel ervaart hij als ‘een demonisch dansfeest’. ’s Anderendaags  vlucht hij daarom naar een verlaten eiland, waar hij zijn verhaal vertelt aan iemand die het eiland op doorreis aandoet.
Het verhaal ‘Maanlicht’ is beslist het beste van deze bundel. De hoofdpersoon hierin verblijft een paar dagen in een royaal Amsterdams grachtenpand. Dit zestiende-eeuwse optrekje doet in het begin heel aangenaam en verstild aan. Die stilte wordt op den duur beklemmend als er boven in het huis het gehuil weerklinkt van een grote hond, die ook op een muur is afgebeeld. Plotseling verandert het perspectief en beleeft de hoofdpersoon gebeurtenissen uit de zestiende eeuw, waarbij een agressieve hond door zijn baas wordt doodgeschoten.
Hetzelfde motief – een afbeelding die als een soort toegangspoort naar een andere werkelijkheid fungeert – kom je tegen in het derde verhaal ‘Landschap in olieverf’. Een vrouw, die samen met haar man bij haar schoonmoeder is ingetrokken, raakt gefascineerd door een schilderij en stapt op den duur door het doek het schilderij binnen. Vaag is ze zich dan nog van de gewone wereld bewust.
Het laatste verhaal “Caulder Hall” vond ik minder geslaagd omdat het wel heel onwaarschijnlijk is. Een eenzame Nederlandse dame logeert een paar dagen in een afgelegen landhuis in Schotland waar excentrieke, mismaakte mensen wonen.’s Avonds hoort ze uit de kamer naast haar de vertrouwde geluiden van een moederlijk type dat zich gereed maakt voor de nacht en dan het licht uitdoet. Ze denkt dat daar de eigenaresse slaapt die zich overdag heel ongastvrij tegenover haar gedraagt. Dat klopt niet, want het spookt daar. Die kamer is namelijk helemaal leeg.
“Maanlicht” vond ik een bundel met fascinerende verhalen. Een echte aanrader voor liefhebbers van vertellingen waarin de alledaagse werkelijkheid in verbinding staat met een diepere, occulte wereld, die als een soort onderstroom vol duister, instinctief leven wordt beschouwd. Misschien is het daarom wel niet helemaal toevallig dat juist deze occulte verhalen pas na haar dood zijn verschenen.

woensdag 17 oktober 2012

Het land van de vergeten zielen

 

Het moet een uur of drie zijn geweest toen ik wakker werd van een gerucht vlak naast mijn bed. Het klonk alsof iemand zijn keel schraapte. Slaapdronken sloeg ik de ogen op, maar in het halfduister van de slaapkamer kon ik niets bijzonders ontdekken. Gerustgesteld draaide ik mij om in een poging weer de slaap te vatten. Ik was al bijna weer ingedommeld toen het geluid opnieuw klonk, iets harder nu dan eerst. Geschrokken richtte ik mij op en staarde vol ontzetting naar de gestalte die aan het voeteneind van mijn bed stond. Daar stond een man in blinkend witte kleren. Er straalde zo’n gloed van hem af dat de hele kamer erdoor werd verlicht. “Ik wil je iets laten zien, een gebied waar je nooit eerder bent geweest”, zei hij kalm. “Wees niet bang, want ik zal jou de ogen openen voor dingen waar je nooit eerder bij stil hebt gestaan.”
Er was iets in die man – een engel, zo besefte ik nu – wat me vertrouwen inboezemde. Hij straalde enorm veel kracht uit, maar ook wijsheid. Zijn houding was vaderlijk en  tactvol. Daarom sloot ik mijn ogen, benieuwd naar wat me te wachten stond.
Hij legde zijn linkerhand op mijn hart. Met de vingertoppen van zijn rechterhand beroerde hij vluchtig mijn voorhoofd. Daarop zonk ik weg. Het was alsof ik me pijlsnel door een tunnel bewoog. Steeds sneller ging het; met een duizelingwekkende vaart trokken allerlei beelden aan me voorbij. Ook was er een geluid als van duizend stemmen, dat aanzwol totdat ik dacht het bewustzijn te zullen verliezen.
Opeens hield dit alles op en ik sloeg mijn ogen open. Ik bevond me in een glooiend weidelandschap, omzoomd door bossen. Er was geen zon te zien, maar toch was het midden overdag; het licht leek overal vandaan te komen. De engel stond vlak naast me. Hij wees naar iemand die over de heuvels naderde. “Dit is een vriend van je die jaren geleden is overleden. Hij wil jou graag iets zeggen.”
Hij zag er nog precies zo uit als vijftien jaar geleden, toen ik hem voor het laatst in levende lijve zag: Werner, de Duitser. Door het werk in een drukkerij had hij loodvergiftiging opgelopen. In de V.S. was hij daarvoor behandeld, maar uiteindelijk was hij eraan bezweken. Op een avond, toen hij net als anders alleen thuis was, was hij gestorven. De t.v. stond nog aan toen ze hem vonden, de omroepgids lag opengeslagen naast hem op een bijzettafeltje.
Met uitgestoken hand kwam hij op mij af. “Ik ben blij je weer te zien”, sprak hij. “We hebben samen vaak gesproken over de dood. Jij zei dat je zeker wist dat er een hiernamaals was. Ik was daar niet zeker van. Nu wel.” Hij keek me guitig aan. “Het is hier mooier dan op aarde. Ik ben niet meer ziek. Kijk maar: mijn handen zijn nu gaaf, mijn gezicht ook.“ 
Hij pauzeerde even, zocht naar woorden. “Maar ik heb je de laatste jaren van mijn leven wel gemist. Waar was je al die tijd? Ik werd zieker en zieker, durfde je niet te bellen omdat je een druk gezin had. Was je me vergeten?”
Ik stamelde wat, probeerde me te verontschuldigen, maar het was al niet meer nodig. Hij las mijn gedachten. “Je wilde misschien wel, maar kwam er door al jouw besognes gewoon niet aan toe. Jammer.” Zijn gezicht lichtte op: “Ik ga nu verder, want ik ben bezig deze wonderlijke wereld te ontdekken. Later zullen we elkaar opnieuw tegenkomen.” Hij groette me hartelijk. Al snel verdween hij uit het zicht.
Een andere gestalte kwam nu naar me toe. Ik herkende hem: het was Gerben. Met een stralend gezicht kwam hij op me af. “Ik ben nu gelukkig, want wat had ik het zwaar in mijn laatste maanden. Mijn hele buik zat vol kanker.” Opeens viel er een schaduw over zijn gezicht. “Waarom heb je me niet opgezocht toen ik zo ziek was? We zouden toch samen gaan sterren kijken?”
Ik voelde een brok in mijn keel, wist niet waar ik kijken moest. Gelukkig vatte hij het niet zwaar op. “Het drong niet echt tot je door hoe ziek ik was en ik durfde het tegenover anderen ook niet toe te geven. Maar ik had je nog graag even gezien de laatste maanden.” Hij verdween weer. Maar ik zag in de verte méér mensen aan komen lopen, het was een hele rij.
Beschaamd keek ik op naar de engel. Kalm, zonder oordeel, keek hij me aan. “Dat is wat ik je wilde laten zien. Maar je bent niet de enige. Heel veel mensen kwijnen weg in eenzaamheid. Ze zouden zich al een stuk beter voelen als anderen wat meer naar hen omkeken. Dat klinkt heel simpel. Toch is het in de praktijk vaak ontzettend moeilijk. Vroeg of laat wordt iedereen met de gevolgen van zijn eigen daden geconfronteerd. Dat geldt ook voor het ontlopen van mensen die ernstig ziek zijn.”
Opnieuw legde de engel mij de handen op. Daarop zonk ik weg; het landschap om mij heen vervaagde. Even later werd ik badend in het zweet wakker en keerden de contouren van mijn slaapkamer weer. Ik keek op de wekker: het was vijf voor half vier. Die nacht sliep ik niet meer.

Bij het overlijden van Hendrik Kremer.
Opgedragen aan al mijn vergeten zielen, die toch niet vergeten zijn.
Bijpassende song: Memories - Within Temptation. 

 
 

vrijdag 12 oktober 2012

Vision - Film over het leven van Hildegard von Bingen


Beeld uit "Vision": Barbara Sukowa in haar rol als Hildegard von Bingen
 

In 1975 maakte Margarethe von Trotta als regisseur een daverend debuut met de film “Die verlorene Ehre der Katharina Blum” – een felle aanklacht tegen de Duitse schandaalpers - en in 1981 won ze met het psychologische drama “Die bleierne Zeit” de Gouden Leeuw op het Venetiaanse filmfestival. Ik was dan ook zeer benieuwd naar “Vision”, de door haar geregisseerde biografie over de twaalfde eeuwse mystica Hildegard von Bingen. Na het zien van deze film moet ik zeggen dat het resultaat mij niet tegenviel. “Vision”, uitgebracht in 2009, is niet geschikt voor liefhebbers van actiefilms, want die zullen vast gillend de zaal uitlopen. Voor mensen die houden van psychologische drama’s is hij echter zeer de moeite waard. Trotta is erin geslaagd om een goed beeld te geven van de sfeer van de vroege Middeleeuwen. Ook de karaktertekening van Hildegard en haar tijdgenoten komt vrij goed overeen met wat er in literaire bronnen over haar bekend is.

De titel van deze rolprent geeft aan wat de drijvende kracht was in Hildegards leven: de visioenen die zij al vanaf haar derde jaar zag. Daarbij verscheen haar een reusachtige zonneschijf waarop beelden werden geprojecteerd. Aan het eind van haar leven beschreef zij deze beelden a.v.: “Het licht dat ik aanschouw is niet aan de ruimte gebonden. Het is veel lichter dan een wolk, die de zon in zich draagt. Het wordt mij als ‘de afschaduwing van het levende licht’ aangeduid. En zoals de zon, de maan en de sterren zich in het water spiegelen, zo lichten daarin geschriften, woorden, krachten en bepaalde werken van de mensen voor mij op.”
Nu was het voor een monnik in de Middeleeuwen al heel moeilijk om van de kerkelijke autoriteiten erkenning te krijgen voor goddelijke openbaringen; voor een non was dat al helemaal een heidens karwei. Wie daarop aanspraak maakte, maar de clerus niet meekreeg, liep het risico om in het vervolg als ketter door het leven te gaan. Hildegard liet zich echter niet uit het veld slaan. Haar innerlijke drang om ermee naar buiten te komen was zó groot, dat ze haar geestelijke leidsman Volmar in vertrouwen nam en hem vertelde over haar openbaringen en visioenen. Deze tekende haar visioenen op en bracht op zijn beurt de abt van het benedictijner klooster op de hoogte, “dat we een non in ons midden hebben die boodschappen van God ontvangt”.

Trotta brengt die scène prachtig in beeld. Je ziet een abt, die zich van zijn waardigheid bewust is en de monnik Volmar op strenge toon ondervraagt: “Ben je er zeker van dat het geen boodschappen van de duivel zijn? En waarom heb je haar boodschappen zonder mijn toestemming opgeschreven? Daar heb je straf voor verdiend!”
Nederig buigt de monnik daarop voor zijn meerdere, maar hij verzekert hem dat hij ervan overtuigd is dat deze boodschappen zuiver zijn. De abt krabt zich dan peinzend over zijn kin totdat zijn ogen langzaam oplichten en er dollartekens in verschijnen: “Als men te weten komt dat we een non in ons klooster hebben die visioenen van God ontvangt, zullen we daar veel eer mee inleggen. De rijken zullen dit horen en ons veel geld en landerijen schenken!”

Hij geeft zich dus gewonnen. Daarmee zijn de problemen nog lang niet over, want een bisschoppelijk college, dat haar opdraagt om tekst en uitleg te geven over haar visioenen, trekt haar openbaringen later in twijfel: de paus zal over haar openbaringen moeten oordelen! Trotta portretteert deze mannen als Farizeeërs, die in lange, met edelstenen belegde jurken rondlopen en om zich heen kijken alsof niet God, maar zij zelf heer en meester zijn over deze wereld. Wanhopig richt Hildegard zich dan in een brief tot Bernardus van Clairveaux, een Franse cisterciënzer abt die in die tijd heel veel invloed had. Deze geeft zich al snel gewonnen en doet een goed woordje voor haar bij de paus. Daarmee is het pleit beslecht: Hildegards visioenen mogen met toestemming van de kerk worden opgetekend en verspreid.
Niet veel later – zo rond het midden van de twaalfde eeuw – verschijnt haar eerste boek “Scivias” – “Ken de wegen van de Heer”.  In diezelfde periode krijgt ze het gedaan dat ze een eigen vrouwenklooster mag stichten op de Rupertsberg bij Bingen, waarbij ze door de leiding van haar vroegere klooster behoorlijk wordt tegengewerkt. Dit klooster wordt een groot succes. Daarom wordt in 1165 onder haar leiding een tweede klooster gesticht, ditmaal in Eibingen.

Het is onmogelijk om het leven van zo’n belangrijke mystica in een film samen te vatten. Trotta beperkt zich daarom tot de essentie. Ze laat een uiterst gedreven en wilskrachtige non zien, die een taaie strijd moet voeren tegen de weerbarstige, uit mannen bestaande kerkelijke hiërarchie, die vooral uit was op bestendiging van de eigen machtspositie. En passant brengt ze daarbij ook in beeld waarin Hildegard uitblonk. Zo was zij was een van de grondleggers van de moderne geneeskunde en de eerste componiste die we met naam en toenaam kennen. Er bestaat tot op de dag van vandaag zelfs nog een tak van de alternatieve geneeskunde die op haar kennis van geneeskrachtige kruiden is gebaseerd.
Voor mijn gevoel staat Hildegard op dezelfde hoogte als Akiane Kramarik en Jeanne d’Arc. Het zijn alle drie vrouwen die leven vanuit de kracht van hun religieuze idealen: bezield, standvastig en onvermoeibaar. Toch hebben ook zij heel menselijke kanten. Trotta heeft dat laatste mooi in beeld gebracht. Dat maakt Hildegard alleen maar herkenbaarder en aantrekkelijker. Ondanks al haar religieuze ijver was en bleef zij een mens van vlees en bloed. Naar mijn smaak is dat Trotta’s grootste verdienste met “Vision”.    

dinsdag 2 oktober 2012

Integratie, een doodnormaal kosmisch verschijnsel


 
In bijna elk land zijn wel politici te vinden die zo’n hekel hebben aan buitenlanders dat hun politieke programma’s vooral zijn gebaseerd op vreemdelingenhaat. Het idee hierachter is dat een land er wel bij vaart als het ‘van vreemde smetten vrij’ is. Meestal komt dat erop neer dat zo veel mogelijk buitenlanders eruit moeten worden geschopt omdat zij verantwoordelijk zouden zijn voor alle maatschappelijke onrust, criminaliteit en werkloosheid. Als we die gekleurde, koeterwaals sprekende figuren het land uit hebben gewerkt, breken gouden tijden aan en is het weer rustig op straat en in de tram, zo luidt de simpele redenering die nog steeds een grote aantrekkingskracht uitoefent op eenvoudige lieden.
 

Vanuit de kosmos lijkt die gedachtegang nu te worden tegengesproken: ook in het heelal zijn allochtonen een doodnormaal verschijnsel. Heel veel zonnestelsels bevatten namelijk planeten, die vroeger rondom een andere ster hebben gedraaid. Het gebeurt soms dat een planeet op korte afstand wordt gepasseerd door een grotere, zwaardere planeet of door een ster. Daardoor kan hij uit zijn normale baan rondom een ster worden geslingerd. Zijn de krachten, die op zo’n planeet worden uitgeoefend, sterk genoeg, dan verdwijnt hij in de diepten van het heelal. In theorie kan dat zelfs met bewoonde planeten gebeuren!

Dat betekent trouwens niet dat een dergelijke planeet gedoemd is om voor altijd in zijn eentje door het heelal te zwerven. Na verloop van miljoenen jaren kan onze kosmische landloper opnieuw rakelings een toevallige ster passeren. Als zo’n ster met ongeveer dezelfde snelheid om het centrum van het melkwegstelsel draait en in dezelfde richting beweegt, kan die planeet zelfs voorgoed in zijn zwaartekrachtsveld terecht komen. Hij gaat dan baantjes draaien rondom zijn nieuwe gastheer. In sterrenkundig jargon spreekt men dan van een planeet die is ‘ingevangen’.
Zulke planeten komen redelijk vaak voor. Ongeveer één op de twintig sterren heeft een planeet om zich heen draaien die hij op zijn tocht door de ruimte heeft gevangen. Dat is kort geleden door twee sterrenkundigen ontdekt. De Nederlandse astronoom Thijs Kouwenhoven en zijn Israëlische collega Hagai Perets hebben dit vastgesteld nadat ze hadden onderzocht hoe de sterren in zgn. ‘open sterrenhopen’ om elkaar heen bewegen. Open sterrenhopen zijn groepen van tussen de 100 en de 1000 sterren. Ze staan vrij dicht op elkaar en zijn in dezelfde periode geboren. Omdat men tegenwoordig weet dat er om heel veel sterren planeten draaien – op 2 oktober dit jaar waren er al 838 ontdekt! – zal het in zo’n dichtbevolkte sterrenhoop af en toe gebeuren dat een planeet van het ene zonnestelsel naar het andere hopt. Zo’n reis van het ene zonnestelsel naar het andere kan zo maar miljoenen jaren duren. Sommige migrantenplaneten komen zelfs nooit bij een andere ster aan. Zo zijn er vrije planeten ontdekt die niet om een ster, maar om een andere vrije planeet zijn gaan draaien. Dat zijn twee eenzame zielen die elkaar gevonden hebben, zeg maar. In kosmische zin hokken ze samen op een eiland dat verder onbewoond is.

Sterrenkundigen hebben intussen ook verklapt dat het met die allochtone planeten goed gaat. Van botsingen of opstootjes is geen sprake, laat staan van scheldpartijen over en weer. Autochtone planeten en de pas binnengekomen migranten laten elkaar altijd met rust. Keurig netjes draaien de verse allochtonen op gepaste afstand rondom hun nieuwe ster. Meestal zijn hun banen wat groter dan die van hun autochtone broertjes en zusjes. Dat is normaal. Ze zijn immers net uit het heelal aan komen waaien. Ook gebeurt het vaak dat ze onder een wat andere hoek rondom hun nieuwe ster cirkelen. Toch is hun integratie keurig netjes verlopen. Geen wonder, want in het heelal maakt het geen lichtseconde uit waar je vandaan komt. Naar afkomst en grootte wordt in de kosmos niet gekeken. Relletjes komen in de ruimte dan ook niet voor. Wat wil je ook: in tegenstelling tot op aarde is integratie in het heelal een doodnormaal verschijnsel.