Het gebeurde iets voor twaalven. Terwijl ik op de dijk stond, met uitzicht op de zee vóór me en de eindeloze sterrennacht boven me, maakte een lichtpuntje zich los uit het sterrenbeeld Bootes. Eerst had ik er geen erg in. Met de handen losjes in m'n zakken stond ik naar de vuurtoren van Terschelling te kijken. Een prachtig gezicht is dat altijd, die zwaaibundel van de Brandaris die door de verten strijkt. Het heeft iets feeërieks, iets weemoedigs, die verre lichten aan de horizon, dat rusteloze tasten en speuren van een vuurtoren over de einder.
Omdat ik ingespannen naar de horizon tuurde, bemerkte ik niet dat er zich iets ongewoons voordeed aan het uitspansel. Het komt wel vaker voor dat je, staande op de dijk, plotseling vanuit je ooghoeken een meteoor opmerkt. Bliksemsnel richt je je blikken dan naar de plek waar het ongewone schijnsel zich voordoet. Soms heb je geluk en kun je nog net het laatste deel van het lichtend spoor volgen, maar vaak zijn die grappenmakers je te snel af en heb je het nakijken.
Dit was echter geen meteoor: het leek meer een ster, die zich geleidelijk los begon te maken uit het sterrenbeeld Bootes en langzaam helderder werd. Het bewoog naar het westen en kwam zo'n 45 graden boven de horizon tot stilstand. Ondertussen nam de helderheid ervan steeds meer toe. Oogverblindend werd het, maar juist op het moment waarop ik m'n blikken wilde afwenden, gebeurde er iets vreemds: het schijnsel van de ster veranderde geleidelijk in het beeld van een grote stad, die zich majestueus tussen de sterren uitstrekte.
Ik hapte naar adem, maar bleef gefascineerd kijken. Was dit misschien een hologram of een beeld dat door een laserbeam werd geprojecteerd? Maar nee, dat was volstrekt onmogelijk: het beeld, dat ik zag, was loepscherp. Het moest uit een andere dimensie komen. Diep van binnen bewaarde ik mijn kalmte en bleef geconcentreerd en met volledig overzicht van de situatie alles registreren wat zich voor mijn ogen afspeelde.
Vóór me, boven de lichtbundel van de Brandaris, zag ik een brede straat van een mij onbekende stad. Zo te zien lag deze straat op een heuvel, want hij liep glooiend af naar een plein dat ik nog net in de verte kon waarnemen. Aan weerszijden van de straat stonden huizen met drie en vier verdiepingen. Het leken wel huizen uit het eind van 19e en het begin van de 20e eeuw. De gevels ervan waren allemaal in verschillende kleuren beschilderd: groen, geel, zalmkleurig, blauw, diep donkerrood. Kennelijk was het het oude centrum van een grote stad. Het was midden overdag, maar toch was het behoorlijk donker. Inktzwarte wolken pakten zich boven de stad samen. Even later flitsten de eerste bliksemschichten door het zwerk. Maar het was geen gewone bliksem: ik huiverde toen ik een enorme bolbliksem zag, die zich als een slang van electriserend licht door de straat voortbewoog, als een wild, verscheurend dier, op zoek naar zijn prooi.
De hemel werd snel donkerder en steeds meer bliksems doorkliefden het zwerk. Enkele ogenblikken later begon het te stortregenen. Het water kolkte schuimend door de straten, terwijl de bolbliksems er overheen sisten als slangen.
Wat er zich in de huizen afspeelde, kon ik niet zien, daar kon ik alleen maar naar gissen. Maar de kracht van de electrische ontladingen was zó overweldigend groot, dat er ongetwijfeld slachtoffers moesten vallen. Op de straat zelf was het uitgestorven; er was geen sterveling te zien.
Op dat moment verschoof het beeld, alsof ik door een onzichtbare hand werd opgetild. Met grote snelheid zonk de stad onder me weg, zodat ik een overzicht kreeg van de omgeving waarin ik mij bevond. En plotseling drong het tot me door dat ik San Francisco onder me zag, San Francisco, en dat nog wel in het uur waarop de oude aarde verging...
De aarde brak open, spleet, scheurde. Ik keek in de gapende muil van een trechter in het aardoppervlak, een diepe voor die snel breder werd. Ik zag hele straten, wijken en wegen wegtuimelen in de afgrond. Daar bleef het niet bij, want vanuit mijn positie zag ik op veel meer plaatsen in de stad openingen ontstaan, waarin de bebouwing wegzakte.
Terwijl het bleef bliksemen en donderen en de regen onophoudelijk neergutste, begon het allerergste wat ik ooit gezien heb: er openden zich steeds meer vurige aders in de aarde, die alles opslokten wat nog overeind was gebleven. Rook steeg op uit de vurige schachten en een dichte smog hulde de miljoenenstad in nevelen. Een waas van rook en vuur onttrok de stad steeds meer aan het zicht.
Het was alsof ik nog verder werd opgetild en nu zo'n tweehonderd kilometer boven de aarde zweefde. Heel westelijk Californië brak af van het Amerikaanse vasteland en zonk in een orgie van rook en vuur in zee. Enorme dampen stegen uit de Pacific op, giftige dampen vol zwavel. Vanaf de plek waar ik me bevond kon ik andere delen van de aarde zien. Overal zag ik hetzelfde beeld: enorme bliksemschichten, inktzwarte wolken, aardbevingen en ook vulkanen die sidderend tot ontlading kwamen. Was dit nu het definitieve einde van de aarde, het laatste shot van de wereld zoals ik die kende?
Omdat ik ingespannen naar de horizon tuurde, bemerkte ik niet dat er zich iets ongewoons voordeed aan het uitspansel. Het komt wel vaker voor dat je, staande op de dijk, plotseling vanuit je ooghoeken een meteoor opmerkt. Bliksemsnel richt je je blikken dan naar de plek waar het ongewone schijnsel zich voordoet. Soms heb je geluk en kun je nog net het laatste deel van het lichtend spoor volgen, maar vaak zijn die grappenmakers je te snel af en heb je het nakijken.
Dit was echter geen meteoor: het leek meer een ster, die zich geleidelijk los begon te maken uit het sterrenbeeld Bootes en langzaam helderder werd. Het bewoog naar het westen en kwam zo'n 45 graden boven de horizon tot stilstand. Ondertussen nam de helderheid ervan steeds meer toe. Oogverblindend werd het, maar juist op het moment waarop ik m'n blikken wilde afwenden, gebeurde er iets vreemds: het schijnsel van de ster veranderde geleidelijk in het beeld van een grote stad, die zich majestueus tussen de sterren uitstrekte.
Ik hapte naar adem, maar bleef gefascineerd kijken. Was dit misschien een hologram of een beeld dat door een laserbeam werd geprojecteerd? Maar nee, dat was volstrekt onmogelijk: het beeld, dat ik zag, was loepscherp. Het moest uit een andere dimensie komen. Diep van binnen bewaarde ik mijn kalmte en bleef geconcentreerd en met volledig overzicht van de situatie alles registreren wat zich voor mijn ogen afspeelde.
Vóór me, boven de lichtbundel van de Brandaris, zag ik een brede straat van een mij onbekende stad. Zo te zien lag deze straat op een heuvel, want hij liep glooiend af naar een plein dat ik nog net in de verte kon waarnemen. Aan weerszijden van de straat stonden huizen met drie en vier verdiepingen. Het leken wel huizen uit het eind van 19e en het begin van de 20e eeuw. De gevels ervan waren allemaal in verschillende kleuren beschilderd: groen, geel, zalmkleurig, blauw, diep donkerrood. Kennelijk was het het oude centrum van een grote stad. Het was midden overdag, maar toch was het behoorlijk donker. Inktzwarte wolken pakten zich boven de stad samen. Even later flitsten de eerste bliksemschichten door het zwerk. Maar het was geen gewone bliksem: ik huiverde toen ik een enorme bolbliksem zag, die zich als een slang van electriserend licht door de straat voortbewoog, als een wild, verscheurend dier, op zoek naar zijn prooi.
De hemel werd snel donkerder en steeds meer bliksems doorkliefden het zwerk. Enkele ogenblikken later begon het te stortregenen. Het water kolkte schuimend door de straten, terwijl de bolbliksems er overheen sisten als slangen.
Wat er zich in de huizen afspeelde, kon ik niet zien, daar kon ik alleen maar naar gissen. Maar de kracht van de electrische ontladingen was zó overweldigend groot, dat er ongetwijfeld slachtoffers moesten vallen. Op de straat zelf was het uitgestorven; er was geen sterveling te zien.
Op dat moment verschoof het beeld, alsof ik door een onzichtbare hand werd opgetild. Met grote snelheid zonk de stad onder me weg, zodat ik een overzicht kreeg van de omgeving waarin ik mij bevond. En plotseling drong het tot me door dat ik San Francisco onder me zag, San Francisco, en dat nog wel in het uur waarop de oude aarde verging...
De aarde brak open, spleet, scheurde. Ik keek in de gapende muil van een trechter in het aardoppervlak, een diepe voor die snel breder werd. Ik zag hele straten, wijken en wegen wegtuimelen in de afgrond. Daar bleef het niet bij, want vanuit mijn positie zag ik op veel meer plaatsen in de stad openingen ontstaan, waarin de bebouwing wegzakte.
Terwijl het bleef bliksemen en donderen en de regen onophoudelijk neergutste, begon het allerergste wat ik ooit gezien heb: er openden zich steeds meer vurige aders in de aarde, die alles opslokten wat nog overeind was gebleven. Rook steeg op uit de vurige schachten en een dichte smog hulde de miljoenenstad in nevelen. Een waas van rook en vuur onttrok de stad steeds meer aan het zicht.
Het was alsof ik nog verder werd opgetild en nu zo'n tweehonderd kilometer boven de aarde zweefde. Heel westelijk Californië brak af van het Amerikaanse vasteland en zonk in een orgie van rook en vuur in zee. Enorme dampen stegen uit de Pacific op, giftige dampen vol zwavel. Vanaf de plek waar ik me bevond kon ik andere delen van de aarde zien. Overal zag ik hetzelfde beeld: enorme bliksemschichten, inktzwarte wolken, aardbevingen en ook vulkanen die sidderend tot ontlading kwamen. Was dit nu het definitieve einde van de aarde, het laatste shot van de wereld zoals ik die kende?
Heel langzaam trokken de nevels op. De damp, die boven verschillende continenten en oceanen had gehangen, vervluchtigde. Toen de contouren van de zeeën en de landmassa's weer geleidelijk opdoemden uit de sluier die boven de planeet had gehangen, zag ik dat het aanzien van de aarde grondig was veranderd. Waar eens het water van de oceaan had geklotst in eindeloze deining, strekte zich nu een breed vasteland uit; delen van de oude continenten waren verdwenen en hadden plaats gemaakt voor de zee. Het leek wel alsof ik naar een andere planeet keek met een andere topografie: de aarde was onherkenbaar geworden.
Het belangrijkste verschil met vroeger zat 'm echter niet in de verdeling van water en land: de hardheid van de vroegere contouren was verdwenen. Het leek alsof de aarde werd omspeeld door een onaards, mild licht, een tintelende gloed, een zachte aanraking van licht, alsof ze door een engelenhand was beroerd.
Ik bleef kijken, ademloos, staande op de dijk, maar in de geest als door een reuzenhand hoog boven de aarde weggetild. Onder me straalde een vriendelijk licht me tegemoet, de glans van een andere wereld, een nieuwe aarde, een aarde waaruit al het kwaad was verdwenen, verdampt, wegbelicht door een hemelse gloed.
Het beeld van de aarde, dat ik al die tijd boven de horizon had gezien, loste geleidelijk op. Toen alle contouren waren vervaagd, verdichtte het zich tenslotte tot dezelfde ster, die aanvankelijk mijn aandacht had getrokken. Terwijl de intensiteit van zijn schijnsel langzaam afnam, zocht hij zijn oorspronkelijk plaats tussen de sterren van Bootes weer op.
Lang bleef ik naar dat onooglijk sterretje van de vierde grootte kijken. Wat had die ster in vredesnaam met de radicale omvorming van de aarde te maken? Misschien wel niets, misschien betekende dat alleen maar een verandering van perspectief en duidde het op een verplaatsing in tijd en ruimte.
Zwijgend, roerloos bleef ik staan. Maar toen er tien minuten later niets bijzonders meer was voorgevallen, herademde ik weer. Ik kreeg weer aandacht voor de geluiden van de zee, voor meeuwen die krijsend overscheerden, voor de lichten in de verte van schepen die langzaam voortstoomden, op weg naar Duitse en Scandinavische havensteden. En plotseling, als uit een oude, diepe zweer, welden tranen in me op, tranen weertegen ik geen verweer had. Tranen van vreugde en verdriet, tranen over het heden, het verleden en de toekomst van de aarde, de planeet waar hemel en hel dicht bij elkaar leven, waar liefde en haat zich met elkaar lijken te vermengen, waar woorden, daden en gedachten een mens kunnen optillen naar het goddelijke licht, maar ook naar de diepste afgronden van de hel. En ik zegende de dag waarop er eind zou komen aan alle kwaad, alle duisternis, alle onvrede, alle haat, al het onrecht dat er wordt begaan...
Het belangrijkste verschil met vroeger zat 'm echter niet in de verdeling van water en land: de hardheid van de vroegere contouren was verdwenen. Het leek alsof de aarde werd omspeeld door een onaards, mild licht, een tintelende gloed, een zachte aanraking van licht, alsof ze door een engelenhand was beroerd.
Ik bleef kijken, ademloos, staande op de dijk, maar in de geest als door een reuzenhand hoog boven de aarde weggetild. Onder me straalde een vriendelijk licht me tegemoet, de glans van een andere wereld, een nieuwe aarde, een aarde waaruit al het kwaad was verdwenen, verdampt, wegbelicht door een hemelse gloed.
Het beeld van de aarde, dat ik al die tijd boven de horizon had gezien, loste geleidelijk op. Toen alle contouren waren vervaagd, verdichtte het zich tenslotte tot dezelfde ster, die aanvankelijk mijn aandacht had getrokken. Terwijl de intensiteit van zijn schijnsel langzaam afnam, zocht hij zijn oorspronkelijk plaats tussen de sterren van Bootes weer op.
Lang bleef ik naar dat onooglijk sterretje van de vierde grootte kijken. Wat had die ster in vredesnaam met de radicale omvorming van de aarde te maken? Misschien wel niets, misschien betekende dat alleen maar een verandering van perspectief en duidde het op een verplaatsing in tijd en ruimte.
Zwijgend, roerloos bleef ik staan. Maar toen er tien minuten later niets bijzonders meer was voorgevallen, herademde ik weer. Ik kreeg weer aandacht voor de geluiden van de zee, voor meeuwen die krijsend overscheerden, voor de lichten in de verte van schepen die langzaam voortstoomden, op weg naar Duitse en Scandinavische havensteden. En plotseling, als uit een oude, diepe zweer, welden tranen in me op, tranen weertegen ik geen verweer had. Tranen van vreugde en verdriet, tranen over het heden, het verleden en de toekomst van de aarde, de planeet waar hemel en hel dicht bij elkaar leven, waar liefde en haat zich met elkaar lijken te vermengen, waar woorden, daden en gedachten een mens kunnen optillen naar het goddelijke licht, maar ook naar de diepste afgronden van de hel. En ik zegende de dag waarop er eind zou komen aan alle kwaad, alle duisternis, alle onvrede, alle haat, al het onrecht dat er wordt begaan...
Ik spreidde mijn armen uit, met mijn handpalmen omhoog naar de sterren, en bad om innerlijke vrede. Alle onrust verdween daardoor uit me, zodat ik even later met een gerust hart terug kon reizen naar de stad, peinzend, ontroerd, een intense ervaring rijker.
Wat ontroerend, zo mooi Hendrik.
BeantwoordenVerwijderenMet tranen in de ogen je stuk gelezen, prachtig, dank je wel voor het delen.
Dat je dit mocht beleven.
Warme groet Jeltje
Dank je, Jeltje, voor jouw lovende reactie. Wat ik in dit verhaal beschrijf zijn de beelden die ik ooit zag toen ik me voorstelde hoe het eruit zou zien als de wereld verging. Het is dus puur mijn eigen fantasie daarover. Aan de andere kant verwacht ik wel grote veranderingen op aarde, vooral op geestelijk gebied. Dat het aantal rampen toeneemt, is trouwens wel duidelijk. Laten we hopen dat we er zonder al te veel kleerscheuren doorheen komen.
BeantwoordenVerwijderenDank je voor het antwoord, Hendrik.
BeantwoordenVerwijderenGeloven is vertrouwen, Liefde wint, hoe dan ook.;-)
Warme groet