Kritiek op deze centrale gedachtegang in
het christendom is er altijd al geweest. Deze kritiek komt erop neer dat de
mens zozeer door zijn streven naar persoonlijke verlossing in beslag genomen
wordt, dat men het aardse leven in feite onbelangrijk vindt. De prikkel om aan
armoede, maatschappelijke wantoestanden en onderdrukking een einde te maken zou
daardoor veel te zwak zijn. Volgens deze critici is de aarde voor veel
christenen niet meer dan een wachtkamer of voorportaal, waar men punten hoopt
op te sparen die men later kan verzilveren voor een eeuwig bestaan in hemelse
gelukzaligheid. De christen zou zich,
kortom, te veel richten op zijn persoonlijke heil in het hiernamaals en te
weinig op het gemeenschappelijke welzijn in het hier en nu. Graag ga ik
hieronder op deze kritiek in.
DE INDIVIDUELE ZIEL EN HET LEERSTUK VAN DE WEDEROPSTANDING
Hoe ziet dat voortbestaan van de individuele ziel er volgens christenen uit? De
voorstellingen hierover werden eeuwenlang beheerst door de leer van de
lichamelijke wederopstanding. Deze leer werd in allerlei kerken, waaronder de
Rooms-Katholieke kerk, aangehangen. Daarbij baseerde men zich op het dogma van
de 'zielenslaap', zoals o.a. geformuleerd door Thomas van Aquino. Tot 'de
jongste dag', die bij de terugkeer van Christus zou aanbreken, zouden de zielen
van de overledenen slapen. Daarna zouden ze lichamelijk worden opgewekt om
ofwel in de hemel, ofwel in de hel terecht te komen.
Tegenwoordig geloven steeds minder mensen in een fysieke wederopstanding. De
meeste predikanten, priesters en kerkleden denken dat dit veel meer geestelijk
moet worden opgevat. Ook over de 'wederkomst van Christus' wordt heel verschillend
gedacht. Alleen fundamentalisten geloven nog in een fysieke terugkeer van
Christus. Zij denken dat Hij letterlijk ‘op de wolken’ zal terugkomen.
Sterker nog: met christelijke en bijbelse argumenten kun je aannemelijk maken
dat dat dogma van de zielenslaap een enorme misvatting is. Zo heb ik in 2001
een boekje vertaald van Otto Feuerstein. Daarin laat hij zien hoe
ongeloofwaardig deze leer is. Met ‘de jongste dag’ wordt bv. de dag bedoeld
waarop de individuele mens sterft en in de geestelijke wereld aankomt. Daarom
kan die dag nooit samenvallen met de wederkomst; voor iedereen is ‘de jongste
dag’ immers weer verschillend, afhankelijk van de dag waarop men overgaat.
VERZWAKT HET CONCEPT VAN DE INDIVIDUELE ZIEL DE AANDACHT VOOR DE MEDEMENS?
De traditionele opvatting van de opwekking van de doden bij de wederkomst van
Christus is dus discutabel, maar dat geldt binnen het christendom niet voor het
idee dat de mens een individuele ziel heeft en dat men daarmee moet proberen de
hemel te bereiken. Leidt dit streven naar persoonlijke verlossing nu niet tot
egocentrisme en het verwaarlozen van de aandacht voor de medemens en de
samenleving als geheel? M.a.w.: stimuleert dit mensen misschien tot
wereldmijding en een eenzijdige gerichtheid op het hiernamaals, zoals veel
critici menen?
Daar heb ik mijn vraagtekens bij. Het hangt er van af hoe je het geloof vorm
geeft. Zo is de ‘charitas’, de dienst aan de naaste, een wezenlijk onderdeel
van het christelijke geloof. De zorg voor anderen weegt binnen het christendom
heel zwaar. Het is niet voor niets dat Joep de Hart in zijn gedegen onderzoek
“Zwevende gelovigen – oude religie en nieuwe spiritualiteit” heeft aangetoond
dat het vooral christenen zijn die heel veel tijd steken in allerlei soorten
vrijwilligerswerk. Veel meer dan andere groepen in de samenleving zetten zij
zich hiervoor in. Tekenend is verder dat de gezondheidszorg in het Westen uit
kerken en kloosters is voortgekomen. Dat is lijnrecht in tegenspraak met de
gedachte dat het christendom zou leiden tot wereldmijding en egocentrisme.
Wat is verder het eerste wat BDE-ers zien als ze een glimp van de geestelijke
wereld mogen opvangen? Zijn dat niet de familieleden en vrienden van wie men
heel veel houdt? Daarom geloof ik niet dat mensen zó ontzettend op zichzelf
gericht zijn, dat ze alleen maar oog hebben voor hun eigen, eeuwige heil en
anderen daarbij uit het oog verliezen. Zeker, het komt natuurlijk voor, maar
het vloekt wel met de essentie van het christendom.
HEBBEN OOK ANDERE LEVENDE WEZENS EEN INDIVIDUELE ZIEL?
Sommige critici zullen misschien opmerken dat het inconsequent is om wél aan
mensen een individueel voortbestaan toe te kennen, maar niet aan andere levende
wezens. Daar kan ik twee dingen op zeggen. Allereerst zijn er ook stromingen (antroposofie
e.d.) waarbij men ervan uitgaat dat ook de zielen van planten en dieren na de
dood voortbestaan. Wél geloven zij dat deze zielen in een volgend leven worden
samengevoegd tot complexere levensvormen. Ze verdwijnen dus niet, maar worden
ingepast in een groter geheel. Zo uniek is de mens volgens hen dus ook weer
niet.
In de tweede plaats wordt de mens binnen het christendom als 'de kroon van de
schepping' beschouwd, met de notie dat de mens het enige wezen is dat naar het
evenbeeld van God geschapen is. Daarmee bedoelt men dat alleen de mens (naast
een lichaam en een ziel) over een geest beschikt, terwijl andere levende wezens
alleen beschikken over een lichaam en een ziel. Op iemand die puur
natuurwetenschappelijk denkt, komt dat heel arbitrair over, maar dat is wel de
verklaring voor dit kenmerkende verschil.
Het idee van een individuele menselijke ziel, die onafhankelijk van het fysieke
lichaam kan bestaan, is dan ook niet strijdig met het streven naar
medemenselijkheid, geloof, hoop en liefde. Soms hoor je mensen ook opperen dat
het bestaan van zo’n individuele ziel niet wetenschappelijk kan worden
aangetoond. Dat berust op een gebrek aan kennis van de vorderingen op het
gebied van de parapsychologie. Van minstens vijf paranormale verschijnselen,
die uitgaan van het bestaan van de individuele ziel, heeft men voldoende wetenschappelijk
kunnen aantonen dat ze bestaan. Jammer genoeg gaat men daar vaak met een boogje
omheen. Dat geldt ook voor de talloze authentieke verhalen van BDE-ers, die
zeer overtuigend zijn.
HET EINDE VAN HET GELOOF IN DE MATERIE
Ik geloof dan ook dat de reductionistische wetenschap, inclusief zijn
ontkenning van de individuele menselijke ziel, op de lange duur geen stand kan
houden. Het is nog maar een kwestie van tijd voordat men niet langer om de
realiteit van het leven na de dood heen kan. De nooddijken die men in steeds
hoger tempo opwerpt om dat ontkennen, staan op instorten. De heftigheid waarmee
men bv. authentieke BDE-verhalen probeert te ontkrachten door ze toe te schrijven
aan hallucinaties, zuurstofgebrek en andere puur fysiologische oorzaken, is een
onmiskenbaar teken van angst en onzekerheid. Ergens voelt men wel dat er een
voortbestaan is en dat datgene, wat een mens tijdens zijn leven heeft gezegd,
gedacht en gedaan, niet zomaar kan worden uitgewist. Maar met alle geweld loopt
men voor de consequenties ervan weg.
Als de authenticiteit van BDE’s als
beschrijvingen van een hiernamaals onomstotelijk wordt aangetoond, valt
de materialistische manier van denken en wetenschap bedrijven in duigen en
heeft het atheïsme het pleit voor eens en voor al verloren. Tot die tijd zullen
er nog wel de nodige achterhoedegevechten worden geleverd. Niettemin heeft het geloof
dat er niet meer is dan de materie zijn beste tijd gehad. Daarvoor stapelen
zich té veel bewijzen en aanwijzingen op dat zo’n eenzijdige kijk op de
werkelijkheid ons echt niet verder brengt, maar het zicht op de ware natuur van
mens en kosmos eerder onnodig beperkt.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten