maandag 21 maart 2011

Undercover in de ouderenzorg


Mummelende oudjes die uren achtereen in een poepluier moeten liggen, bewoners die blikvoer krijgen voorgeschoteld, oude vrouwtjes die tegen hun wil op een stoel worden vastgebonden – de lijst met horrorverhalen over verpleeghuizen is schier eindeloos. De nood in deze sector heeft inmiddels zo’n amplitude bereikt dat sociale wetenschappers en journalisten steeds vaker een tijdje meedraaien in de ouderenzorg om verslag te doen van de verschrikkingen waaraan onze geronten blootstaan.

Gewoonlijk resulteren deze boeken in een reeks aanbevelingen hoe het allemaal beter kan en ook beter zou móeten: schrap een laag even overbodige als overbetaalde managers, verminder de administratieve rompslomp, geef elke bewoner een eigen kamer en – vooral – zorg voor meer handen aan het bed, dan komt het goed. Ministers en staatssecretarissen beloven met het schaamrood op de kaken beterschap bij Pauw & Witteman, er worden commissies ingesteld en rapporten geschreven, en na verloop van tijd verflauwt de aandacht voor dit onderwerp weer.

Baanbrekend op dit gebied was “In de wachtkamer van de dood” van de cultureel antropologe en juriste Anne-Mei The. Twee jaar lang werkte ze als onderzoeker in een verpleeghuis in de Randstad. Zonder opsmuk en met veel oog voor details beschreef ze haar ervaringen in deze instelling. Het boek, dat in april 2005 verscheen, maakte de tongen los: was het nu echt zó erg in de ouderenzorg, had opa het werkelijk zo slecht?
Interviews volgden, de opschudding was groot. Maar ondertussen nam het personeelsgebrek in de zorg alsmaar toe, waardoor er steeds meer schrijnende situaties ontstonden. Voor een deel kwam dat door de uittocht van gediplomeerden in de ouderenzorg, waardoor er relatief veel mensen kwamen te werken met weinig scholing en ervaring. Door de hoge werkdruk en de lage salariëring is het beroep niet aantrekkelijk voor jongeren. Bovendien kampt men met het hardnekkige imago dat men er vooral de billen van oude vrouwtjes moet wassen. Vacatures kunnen daardoor moeilijk worden vervuld.

Om te inventariseren hoe de zorg aan ouderen er tegenwoordig uitziet, werkte verpleegkundige en HP-journalist Ivo van Woerden vorig jaar twee maanden lang als uitzendkracht in vijf verschillende verpleeg- en verzorgingshuizen in Rotterdam. In eerste instantie had hij in alle openheid aan allerlei instellingen gevraagd of hij een tijdje volwaardig mee mocht lopen voor het maken van een journalistiek verslag. Sommige instellingen waren daartoe bereid, maar altijd wilden ze controleren wat hij te zien zou krijgen en hoe laat hij op de afdeling aanwezig was. Het is begrijpelijk dat hij daar niet op in kon gaan; hij wilde in alle vrijheid kunnen rondkijken waar en wanneer hij maar wilde. Vandaar zijn keuze om undercover te gaan. Dat hield natuurlijk ook het risico in dat hij zou worden ontmaskerd. Zijn boek krijgt daardoor iets Pietje Bell-achtigs: hij gaat de zorg in met een c.v. met een gat van drie jaar en moet voortdurend op zijn tellen passen.

Wat mij bij de lezing van dit boek vooral opviel is dat kleinschalige woonvormen voor demente bejaarden, die zich op de borst slaan omdat men er cliëntgericht te werk gaat, soms nog slechter zijn dan grootschalige verpleeghuizen. Zo vertelt Van Woerden dat hij in zijn eentje in zo’n woongroep moest zorgen voor negen zwaar demente bejaarden. Hij moest er ook medicijnen uitdelen. Toen hij vroeg hoe hij de bewoners kon herkennen, zei men tegen hem dat hij dan maar moest kijken in het lipje in hun kraag. Natuurlijk bestond daarbij het risico dat ze elkaars kleren hadden aangetrokken. Foutje bedankt. Bovendien werden in die kleinschalige woonvorm enkele bewoners tegen hun wil gefixeerd. Eén oude vrouw, die vroeger door haar man was mishandeld, werd zelfs strak vastgesnoerd in een tuigje en daarna op haar bed vastgebonden. Dat heeft natuurlijk niets meer met cliëntgerichte zorg te maken. Van Woerden is daar dan ook terecht verontwaardigd over.

Eén element springt er in dit boek uit: het gigantische personeelsgebrek in de ouderenzorg. Het eerste wat hij bij binnenkomst altijd hoorde was wie er allemaal ziek waren en welke afdeling handen te kort kwam. Bijna nooit werd er gewerkt met het aantal personeelsleden dat minimaal vereist was om de zorg goed uit te kunnen voeren. Die enorme werkdruk heeft pijnlijke gevolgen. Zo zijn er ouderen die hun best doen om vooral niet ‘lastig’ te worden gevonden en daardoor niet de zorg krijgen die ze verdienen, terwijl bewoners die wel krachtig voor zichzelf opkomen soms door het personeel worden verwaarloosd, bv. doordat men hen extra lang op de w.c. laat zitten.

Van Woerden doet een aantal aanbevelingen voor verbetering van de zorg. Zo beschrijft hij een kleinschalige woonvorm in Arnhem, een initiatief van `De Drie Nooteboomen´, een organisatie die zich ervoor inzet om de zorg beter en goedkoper te maken. In dat huis wordt niemand gefixeerd en doen de bewoners veel dingen gezamenlijk. Ze hebben er heel veel vrijheid. Als ze een wijntje willen drinken, dan kan dat. Willen ze om half twaalf naar bed? Geen probleem. Er is genoeg personeel om het iedereen naar de zin te maken. Bovendien - en dat is de kern van alles - heerst er een andere cultuur dan in de meer traditionele verpleeghuizen. De bewoner staat er echt centraal en er is volop aandacht voor zijn of haar verhaal. Wie zou er als bejaarde niet in zo´n huis willen wonen?
De schrijver heeft in zijn boek een aantal interviews opgenomen, o.a. met Jan Hamers, hoogleraar ouderenzorg aan de Maastrichtse universiteit, en Erik Scherder, professor in de bewegingswetenschappen in Groningen. Zij doen aanbevelingen voor een cultuuromslag in de zorg, waardoor de bewoner minder afhankelijk wordt gemaakt: kijk niet te veel naar wat de bewoner allemaal niet kan, maar ga vooral uit van de mogelijkheden die hij of zij nog wel heeft. Betrek hem bij het huishouden, laat hem meer en vrijer bewegen, vermijd zoveel mogelijk het gebruik van onrustmedicatie en fixeermiddelen.
Door deze pleidooien voor een betere zorg, waarbij de bewoner écht centraal staat, gaat Van Woerden verder dan Anne-Mei The, die de aandacht wilde vestigen op de wantoestanden die vooral in de Randstad in de ouderenzorg waren ontstaan. Ik hoop dan ook dat er iets met zijn aanbevelingen wordt gedaan en men niet opnieuw in het prevelen van goede voornemens zal blijven steken. Zijn boek verdient m.i. een beter vervolg.

2 opmerkingen:

  1. Inderdaad lijkt het erop of personeelstekort vaak de boeman is in de ouderenzorg. Daarom klinkt de kleinschalige woonvorm in Arnhem ook als muziek in de oren. Echter gaat dit uiteraard heel veel geld kosten. En dat geld is er momenteel niet voor de zorg....

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Inderdaad lijkt het erop of personeelstekort vaak de boeman is in de ouderenzorg. Daarom klinkt de kleinschalige woonvorm in Arnhem ook als muziek in de oren. Echter gaat dit uiteraard heel veel geld kosten. En dat geld is er momenteel niet voor de zorg....

    BeantwoordenVerwijderen