Jaar in, jaar uit staat
hij op de hoogvlakten van de Andes, stug de zengende hitte van overdag en de vrieskoude
sterrennachten trotserend: de Inca in zijn veelkleurige plunje, onder de hemel
van azuur die de besneeuwde pieken overspant.
Al eeuwenlang kijkt hij
uit over de diepten van de Andes en de hoogten van het sterrenrijk. Vele zonnen
heeft hij zien opkomen en ondergaan. Kaarsrecht als zijn spies, die naast hem op
de rotsbodem rust, houdt hij ’s nachts bij zijn knapperend houtvuur de wacht. Scherp steekt zijn silhouet af tegen de
flonkerende sterrenhemel.
Zijn ogen zijn gericht op
het onpeilbare, op de wereld achter de sterren, op de regionen boven de bleke,
wassende maan, op de verste sneeuwkragen die hij met zijn priemende blikken kan
zien.
Zo staat hij te wachten op
wat komen gaat. Zijn raadselachtige glimlach omspeelt zijn vol en breed gelaat.
Zijn zwijgen is het zwijgen van de man die alles heeft gezien, alles heeft
gehoord wat eens te beluisteren viel, en daarna zijn ogen vol verwachting ten
hemel slaat, wetend dat dit niet het laatste is.
Hij wacht op het
antwoord dat komen zal, wanneer de rotsen als op bevel van hogerhand zullen
openscheuren, de bergmassieven van de aarde zullen wankelen, de zon in zijn
vurige opkomst blijft steken en de mensen in blinde verwarring zullen vluchten
naar niet bestaande oorden waar het beter is. De aarde zal beven als de
Gevederde Slang terugkeert naar zijn volk.
Geduldig wacht hij tot de tijden als het koren zijn gerijpt om vrucht af te werpen, en alle stervelingen terugkeren in de schoot van moeder aarde. Hij telt de cycli van zon en maan, de wenteling van sterrenwerelden, tot alle hemeltekens samenvallen.
Op het afgesproken uur zal de wereld herboren worden. Uit water en vuur, hemel en aarde, goud en sterrenstof. Langzaam schuift de zon naar het centrum van de Melkweg. De Gevederde Slang spant zijn kosmische kruisboog. Nog even.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten