maandag 22 april 2013

De nacht van het ruimteschip (1)


 
Achteraf kan ik niet meer precies zeggen wanneer het begonnen is, maar op een nacht was het er, zomaar, en nestelde het zich in mijn hoofd met een onverwoestbare kracht en een hardnekkigheid waardoor ik meteen wist dat het nooit meer weg zou gaan. Ik heb ertegen gevochten, geloof me, ik heb gedaan wat ik kon; ik heb geneesheren en therapeuten bezocht, zowel regulier als alternatief, kruidentheeën gedronken, oosterse en westerse meditatietechnieken beoefend, ja ik heb me zelfs van onder tot boven door een ondoorgrondelijk kijkende Chinees met spelden laten prikken om het weg te krijgen – maar het mocht allemaal niet baten: het melodietje dat nu al weken door mijn hoofd speelt gaat van zijn levensdagen niet meer weg. Het is echt om gek van te worden.

’s Nachts ben ik gaan zwerven, niet lopend, maar op mijn racefiets, om maar aan iets anders te denken. Dan heb ik een MP3-speler erbij aan, de oortelefoontjes diep in mijn oren gedrukt, en probeer ik me op de muziek te concentreren. Soms lukt dat, maar meestal niet, want dan krijgt dat verrekte melodietje weer de overhand en bekruipt mij soms de neiging om maar in de sloot te fietsen, want dan ben ik van al dat gedonder af. Maar ik mag daar niet aan toegeven, het leven is te kostbaar om me door dat getetter eronder te laten krijgen. Daarom haal ik alles uit de kast om nog zo veel mogelijk een normaal leven te leiden, of iets wat daarvoor doorgaat tenminste.
 
Gelukkig is nu het einde van de tunnel in zicht. Dat wil zeggen: ik hoop het vurig, maar helemaal zeker weten doe ik het niet. U moet weten dat ik een keer, toen ik ’s nachts aan het fietsen was, als in trance ben doorgereden naar de Noordzeekust. Daar wilde ik ongestoord naar de sterren kijken, ver weg van alle neonreclames en lichtmasten die het zicht op de sterrenhemel verpesten. Heerlijk vind ik dat, om in mijn eentje de Melkweg te zien die zich van horizon tot horizon door het firmament slingert, een tijdloze oase van rust en stilte in een knotsgekke wereld. Een rustig nachtje onder de sterren zou het echter niet worden. Daar zorgden die vreemde gasten wel voor die ik er tegenkwam. Wie het zijn en waar ze vandaan komen – Joost mag het weten. Ze komen in elk geval van ver, dat is zeker. Anders land je niet midden in de nacht in een UFO op een verlaten plekje op het Noordzeestrand. Sinds ik hen heb ontmoet is alles anders geworden.

Het moet tegen een uur of twee ’s nachts zijn geweest toen ik mijn fiets vastmaakte aan een hekje aan de voet van de duinen. Echt donker was het niet, want het was helder en hoog in het zuiden scheen de volle maan. Snel liep ik daarom het rulle zandpad op. Daarachter, zo wist ik, ruiste de Noordzee. Maar tot mijn stomme verbazing zag ik in die heldere sterrennacht niet alleen de branding, maar ook een groot, zilverkleurig voorwerp dat op het strand rustte. Het leek wel een ruimteschip. Ik schat dat het een doorsnee had van zo’n 25 meter. Het was rond, wat afgeplat en bezat een soort patrijspoorten die hel verlicht waren. Rondom het voorwerp liepen vier kleine wezentjes in zilverkleurige pakken. Ik kon niet zien wat ze aan het doen waren. Een beetje eng was het wel, want ze waren misschien wel gewapend, maar mijn nieuwsgierigheid won het van mijn angst. Daarom begon ik naar het ruimteschip toe te lopen. Dat ik mijn angst opzij zette had ook nog een andere reden: de ellendige melodie die mij nu al weken lang het leven zuur maakte, werd steeds zwakker naarmate ik dichter in de buurt van het vreemde voorwerp kwam. Zou dat gejengel misschien helemaal stoppen als ik ervoor stond? Toen ik het ruimteschip tot op een paar passen genaderd was, wachtte me echter een verrassing.
 
- wordt vervolgd -

Geen opmerkingen:

Een reactie posten