Verslagen van bijna-doodervaringen zijn vaak
indrukwekkend. Mensen die op het randje van de dood hebben gezweefd, maar
daarna weer bij kennis kwamen, vertellen vaak over overleden familieleden en
vrienden die zij hebben gezien en gesproken. Ook wordt hun soms een terugblik
gegund op het leven dat ze hebben geleid, maar dan zó levendig en indringend
dat het meer een herbeleving is dan een pure herinnering. Verder zien ze vaak
Jezus of andere personen uit religieuze tradities.
Wie zoiets heeft meegemaakt, twijfelt daarna nooit meer aan het bestaan van een
hiernamaals. De werkelijkheid, die men op zulke moment heeft gezien en ervaren,
wordt door BDE-ers immers als ‘echter’ dan de alledaagse werkelijkheid
beschouwd. Toch zijn de meeste medici er
niet van overtuigd dat BDE’s solide bewijzen vormen van een hiernamaals. Geen
wonder, want een bewustzijn dat onafhankelijk van de menselijke hersenen kan
bestaan is volgens hen per definitie onmogelijk.
Het gevolg daarvan is, dat BDE’s door hen meestal
worden afgedaan als hallucinaties of als ervaringen die tot stand komen onder
invloed van zuurstofgebrek. Het zouden de laatste signalen zijn van een
stervend bewustzijn, liedjes die het brein fluit in het donker. En hoewel al
deze fysiologische verklaringen voor BDE’s stuk voor stuk kunnen worden
weerlegd, blijft men in wetenschappelijke kringen met grote hardnekkigheid
vasthouden aan het idee dat ze niet wijzen op een leven na de dood. Wie desondanks
de moed heeft om die afhankelijkheidsrelatie tussen hersenen en bewustzijn ter
discussie te stellen en oppert dat de menselijke psyche het lichaam misschien
helemaal niet nodig heeft om te kunnen functioneren, wordt in wetenschappelijke
kringen al gauw met pek en veren besmeurd. Dat is ook wel begrijpelijk. Zo’n
stap wordt door veel wetenschappers immers beschouwd als het introduceren van
religie in de wetenschap - iets wat men met alle geweld wil vermijden.
Traditionele medici waren tot nu toe redelijk succesvol
in het verdedigen van het medische paradigma dat het bewustzijn ontstaat door
de hersenfuncties. Met veel inventiviteit bedachten ze telkens weer nieuwe
sluikwegen om vol te kunnen houden dat BDE’s noodsignalen zouden zijn die het
stervende brein uitzendt. Toch is er een nieuwe ontwikkeling die het deze
wetenschappers wel eens heel moeilijk zou kunnen maken om het idee van een
hiernamaals nog langer te ontkennen. Raymond Moody, de man die in 1975 grote
bekendheid kreeg door zijn BDE-boek “Leven na dit leven”, schreef in 2010 samen
met Paul Perry “Glimpses of Eternity” een boek over een daaraan verwant
onderwerp: gedeelde doodervaringen. Vorig jaar verscheen het bij uitgeverij Bruna
onder de titel “Een blik in de eeuwigheid”.
Onder gedeelde doodervaringen, kortweg GDE’s, verstaat Moody de bijzondere ervaringen
van familieleden, vrienden en zorgwerkers die aanwezig zijn bij het sterven van
iemand. Tijdens of kort na het overlijden van die persoon nemen zij een zeer
intens licht waar, zien zij dat zijn geest het lichaam verlaat of worden zij andere
gestalten rondom het bed van de stervende gewaar. Verder wordt vaak prachtige
muziek gehoord die niet van aardse oorsprong is of krijgt men beelden te zien
van de hemel. Ook komt het voor dat een familielid tijdens het overlijden van
een geliefde spontaan uittreedt en dan in die uitgetreden staat aanwezig is bij
het levenspanorama dat diegene te zien krijgt. Allerlei karakteristieke
momenten uit het leven van de gestorvene trekken dan zeer snel voorbij, alsof
een film in een enorm tempo wordt afgespeeld. Op zulke momenten vinden soms
hele gesprekken plaats met de overledene die als geest zijn lichaam al heeft
verlaten. Een mooi voorbeeld van zo’n GDE is het volgende. Hierin beschrijft
een moeder het sterven van haar zoon.
“In plaats van de kamer en alle medische apparatuur zag ik beelden voor me van
alles wat mijn zoon in zijn korte leven had meegemaakt. Hij stond zelf middenin
dat beeld, met een stralende, intens blije glimlach op zijn gezicht. Ik zag
Christus naar beneden komen en hem uit zijn lichaam tillen. Ik zag dat mijn
zoon zijn lichaam achterliet en een fel, stralend licht betrad waarin hij en ik
samen werden omringd door allemaal beelden uit zijn leven, tot in de kleinste
details. Zo zag ik hem in zijn eentje in zijn kamer spelen met zijn fort en
speelgoedsoldaatjes.”
Veel verschijnselen, die ook voorkomen bij BDE’s, zien
we dus terug bij GDE’s. Toch is er één belangrijk verschil: de mensen die een
GDE hebben gehad waren gezond en bij vol bewustzijn toen ze die ervaring
kregen. Het veelgehoorde argument dat deze verschijnselen het gevolg zouden
zijn van zuurstofgebrek of andere fysiologische problemen in de stervensfase
gaat voor GDE’s dus beslist niet op. Niettemin komen deze ervaringen in veel
opzichten overeen met het bekendere broertje ervan, de BDE. Dat betekent dat ze
hoogstwaarschijnlijk een gemeenschappelijke oorzaak moeten hebben. En welke
oorzaak ligt meer voor de hand dan dat men tijdelijk in de geest verbonden is
met de geest van een vriend of familielid en tijdens die momenten ervaart wat
hij of zij kort na het overlijden
doormaakt?
In zijn boek “De tunnel en het licht”, dat in 1988
verscheen, gaf Moody een systematisch overzicht van alle kenmerken die bij
BDE’s worden waargenomen. In “Een blik in de eeuwigheid” doet hij dat voor
GDE’s. Ook bespreekt hij achterin het boek de vragen die vaak worden gesteld
over deze categorie ervaringen. Het boek wordt besloten met het zoeken naar
verklaringen. Voor mijn gevoel had hij in dat slothoofdstuk wel wat
doortastender mogen zijn. Zo probeert hij GDE’s o.a. te verklaren uit de sterke
empathie die je kunt voelen voor een familielid of vriend, die op sterven ligt.
Ik denk dat dat wat al te voorzichtig is. Daar staat tegenover dat aan de hand
van GDE’s niet spatwaterdicht kan worden bewezen dat de mens niet meer is dan
een geest, die bij het sterven het lichaam verlaat en dan een hemelse sfeer binnengaat.
Maar Moody komt met dit boek daar wel heel dicht bij in de buurt. Wat er nog
aan ontbreekt is een sluitende theorie over de menselijke persoon en een
duidelijk concept over het hiernamaals. De GDE-verslagen bieden naar mijn idee voldoende
aanknopingspunten om ook die twee punten nader uit te werken.
Hoe dan ook, “Een blik in de eeuwigheid” vind ik zonder
meer aanrader. Het boek leest heel vlot en biedt heel veel voorbeelden van ervaringen
aan het sterfbed. Je moet wel heel sceptisch zijn ingesteld om na lezing ervan
vast te blijven houden aan het idee dat er geen leven is na de dood en dat de
mens uit niet meer dan een beetje materie bestaat. Ik ben daarom ook benieuwd
hoe ver Moody het zal schoppen om ook die sceptici en cynici over de streep te
trekken.