Er waren eens zeven kunstschilders. Ze hadden elkaar op de kunstacademie leren kennen, waren bevriend geraakt en hadden daarom besloten om een collectief op te richten. Een oud pakhuis dat langs een gracht stond leek hen wel geschikt voor dat doel. Ze kraakten het gebouw en namen allemaal hun intrek in een kamer. Dagelijks schilderden ze dat het een lieve lust was. ‘s Avonds dronken ze bier of namen een jointje. Dan speelden ze tot de late uurtjes op hun gitaren. Toch was er iets wat aan hen knaagde.
Omdat dat gevoel steeds erger begon te worden, riep Karel, de oudste van de club, de anderen bij elkaar voor overleg. Toen ze zo bij elkaar zaten in de huiskamer kwam het gesprek al gauw op de lege kamer op de benedenverdieping. Acht kamers waren er in het pakhuis, maar ze waren maar met z’n zevenen. Wat moesten ze met die lege kamer doen? Verhuren?
Het was Ed, de jongste, die raad wist. “Wij zijn met ons zevenen”, sprak hij, “en wij schilderen allemaal in ongeveer dezelfde stijl. De verkopen lopen daarom terug. De mensen willen iets nieuws zien, wij zijn te eenzijdig geworden. Nu is er een partij – de Partij voor de Vrijheid – waarin mensen zitten met heel andere ideeën dan wij. Dat brengt leven in de brouwerij. Misschien verkopen we dan wat meer schilderijen, want hun aanpak is populair. Een kunstschilder van de PVV, dát lijkt mij de oplossing. Hij kan wel in de lege kamer bij de ingang wonen, die is nog vrij.
De anderen stemden met dit voorstel in. En op een dag vonden ze een kunstenaar bereid om zich bij hen aan te sluiten. Hij had zijn vriendin meegenomen, maar dat vonden de anderen geen bezwaar. Een vrouw dient in deze kringen immers vaak als inspiratiebron of als model, en ze was nog jong en mooi. Zo sloegen ze twee vliegen in één klap.
Na verloop van tijd begon het knagende gevoel echter weer op te komen. Die nieuwe kunstenaar had een vreemde stijl die de anderen begon op te vallen. Zo schilderde hij kleurlingen alsof het apen waren, dicht behaard en met niet-begrijpende ogen. Ook mensen met linkse ideeën gaf hij op groteske wijze weer alsof ze mismaakt waren. In het begin negeerden de anderen dat, maar op den duur begon het storend te worden. Daarom riep Karel de groep bijeen om te overleggen over wat hun te doen stond.
Deze keer was het Willem die het woord nam. “Iedereen heeft zijn eigen stijl”, begon hij, “en het was misschien niet verkeerd om Govert, de PVV-er, in huis te nemen. Maar het is geen kunst, maar kitsch die hij maakt. Bovendien storen sommige bezoekers zich aan de rare schilderijtjes die hij ophangt bij de ingang. Hij schildert niet omwille van de kunst, maar om anderen te shockeren en op Arabieren en linkse mensen af te geven. Weg met hem!”
Govert en zijn vriendin antwoordden echter niet. Stil keken ze toe terwijl de anderen zich beraadden over de vraag of ze mochten blijven. Daarop nam Ed het woord. “Wat is kunst?”, sprak hij, “zijn wij niet allemaal aan het klodderen? Mogen we neerkijken op wat anderen maken, ook al is het misschien niet zo mooi?”
“Dit is geen partijbureau, we zijn hier om kunst te maken!”, antwoordde Willem. “Het is leuk dat ons groepje nu wat meer gemêleerd is, maar wat schieten we daarmee op? Kijk ‘es wat we in huis hebben gehaald. Hoe lang moeten we hier nog mee doorgaan?!”
Zo spraken zij, maar de vrienden konden het niet met elkaar eens worden. Twee nieuwe gesprekken leverden ook niets op, zodat ze het onderwerp maar lieten rusten. Daardoor verslechterde de sfeer in huis zienderogen. Wat er uit hun handen kwam werd zwakker en minder overtuigend. Steeds meer klanten liepen weg, want zij vonden de apenkoppen van Govert, die bij de ingang hingen, niet mooi.
Vijf jaar later werd het collectief daarom opgeheven; alle vrienden gingen toen hun eigen weg. Alleen Govert en zijn vriendin bleven nog een paar jaar in het pakhuis wonen. Toen de stijl waarin hij schilderde uit de mode was geraakt, vertrokken ook zij.
Vijf jaar later werd het collectief daarom opgeheven; alle vrienden gingen toen hun eigen weg. Alleen Govert en zijn vriendin bleven nog een paar jaar in het pakhuis wonen. Toen de stijl waarin hij schilderde uit de mode was geraakt, vertrokken ook zij.
Sindsdien ligt het pakhuis er verlaten bij. Na het vertrek van de laatste bewoners hebben de ratten bezit van het pand genomen. Maar soms is om middernacht nog het geluid van de vrienden te horen. Dan hoort de eenzame wandelaar uit de kapotte ramen stemgeluiden en snarenspel. Luisterend blijft hij staan totdat ook dat rumoer in de geluiden van de nacht is verstorven. Het collectief is niet meer.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten