donderdag 9 juni 2011

De dictatuur van de olifant met het kunstgebit


Vorige week verscheen “Zwevende gelovigen – oude religie en nieuwe spiritualiteit” van Joep de Hart. Als wetenschappelijk medewerker van het Sociaal en Cultureel Planbureau deed hij uitgebreid onderzoek naar de stand van zaken op religieus en spiritueel gebied in Nederland. Er wordt immers wat afgeloofd in ons landje. Parabeurzen hoppen als reizende circussen van het ene provinciestadje naar het andere, astrologen, waarzeggers, auralezers en andere wonderdoeners trekken volle zalen en boeken van alternatieve dominees als Hans Stolp vinden gretig aftrek. In schril contrast daarmee kwijnen de kerken in vergetelheid weg. Dominees preken nog slechts voor een handjevol bejaarden die rijp zijn voor het verpleeghuis en ook de pastoor ziet zijn vergrijzende schare met het jaar slinken. Alsof dat nog niet genoeg is worden veel kerken afgebroken en verbouwd tot studentenhuizen, wasserijen, kroegen of erger.

Er zijn dus twee duidelijke trends zichtbaar: de afkalving van de traditionele kerken en de opkomst van de nieuwe spiritualiteit. Om ze helder van elkaar te kunnen afbakenen maakt De Hart onderscheid tussen religie en spiritualiteit. De eerste term gebruikt hij vooral voor de aanhangers van de kerken, terwijl hij de term spiritualiteit reserveert voor alles wat meer met beleving, intuïtie en ervaring te maken heeft; dat vindt vooral buiten de kerken plaats.  
Die laatste groep is behoorlijk groot: ongeveer een kwart van de bevolking is geen lid van een kerk, maar wel geïnteresseerd in spiritualiteit. Het is vooral deze groep die vroeger bij veel onderzoeken naar religiositeit buiten de boot viel omdat men alleen het geloof van kerkleden onderzocht. Gelukkig wordt daar nu steeds meer rekening mee gehouden.
Een opvallende conclusie van “Zwevende gelovigen” is dat kerkelijke gelovigen, hoewel ze nog geen 40% van de bevolking vormen, veel vaker dan andere groepen betrokken zijn bij vrijwilligerswerk. Heel veel culturele en maatschappelijke organisaties zouden zonder hun inzet niet eens kunnen bestaan. Ook onder buitenkerkelijke gelovigen kom je trouwens meer vrijwilligers tegen dan onder groepen die helemaal niets met het geloof te maken willen hebben.
Zo bezien heeft geloof een heel nuttige functie. Door hun geloof creëren mensen allerlei netwerken die zich ook vertalen in maatschappelijke organisaties en culturele instellingen. Het is dan ook vreemd dat vooral militante atheïsten - waarmee ik niet de 14% atheïsten bedoel die zeker weten dat er geen god bestaat maar andersdenkenden niet bestrijden – vaak beweren dat het geloof schadelijk is voor individu en maatschappij. Het geloof zou als middel van onderdrukking en infantilisering worden gebruikt om de mensen aan te passen aan een systeem dat een kleine, bevoorrechte groep goed van pas komt.
Een kardinale fout die ze daarbij maken, is dat hun beeld van ‘de gelovige’ vooral slaat op de situatie van pakweg een eeuw geleden. Ze denken daarbij aan de fabrieksdirecteur die de arbeiders arm, en de pastoor die hen dom hield. Het geloof is daarbij een middel tot onderdrukking van de werkende klasse, als ‘opium van het volk’, zoals Marx het definiëerde. Met het geleidelijke verdwijnen van de kerken gaat die vlieger al lang niet meer op. Het zijn nu vooral de nieuwe spirituelen zonder binding met een kerk die de toon aangeven. Bovendien blunderen atheïsten door hun vrijage met de allang achterhaalde evolutietheorie. Er is nog nooit een missing link tussen twee soorten gevonden. Ook de door atheïsten aangehangen oerknaltheorie lijkt achterhaald. Wetenschappelijk bezien staan ze op glad ijs.  

Toch beroepen ze zich vaak op hun wetenschappelijke basis, waarbij de natuurwetenschappen favoriet zijn. Dat is een vreemde redenering: de wetenschappen nemen immers geen metafysisch standpunt in en kunnen dan ook niet worden gebruikt om aan te tonen dat het wereldbeeld van gelovigen niet zou kloppen. Wetenschap en geloof spreken een andere taal, het zijn verschillende benaderingen van de werkelijkheid. Ze sluiten elkaar dan ook niet uit. Ook onder wetenschappers vind je immers gelovigen, en het Vaticaan heeft een eigen sterrenwacht.

De mens is een spiritueel wezen en heeft behoefte aan een niveau van de werkelijkheid dat buiten het alledaagse en het zichtbare valt. Mensen die helemaal nergens in geloven zijn er heel weinig.  Deze mensen zijn, om met Joep de Hart  te spreken, even zeldzaam als een olifant met een kunstgebit. Het spreekt vanzelf dat pogingen van deze kleine, militante groep om anderen dictatoriaal het zwijgen op te leggen dan ook gedoemd zijn om te mislukken. Hun campagnes lijken op een aanval vanaf een roeiboot op een vliegdekschip. Onbegonnen werk dus. Geloof - of je het nu religie of spiritualiteit noemt - is altijd al een heel belangrijke drijfveer van de mens geweest. Onze kunst- en cultuurgeschiedenis is zonder religie zelfs ondenkbaar. Het is naïef om te denken dat daar ooit verandering in zal komen. De mens kan er nu eenmaal niet zonder. Met of zonder kunstgebit.

1 opmerking: