zaterdag 14 januari 2012

Maakt het geloof in het hiernamaals de mens egoïstisch?


In de christelijke leer gaat men ervan uit dat de mens een individuele, door God geschapen ziel heeft die door de zondeval beschadigd is geraakt. Daardoor is de weg van de menselijke ziel naar de hemel versperd. Om nu de band tussen God en mens te herstellen zond God zijn Zoon die door zijn leer en het offer van zijn kruisdood de weg naar de hemel weer heeft vrij gemaakt. Iedereen, die in zijn verlossend optreden gelooft en Hem navolgt, komt volgens die leer in een ‘verheerlijkt lichaam’ in de hemel terecht.

Kritiek op deze centrale gedachtegang in het christendom is er altijd al geweest. Deze kritiek komt erop neer dat de mens zozeer door zijn streven naar persoonlijke verlossing in beslag genomen wordt, dat men het aardse leven in feite onbelangrijk vindt. De prikkel om aan armoede, maatschappelijke wantoestanden en onderdrukking een einde te maken zou daardoor veel te zwak zijn. Volgens deze critici is de aarde voor veel christenen niet meer dan een wachtkamer of voorportaal, waar men punten hoopt op te sparen die men later kan verzilveren voor een eeuwig bestaan in hemelse gelukzaligheid.  De christen zou zich, kortom, te veel richten op zijn persoonlijke heil in het hiernamaals en te weinig op het gemeenschappelijke welzijn in het hier en nu. Graag ga ik hieronder op deze kritiek in.

DE INDIVIDUELE ZIEL EN HET LEERSTUK VAN DE WEDEROPSTANDING
Hoe ziet dat voortbestaan van de individuele ziel er volgens christenen uit? De voorstellingen hierover werden eeuwenlang beheerst door de leer van de lichamelijke wederopstanding. Deze leer werd in allerlei kerken, waaronder de Rooms-Katholieke kerk, aangehangen. Daarbij baseerde men zich op het dogma van de 'zielenslaap', zoals o.a. geformuleerd door Thomas van Aquino. Tot 'de jongste dag', die bij de terugkeer van Christus zou aanbreken, zouden de zielen van de overledenen slapen. Daarna zouden ze lichamelijk worden opgewekt om ofwel in de hemel, ofwel in de hel terecht te komen. 
Tegenwoordig geloven steeds minder mensen in een fysieke wederopstanding. De meeste predikanten, priesters en kerkleden denken dat dit veel meer geestelijk moet worden opgevat. Ook over de 'wederkomst van Christus' wordt heel verschillend gedacht. Alleen fundamentalisten geloven nog in een fysieke terugkeer van Christus. Zij denken dat Hij letterlijk ‘op de wolken’ zal terugkomen.

Sterker nog: met christelijke en bijbelse argumenten kun je aannemelijk maken dat dat dogma van de zielenslaap een enorme misvatting is. Zo heb ik in 2001 een boekje vertaald van Otto Feuerstein. Daarin laat hij zien hoe ongeloofwaardig deze leer is. Met ‘de jongste dag’ wordt bv. de dag bedoeld waarop de individuele mens sterft en in de geestelijke wereld aankomt. Daarom kan die dag nooit samenvallen met de wederkomst; voor iedereen is ‘de jongste dag’ immers weer verschillend, afhankelijk van de dag waarop men overgaat.   

VERZWAKT HET CONCEPT VAN DE INDIVIDUELE ZIEL DE AANDACHT VOOR DE MEDEMENS?  
De traditionele opvatting van de opwekking van de doden bij de wederkomst van Christus is dus discutabel, maar dat geldt binnen het christendom niet voor het idee dat de mens een individuele ziel heeft en dat men daarmee moet proberen de hemel te bereiken. Leidt dit streven naar persoonlijke verlossing nu niet tot egocentrisme en het verwaarlozen van de aandacht voor de medemens en de samenleving als geheel? M.a.w.: stimuleert dit mensen misschien tot wereldmijding en een eenzijdige gerichtheid op het hiernamaals, zoals veel critici menen?

Daar heb ik mijn vraagtekens bij. Het hangt er van af hoe je het geloof vorm geeft. Zo is de ‘charitas’, de dienst aan de naaste, een wezenlijk onderdeel van het christelijke geloof. De zorg voor anderen weegt binnen het christendom heel zwaar. Het is niet voor niets dat Joep de Hart in zijn gedegen onderzoek “Zwevende gelovigen – oude religie en nieuwe spiritualiteit” heeft aangetoond dat het vooral christenen zijn die heel veel tijd steken in allerlei soorten vrijwilligerswerk. Veel meer dan andere groepen in de samenleving zetten zij zich hiervoor in. Tekenend is verder dat de gezondheidszorg in het Westen uit kerken en kloosters is voortgekomen. Dat is lijnrecht in tegenspraak met de gedachte dat het christendom zou leiden tot wereldmijding en egocentrisme. 

Wat is verder het eerste wat BDE-ers zien als ze een glimp van de geestelijke wereld mogen opvangen? Zijn dat niet de familieleden en vrienden van wie men heel veel houdt? Daarom geloof ik niet dat mensen zó ontzettend op zichzelf gericht zijn, dat ze alleen maar oog hebben voor hun eigen, eeuwige heil en anderen daarbij uit het oog verliezen. Zeker, het komt natuurlijk voor, maar het vloekt wel met de essentie van het christendom.

HEBBEN OOK ANDERE LEVENDE WEZENS EEN INDIVIDUELE ZIEL?
Sommige critici zullen misschien opmerken dat het inconsequent is om wél aan mensen een individueel voortbestaan toe te kennen, maar niet aan andere levende wezens. Daar kan ik twee dingen op zeggen. Allereerst zijn er ook stromingen (antroposofie e.d.) waarbij men ervan uitgaat dat ook de zielen van planten en dieren na de dood voortbestaan. Wél geloven zij dat deze zielen in een volgend leven worden samengevoegd tot complexere levensvormen. Ze verdwijnen dus niet, maar worden ingepast in een groter geheel. Zo uniek is de mens volgens hen dus ook weer niet. 

In de tweede plaats wordt de mens binnen het christendom als 'de kroon van de schepping' beschouwd, met de notie dat de mens het enige wezen is dat naar het evenbeeld van God geschapen is. Daarmee bedoelt men dat alleen de mens (naast een lichaam en een ziel) over een geest beschikt, terwijl andere levende wezens alleen beschikken over een lichaam en een ziel. Op iemand die puur natuurwetenschappelijk denkt, komt dat heel arbitrair over, maar dat is wel de verklaring voor dit kenmerkende verschil.

Het idee van een individuele menselijke ziel, die onafhankelijk van het fysieke lichaam kan bestaan, is dan ook niet strijdig met het streven naar medemenselijkheid, geloof, hoop en liefde. Soms hoor je mensen ook opperen dat het bestaan van zo’n individuele ziel niet wetenschappelijk kan worden aangetoond. Dat berust op een gebrek aan kennis van de vorderingen op het gebied van de parapsychologie. Van minstens vijf paranormale verschijnselen, die uitgaan van het bestaan van de individuele ziel, heeft men voldoende wetenschappelijk kunnen aantonen dat ze bestaan. Jammer genoeg gaat men daar vaak met een boogje omheen. Dat geldt ook voor de talloze authentieke verhalen van BDE-ers, die zeer overtuigend zijn. 

HET EINDE VAN HET GELOOF IN DE MATERIE
Ik geloof dan ook dat de reductionistische wetenschap, inclusief zijn ontkenning van de individuele menselijke ziel, op de lange duur geen stand kan houden. Het is nog maar een kwestie van tijd voordat men niet langer om de realiteit van het leven na de dood heen kan. De nooddijken die men in steeds hoger tempo opwerpt om dat ontkennen, staan op instorten. De heftigheid waarmee men bv. authentieke BDE-verhalen probeert te ontkrachten door ze toe te schrijven aan hallucinaties, zuurstofgebrek en andere puur fysiologische oorzaken, is een onmiskenbaar teken van angst en onzekerheid. Ergens voelt men wel dat er een voortbestaan is en dat datgene, wat een mens tijdens zijn leven heeft gezegd, gedacht en gedaan, niet zomaar kan worden uitgewist. Maar met alle geweld loopt men voor de consequenties ervan weg.

Als de authenticiteit van BDE’s als beschrijvingen van een hiernamaals onomstotelijk wordt aangetoond, valt de materialistische manier van denken en wetenschap bedrijven in duigen en heeft het atheïsme het pleit voor eens en voor al verloren. Tot die tijd zullen er nog wel de nodige achterhoedegevechten worden geleverd. Niettemin heeft het geloof dat er niet meer is dan de materie zijn beste tijd gehad. Daarvoor stapelen zich té veel bewijzen en aanwijzingen op dat zo’n eenzijdige kijk op de werkelijkheid ons echt niet verder brengt, maar het zicht op de ware natuur van mens en kosmos eerder onnodig beperkt. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten